Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1158

Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de ministers van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over gloeilampen. (Ingezonden 7 maart 2007)

1

Kunt u, gelet op de technische/juridische aard van deze vragen, alsnog specifiek ingaan op de vraag wat de handelstechnische (on)mogelijkheden zijn van een verbod op gloeilampen, waarbij ook een vergelijking tussen de regels van een Europese Unie lidstaat en een deelstaat van de Verenigde Staten van Amerika aan de orde komen?1

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van der Ham (D66), ingezonden 2 februari 2007 (vraagnummer 2060707070).

Antwoord

Antwoord van minister Van der Hoeven (Economische Zaken), mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. (Ontvangen 3 april 2007)

1

Handelstechnische (on)mogelijkheden verbod op gloeilampen

Het op nationaal niveau verbieden van gloeilampen is alleen verenigbaar met het vrije verkeer van goederen, wanneer goed rekening wordt gehouden met de randvoorwaarden die het EG-verdrag en specifieke richtlijnen hierover stellen. Volgens het gemeenschapsrecht staat het de lidstaten niet langer vrij om zelfstandig eigen nationale maatregelen te treffen, indien op Europees niveau al voor het desbetreffende onderwerp een (uitputtende) harmonisatiemaatregel is getroffen (zaak 148/78, Ratti). Voor energieverbruikende producten, zoals gloeilampen, treedt in augustus 2007 de Richtlijn Eco-design (2005/32/EG) in werking. De mogelijkheden om het gebruik van gloeilampen te verbieden dan wel sterk te beperken, moeten binnen de kaders van deze richtlijn worden gevonden. De harmonisatierichtlijn is op dit punt uitputtend. Recent zijn de eerste stappen gezet om voor de productgroep huishoudelijke verlichting normen te stellen. Door middel van strenge Europese uitvoeringsmaatregelen, met strenge normen voor efficiënt energiegebruik gebaseerd op deze richtlijn, kan het gebruik van gloeilampen in de praktijk in Europa sterk worden ingeperkt. De Nederlandse regering zal zich hiervoor inzetten.

Verdeling van de wetgevende bevoegdheden in de Verenigde Staten

De verdeling van wetgevende bevoegdheden tussen de federale overheid en de individuele staten is sinds het vaststellen van de grondwet een regelmatige bron van discussie. Ten aanzien van de tussenstaatse handel in goederen wordt in de US Constitution, article I, section 8, clause 3 slechts summier de wetgevende bevoegdheid van de federale overheid ten aanzien van (de interstatelijke) handel weergegeven. Deze bepaling staat bekend als de «Commerce Clause». Bij conflicten over de vraag of de staten wetgevend bevoegd zijn en/of de federale overheid, valt deze afweging in de uitspraken van het Supreme Court de afgelopen jaren regelmatig in het nadeel uit van de federale overheid. De federale overheid – inclusief het Supreme Court – is over het algemeen zeer terughoudend met het treden in en beperken van de bevoegdheden van de individuele staten.

Belangrijk in deze context is ook het tiende amendement van de «US Constitution» dat bepaalt dat «The powers not delegated to the United States by the Constitution, nor prohibited by it to the States, are reserved for the States respectively, or to the people».

Overigens kunnen de deelstaten ook eigen strengere normen vaststellen, zelfs indien op federaal niveau ook al dergelijke eisen zijn vastgesteld, mits de federale normen niet expliciet het stellen van eigen, strengere normen door de deelstaten verbiedt. Voor een aantal rechtsgebieden is in de «US Constitution» wel vastgelegd dat het federale recht voorrang heeft boven statelijke wetgeving en het federale niveau exclusieve wetgevende macht heeft (de «Supremacy Clause»). Op andere gebieden zoals milieu en onderwijs hebben juist de staten de belangrijkste competentie.

Vergelijking tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten

De situatie in de Verenigde Staten kan evenwel niet zo maar worden vergeleken met de Europese Unie. Het EG-verdrag draagt de EG en lidstaten op om een interne markt zonder belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal tussen de lidstaten te realiseren, bijvoorbeeld door het afschaffen van de douanerechten tussen de lidstaten (artikel 25 EG) en het afschaffen van invoerbeperkingen tussen de lidstaten (artikel 28 EG). Het uitgangspunt is dus dat in beginsel voor het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten geen belemmeringen mogen worden opgeworpen. In de Verenigde Staten is dit geregeld in de bovengenoemde «Commerce Clause» («Interstate Commerce Clause»).

Bovendien is er in de Verenigde Staten sprake van een relatief uitgekristalliseerde afbakening van bevoegdheden tussen de deelstaten en de federale overheid, terwijl bij de EG er sprake is van een meer flexibele bevoegdheidsverdeling die gericht is op het versterken van de Europese samenwerking.

Tenslotte kan nog worden opgemerkt dat het EG-verdrag expliciete opdrachten geeft aan de Europese wetgever om op Europees niveau maatregelen vast te stellen om bepaalde doelen te bereiken zoals de bescherming van het milieu (artikelen 174 en 175 EG) en de bevordering van de interne markt (artikel 14 EG). De Richtlijn Eco-design (2005/32/EG) is juist een voorbeeld van de uitvoering van deze opdracht. De «US Constitution» geeft dergelijke expliciete opdrachten niet aan de federale wetgever.


XNoot
1

 Kamervragen 2006–2007, vraagnummer 2060707070, Vraag 1: Hoe beoordeelt u het initiatief van de Californische overheid om te komen tot een verbod op gloeilampen? Kunt u aangeven in hoeverre een dergelijk initiatief ook door de Nederlandse overheid kan worden genomen? Kunt u aangeven welke ruimte Europese regels hier voor geven? Welke mogelijkheden heeft een Amerikaanse deelstaat méér dan een Europese lidstaat om tot zelfstandige initiatieven ten komen?

Naar boven