Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2001

Vragen van de leden Jansen (SP) en Samsom (PvdA) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de bouw van een nieuwe kolencentrale in Geertruidenberg. (Ingezonden 1 juni 2007)

1

Hebt u kennis genomen van het voornemen van Essent om een nieuwe kolencentrale te bouwen in Geertruidenberg1, terwijl E.ON, RWE, Elektrabel en NUON eerder bekend gemaakt hebben plannen voor kolencentrales te zullen indienen?

2

Vindt u de bouw van vijf kolencentrales acceptabel in het licht van uw ambities met betrekking tot het klimaatbeleid? Zo neen, wat gaat u ondernemen om deze plannen tegen te houden, dan wel, welke eisen gaat u stellen aan het minimaliseren van de emissies van CO2, SO2, NOx en fijnstof?

3

Kunt u op basis van bestaande wetgeving bouwplannen blokkeren dan wel alle randvoorwaarden stellen die u in het kader van het klimaatbeleid noodzakelijk acht? Zo ja, welke mogelijkheden heeft u? Zo neen, op welke termijn kan de Kamer voorstellen tegemoet zien om dit alsnog te regelen?

4

Bent u voornemens subsidies te verstrekken aan experimenten voor CO2-opslag? Zo ja, welke randvoorwaarden met betrekking tot het netto afvangrendement en het maximale energieverlies ten behoeve van de afvang en opslag gaat u verbinden aan eventuele subsidies?

5

Waarom ziet u ervan af om (van meet af aan) de kosten voor de CO2-opslag te internaliseren in de energieprijs?

Antwoord

Antwoord van minister Cramer (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer), mede namens de minister van Economische Zaken. (Ontvangen 28 juni 2007)

1

Ja. Gezien haar betrokkenheid, beantwoord ik uw vragen mede namens de minister van Economische Zaken.

2

Ik kan mij goed voorstellen dat de aangekondigde bouw van vijf kolencentrales in Nederland deze vraag doet opkomen. Passen al deze plannen wel bij de Nederlandse en Europese klimaatambities? In zowel Europa als in Nederland is besloten de klimaat- en energiebakens te gaan verzetten. De internationale impasse rond het klimaatbeleid moest worden doorbroken. Er is gekozen voor scherpe ambities voor 2020, voor het terugdringen van de emissies van broeikasgassen, voor het fors verhogen van het tempo van energiebesparing en voor een sterke toename van de inzet van hernieuwbare energiebronnen. Deze ambities, daar ben ik zeker van, zullen niet zonder gevolgen blijven voor de ontwikkeling van de energievraag en voor de inzet van fossiele brandstoffen. Een tempo van 2% energiebesparing per jaar zal de vraag verminderen en gecombineerd met het dekken van mogelijk eenderde deel van de elektriciteitsbehoefte met hernieuwbare bronnen kan dit niet zonder gevolgen blijven voor de aanbodzijde van fossiele opwekking. Het is dus zeer de vraag of de marktcondities voor centrales gebaseerd op fossiele energiebronnen nog dezelfde zijn als ten tijde van de aanvraag van de betreffende milieuvergunningen. Investeerders in nieuwe centrales zullen hier rekening mee moeten houden.

Los van de vraag hoeveel nieuwe centrales worden gebouwd ben ik van mening dat we kolen als fossiele brandstof niet kunnen missen met het oog op een betrouwbare, op de lange termijn gerichte energievoorziening. En het heeft ook geen zin om als Nederland daarin een andere positie te kiezen dan andere landen doen. Zowel de energievoorziening als het klimaatprobleem hebben immers een mondiale dimensie. Maar ik ben er ook van overtuigd dat de CO2-emissies van kolencentrales op termijn niet meer zijn te combineren met onze klimaatambities. Daarom zullen we het komende decennium zo snel mogelijk in Europees verband moeten toewerken naar een situatie waarbij de afvang en ondergrondse opslag van CO2 stand der techniek wordt, waarmee het in het kader van de vergunningverlening zal worden voorgeschreven en de kosten voor rekening van de exploitant zijn, c.q. worden opgevangen binnen het Europese systeem van emissiehandel. Mijn inzet in Europees verband is om deze situatie binnen 10 jaar te bereiken. Als een bedrijf nu kolencentrales wil bouwen, zal ze in haar financiële prognoses hiermee rekening moeten houden.

Op dit moment werkt de Europese Commissie aan herziening van het Europese handelssysteem. Nederland en andere lidstaten pleiten voor meer harmonisatie en toewijzing van de rechten op Europees niveau, met per sector een emissieplafond, ondermeer voor de elektriciteitssector. In die situatie hevelt elke lidstaat een stuk nationale emissieruimte over naar Europa. Alle Europese centrales krijgen dan vanuit de gezamenlijke emissieruimte rechten toebedeeld waarbij het wat betreft CO2 niet meer uitmaakt waar centrales staan. De emissies van deze centrales worden immers opgevangen binnen het Europese plafond. Ze drukken daarmee niet meer op de doelen van het Nederlandse klimaatbeleid. Dit neemt niet weg dat de energiecentrales gezamenlijk wel moeten bijdragen aan de Europese klimaatdoelstellingen.

Nieuwe kolencentrales die de komende jaren worden gebouwd, moeten al zijn voorbereid op de toekomstige toepassing van CCS en energiebedrijven moeten daarnaast investeren in de ontwikkeling, demonstratie en toepassing van CO2-afvang en opslag (CCS). Deze boodschap draag ik samen met de minister van Economische Zaken uit. In hun recente aanbod ten behoeve van de klimaatambities van het kabinet heeft elk van de betrokken elektriciteitsproducenten deze lijn onderschreven. De bedrijven hebben zich bereid verklaard te investeren in CCS mits de overheid daartoe ook bijdraagt door de juiste condities te scheppen. De komende maanden zal worden uitgewerkt welke die condities zijn en welke rol daarbij voor de overheid past. Duidelijk is dat financiële steun van de overheid (nationaal en Europees) tijdelijk is en zich zal richten op de ontwikkelings- en demonstratiefase die we nog moeten doorlopen. Daarna zal CCS zichzelf moeten bedruipen.

Bovenstaande ingrediënten, emissiehandel met voor de elektriciteitscentrales een Europees plafond, een significante inzet van biomassa en toepassing van CCS, maken dat ik de bouw van nieuwe kolencentrales uiteindelijk acceptabel vind in het licht van de klimaatambities van het kabinet.

De bouw van nieuwe kolencentrales is niet van invloed op de inspanningen van het kabinet op het terrein van energiebesparing en hernieuwbare energie. Deze inspanningen zullen onverminderd gericht blijven op het realiseren van de doelen uit het Coalitie-akkoord. Ook de aandacht en mogelijkheden voor decentrale opwektechnieken zullen er niet door verminderen. De energietransitie zal zich overal moeten voltrekken. Daarbij bieden de nieuwe kolencentrales wel de mogelijkheid op grote schaal biomassa als brandstof in te zetten, hetgeen eveneens een grote bijdrage kan leveren aan de ambities met betrekking tot het klimaatbeleid.

Wat betreft de emissies van de andere in de vraag genoemde milieuverontreinigende stoffen verwacht ik dat de betreffende milieuvergunningen van de provincies zeer ambitieus zullen zijn en verantwoord in het licht van de Europese verplichtingen die Nederland op dat punt heeft. Vanuit mijn departement vindt hierover intensief overleg plaats met de betreffende provincies en de bedrijven. Ik zet mij ervoor in dat er in Nederland op het punt van de milieuvoorschriften grosso modo een level playing field ontstaat met strenge eisen met als uitkomst dat de nieuwe kolencentrales zondermeer de schoonste van Europa zullen zijn. Alles wijst erop dat zowel de bedrijven als de provincies zich het belang hiervan realiseren.

Tot slot ga ik ervan uit dat de nieuwbouw van efficiëntere kolencentrales er in de periode tot 2020 toe zal leiden dat de oudste en minst efficiënte kolencentrales uit bedrijf zullen worden genomen.

3

Zoals u weet is de elektriciteitsproductie geliberaliseerd en kan de overheid geen bouwplannen blokkeren.

De overheid geeft aan onder welke randvoorwaarden kolencentrales mogen worden gebouwd. Voor wat betreft de milieu-aspecten zijn dat het rijk (voor CO2) en de provincie (voor stoffen zoals de verzurende emissies). Voor CO2 staat de Europese richtlijn inzake emissiehandel het mij niet toe eisen aan de emissie van deze stof te stellen. Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven heb ik er echter voldoende vertrouwen in dat het CO2-emissiehandelssysteem uiteindelijk, in combinatie met de toepassing van CCS en de grootschalige inzet van biomassa, een voldoende krachtig instrument is om kolencentrales te kunnen toestaan binnen de klimaatambities van Nederland en Europa.

4

Ja, in de ontwikkelings- en demonstratiefase die we nog moeten doorlopen ben ik daartoe bereid. Recent is bekendgemaakt dat het kabinet 80 mln euro beschikbaar stelt voor kleine demonstratieprojecten met CO2-afvang en -opslag (CCS) die in de periode 2008–2012 gerealiseerd moeten worden. Deze projecten hebben een kleine schaal en zijn nog niet of nauwelijks van invloed op het rendement van de energieconversie. Deze experimenten zijn ondermeer bedoeld om meer kennis te verwerven over het rendementsverlies en te onderzoeken hoe dat kan worden beperkt. Daarom is het op dit moment niet mogelijk al randvoorwaarden op die punten te formuleren. Na de komende demonstratieprojecten zal een beter beeld bestaan van de eisen die aan de volgende fase van marktintroductie aan de techniek kunnen worden gesteld.

Ik verwacht dat CCS in de nabije toekomst onvermijdelijk zal worden als mitigatiemaatregel binnen het klimaatbeleid. De betrokken energiebedrijven hebben dit recent in hun aanbod voor de klimaatambities van dit kabinet bevestigd waarbij ze aangeven dat ze op middellange termijn enkele grote demonstratieprojecten willen realiseren mits het kabinet het benodigde flankerend beleid gaat voeren. In het werkprogramma van het project Schoon en Zuinig zal ik op dit aanbod reageren. Uitgangspunt daarbij is dat de kosten van CCS, vanaf het moment dat het stand der techniek is en kan worden voorgeschreven, voor rekening van de exploitant zijn.

5

De kosten van CO2-emissiereductie maken thans reeds deel uit van de elektriciteitsprijs via het mechanisme van de CO2-handel. Internalisering van de kosten van CCS is een goed uitgangspunt mits dit geharmoniseerd in Europees verband gebeurt. Ik ga ervan uit dat dit uiteindelijk zal gebeuren doordat CCS onderdeel gaat vormen van het Europese handelssysteem waarin de rechten niet langer gratis worden verstrekt, dan wel dat de techniek van CCS mettertijd in Europees verband wordt voorgeschreven. Tot die situatie is bereikt is flankerend overheidsbeleid relevant. Ik ga ervan uit dat dit zich zal voordoen bij de grotere demonstratieprojecten.


XNoot
1

http://www.refdag.nl/artikel/1303487/Kolencentrale+Essent+komt+in+Geertruidenberg.html

Naar boven