Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

584

Vragen van het lid Samsom (PvdA) aan de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de plannen van de Elektriciteitsproductiemaatschappij Zuid-Nederland om plutonium in Borssele te verwerken. (Ingezonden 13 december 2006)

1

Kent u het bericht «Kerncentrale Borssele wil splijtstof met plutonium gebruiken»?1

2

Is er eerder onderzoek gedaan naar het gebruik van mixed oxide splijtstof, waarbij de splijtstof uit zowel uranium als plutonium bestaat? Zo ja, wat waren toen de conclusies ten aanzien van bijvoorbeeld vergunningstechnische aspecten en de veiligheid?

3

Hoe staat de aankondiging van Elektriciteitsproductiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) om haar eigen plutonium te gebruiken als splijtstof in verhouding tot uw eerdere verzekering aan de Kamer dat al het plutonium dat door EPZ geproduceerd is en nog zal worden geproduceerd, is overgedragen aan derden? Is er toch nog plutonium beschikbaar voor Nederlands gebruik? Zo ja, wat wordt er met dat plutonium gedaan, mochten de plannen voor hergebruik door EPZ niet doorgaan? Zo neen, welk plutonium gaat EPZ dan gebruiken in haar splijtstof?

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Van Geel (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer). (Ontvangen 5 januari 2007)

1

Ja.

2

Voorzover mij bekend heeft EPZ in het verleden de mogelijkheid van de toepassing van MOX wel onderzocht, maar ik beschik niet over de resultaten van die onderzoeken. Door de overheid is in 1998 opdracht aan NRG gegeven om de mogelijkheden voor het gebruik van MOX in Nederlandse reactoren te onderzoeken. De resultaten van dit onderzoek zijn op 12 mei 1999 aan de Kamer ter beschikking gesteld (Kamerstukken II 1998–1999, 25 422, nr. 6, bijlage). Daaruit bleek dat toepassing van MOX in de kerncentrale Borssele technisch mogelijk is. De veiligheidstechnische aspecten zijn daarbij niet onderzocht zodat ik daar geen nadere uitspraken over kan doen. Wel is duidelijk dat voor de toepassing van MOX een aanpassing van de Kernenergiewet-vergunning noodzakelijk is en dat in dat kader ook veiligheidsanalyses en een milieu-effect rapport moeten worden opgesteld.

3

In mijn brieven van 29 april 2005 en 9 augustus 2005 (Kamerstukken II 2004–2005, 30 000, nr. 5 (bijlage) en nr. 15) heb ik de Tweede Kamer bericht dat het plutonium dat uit de opwerking van de in de kerncentrale Borssele gebruikte splijtstof vrijkwam wordt overgedragen aan derden en niet naar Nederland zal terugkomen. Inmiddels is publiek bekend geworden dat EPZ haar plutonium overdraagt aan het bedrijf AREVA NC (voorheen Cogéma) dat het gebruikt om MOX voor haar internationale klanten te fabriceren. Dit kan althans opgemaakt worden uit de uittreksels van de contracten tussen AREVA NC en EPZ, die het Franse bedrijf eerder in 2006 op haar internetsite heeft gepubliceerd.

Het in vraag 1 bedoelde krantenbericht vermeldt alleen, dat EPZ de mogelijkheid van MOX-gebruik opnieuw bestudeert in het licht van de langere bedrijfstijd voor de kerncentrale, die mogelijk is geworden na het afsluiten van het convenant. Volgens eerdere mededelingen van EPZ is een MOX onderzoek enkele jaren geleden afgebroken wegens onzekerheid over de bedrijfsduur van de centrale. Het convenant heeft deze onzekerheid weggenomen, zodat blijkbaar het onderzoek weer is opgepakt.

Ik verwacht dat, indien dit onderzoek zal leiden tot een voornemen van EPZ om MOX te gaan inzetten, ik hiervan tijdig zal worden geïnformeerd, zodat de van toepassing zijnde procedures voor vergunningen en dergelijke ingeleid kunnen worden.


XNoot
1

 Provinciale Zeeuwse Courant, 15 november 2006.

Naar boven