Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
155
Vragen van het lid Kant (SP) aan de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport over het aanbieden van medische preventieve check-ups. (Ingezonden 11 september 2006)
1
Hoeveel en welke aanbieders en verzekeraars die total body scans of andere
medische check-ups aanbieden waarvoor men een vergunning op grond van de Wet
op het bevolkingsonderzoek (Wbo-vergunning) moet hebben zijn inmiddels daadwerkelijk
aangeschreven? Hebben zij allen hun werkzaamheden stopgezet?1
2
Deelt u de mening dat de check-ups van Preventive Care, Executive Health
Management net zoals van Prescan vergunningplichtig zijn? Zo ja, waarom kunnen
zij hun werkzaamheden dan gewoon voortzetten? Wanneer gaat u ervoor zorgen
dat zijn hun werkzaamheden beëindigen?2
3
Klopt het dat het Openbaar Ministerie een onderzoek heeft ingesteld naar
de werkzaamheden van Prescan maar niets kan doen omdat de werkzaamheden in
Duitsland worden uitgevoerd? Zo ja, gaat u de Wbo zodanig aanpassen dat u
hier wel iets tegen kunt doen?
4
Is er inmiddels een besluit genomen over de aanvraag van het NIPED? Zo
ja, hoe is dat uitgevallen?
5
Kent u de reclame van Prescan en vindt u hun claim daarin geoorloofd?
Zo neen, wat gaat u hieraan doen?
6
Is het u bekend dat bedrijven door Prescan worden benaderd om hun personeelsleden
preventief te laten onderzoeken? Zo ja, vindt u het acceptabel dat Prescan
haar klantenkring wil uitbreiden terwijl er geen vergunning is voor de door
haar ondernomen activiteiten? Wat kunt u hiertegen doen?
Antwoord
Antwoord van minister Hoogervorst (Volksgezondheid, Welzijn
en Sport). (Ontvangen 19 oktober 2006)
1
Tot nu toe zijn door VWS alle zorgverzekeraars aangeschreven, die in de
door hun gepubliceerde polisvoorwaarden 2006 preventief onderzoek naar prostaatkanker,
borstkanker en of baarmoederhalskanker aanbieden.
De Inspectie voor de gezondheidszorg heeft het NIPED instituut bezocht,
die tezamen met Delta Lloyd/OHRA een pilot met de zogenaamde «PreventieKompas»
is gestart. Het NIPED heeft de pilot zodanig aangepast dat er geen onderzoeken
worden verricht die in het kader van de WBO vergunningplichtig zijn. Daarnaast
heeft het NIPED een WBO vergunning aangevraagd bij VWS om in de toekomst vergunningplichtig
onderzoek te kunnen uitvoeren.
Op zeer korte termijn zullen alle andere aanbieders waarvan het vermoeden
bestaat dat ze medische check-ups aanbieden die vergunningplichtig zijn in
de zin van de WBO, worden geïnspecteerd. Op basis van die resultaten
zal de inspectie verdere acties ondernemen, zoals het melden van overtredingen
bij het OM.
2
Om definitief vast te stellen of de check-ups van Preventive Care en Executive
Health Management vergunningplichtig zijn, dient eerst een onderzoek te worden
ingesteld door de inspectie. Daar wordt op korte termijn mee gestart. Ik verwijs
u verder naar het antwoord op vraag 1.
3
Het klopt dat het Openbaar Ministerie een onderzoek heeft ingesteld naar
de werkzaamheden van Prescan en op basis daarvan niet tot vervolging is overgegaan.
Ook al wordt het feitelijke onderzoek in het buitenland verricht, naar mijn
mening is er wel degelijk sprake van een aanbod in strijd met de WBO. Waar
verduidelijking van de WBO nodig is om de handhaafbaarheid van de wet te garanderen,
zal deze worden aangepast.
4
Ik heb nog geen besluit genomen over de vergunningaanvraag van het NIPED.
De Gezondheidsraad is bezig met opstellen van een advies over deze aanvraag.
5
Het aanbod van Prescan via internet en advertenties is bekend. In de antwoorden
op de kamervragen naar aanleiding van het algemeen overleg preventie van 5
april 2006 (Kamerstukken 22 894, nrs. 80 en 98, vergaderjaar 2005–2006)
ben ik uitgebreid ingegaan op de (on)wenselijkheid van de «total body
scan». Voor het tweede deel van de vraag verwijs ik naar het antwoord
op vraag 1.
6
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vragen 1 en 2.
XNoot
1 Kamerstukken 22 894, nrs. 80 en 98, vergaderjaar 2005–2006.
XNoot
2 Bachelorscriptie Geijtenbeek en Kuijsten, Algemene Gezondheidswetenschappen,
Universiteit Twente, juni 2006.