Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

598

Vragen van het lid Van Heteren (PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de bereikbaarheid van rampenzenders in Zuid-Holland. (Ingezonden 25 november 2005)

1

Hebt u kennisgenomen van de antwoorden die Gedeputeerde Staten van Zuid Holland hebben gegeven aan de statenleden Baruch c.s. op vragen over de bereikbaarheid van rampenzenders in Zuid-Holland?1

2

Deelt u de mening van de minister van Economische Zaken2, dat – na de ontvangstverandering door frequentiewijzigingen – burgers uiteindelijk zelf verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van de radio-ontvangstapparatuur en maar betere radio’s moeten kopen om radio-ontvangst bij rampen te garanderen?

3

Ziet u geen andere mogelijkheden om een optimale radio-ontvangstcapaciteit aan burgers te waarborgen?

Antwoord

Antwoord van minister Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). (Ontvangen 23 december 2005)

1

Ja.

2

De kwaliteit van radio’s zou anno 2005 niet ter discussie hoeven staan. Uit onderzoek is gebleken dat er geen probleem is vanuit de dekking van de zenders. Burgers kunnen vragen stellen over radio-ontvangstapparatuur bij het Agentschap Telecom, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken (www.at-ez.nl).

3

Het merendeel van de ontvangstproblemen van de publieke omroep is in overleg met de publieke omroepen opgelost. De oplossingen bestaan uit het plaatsen van steunzenders en het verplaatsen van storende zenders. De landelijke en regionale publieke omroepen kunnen instemmen met deze oplossingen en het bereikte eindresultaat.

Voor een aantal ontvangstproblemen, waaronder Leerdam, is sinds 13 januari 2004 zorgvuldig onderzoek opgezet, maar is echter geen oplossing te vinden. De belangrijkste reden daarvoor, is dat geen frequenties meer kunnen worden gevonden om als steunzender te dienen. Ook de mogelijkheid van verplaatsing van de zender(s) die het probleem veroorzaakt is zorgvuldig onderzocht. Gebleken is echter dat ook verplaatsingen in de betreffende gevallen niet mogelijk zijn.

Gemeenten kunnen overigens om haar burgers te alarmeren, te informeren en te instrueren (zeker als het om meer kleinschalige incidenten gaat) ook gebruik maken van de persoonlijke communicatie door de hulpverleningsdiensten. Dit omvat zowel de inzet van geluidswagens en vlugschriften als de inzet van politie, andere hulpverleningsdiensten en organisaties.

Op dit moment wordt in samenwerking met het bedrijfsleven onderzocht of de methode van cell broadcast (via de mobiele telefoon) zowel voor alarmering als informatieoverdracht geschikt is. In de gemeente Zoetermeer is hiermee medio augustus een proef van start gegaan. Begin 2006 wordt de proef uitgebreid. Rond februari neemt de provincie Zeeland (landelijk gebied) aan de proef deel en medio 2006 zal ook Amsterdam deelnemen.

Tevens is door het Expertisecentrum voor Risico- en Crisiscommunicatie een speciale crisiswebsite ontwikkeld. Bij een crisis kan deze site ook door gemeenten worden opgeschaald tot een aparte crisissite waarmee alle beschikbare informatie over de specifieke crisis wordt ontsloten.


XNoot
1

 Gedeputeerde Staten ZH verslag, 22 november jl.

Naar boven