Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

430

Vragen van de leden Tjon-A-Ten en Douma (beiden PvdA) aan de ministers van Economische Zaken en van Buitenlandse Zaken over de schending van rechten van volwassenen en kinderen door multinationals. (Ingezonden 3 november 2005)

1

Heeft u kennisgenomen van het door de Landelijke India Werkgroep gepubliceerde rapport «The Price of Childhood»1 en het rapport «Elimination of Child Labour in Cotton Seed Farms through social Mobilisation» van de Indiase MV Foundation?2

2

Deelt u de mening dat bedrijven als Bayer, Monsanto en Syngenta – alle actief op de Nederlandse markt – evenals de betrokken Indiase bedrijven, mede verantwoordelijk zijn voor het schenden van mensenrechten in de katoenzaadteelt, waaronder kinderarbeid, dwangarbeid, het recht op gezondheid en het recht op leven?

3

Deelt u de mening dat het hier, vanwege een bepalende rol in de productieketen van de drie in Nederland actieve bedrijven, zodanig ernstige vormen van schending van diverse mensenrechten betreft, dat de Nederlandse regering deze bedrijven en de regering van hun thuisland (respectievelijk de Verenigde Staten, Duitsland en Zwitserland) hierop moet aanspreken? Zo neen, waarom niet?

4

Bent u bereid, indien nodig, onafhankelijk onderzoek te laten doen naar deze mensenrechtenschendingen en op basis daarvan actie te ondernemen? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?

5

Is het mogelijk ten aanzien van de drie in dit verband betrokken buitenlandse bedrijven met vestigingen in Nederland een klacht in te dienen bij het Nationale Contact Punt (NCP)? Zo ja, bent u bereid de bovengenoemde rapporten plus eventueel aanvullend onderzoek aan het NCP voor te leggen en het NCP, na het horen van diverse betrokkenen, om een oordeel te vragen? Zo ja, op welke termijn? Zo neen, waarom niet?

6

Deelt u de mening dat het NCP een actievere rol moet spelen, bijvoorbeeld door het verrichten van pro-actief onderzoek gericht op sectoren met veel «MVO-risico’s», in het toetsen van het optreden van op de Nederlandse markt opererende bedrijven aan de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze(n) zou het NCP een actievere rol kunnen gaan spelen?

7

Bent u op de hoogte wat de Internationale Arbeidsorganisatie van de Verenigde Naties (ILO) doet – in het bijzonder wat betreft het programma in India – met betrekking tot de schending van fundamentele en andere arbeidsrechten in de katoenzaadteelt? Deelt u de mening dat de ILO een actieve rol moet (gaan) spelen bij het uitbannen van deze mensenrechtenschendingen door samen met zowel de betrokken multinationals als de Indiase bedrijven, de lokale overheid, vakbonden en NGO’s een actieplan op te stellen en uit te voeren? Zo ja, bent u bereid deze visie met de ILO te bespreken?

8

Is UNICEF India actief bij het aanpakken van de omvangrijke en ernstige vorm van kinderarbeid in de katoenzaadteelt?

9

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het uitbreiden van de OESO-richtlijnen, in het bijzonder die voor Multinationale Ondernemingen tot handelsrelaties?

10

Bent u bereid deze kwestie binnen de Europese Unie aan te kaarten met als doel deze kwestie in de politieke en mensenrechtendialoog met India aan de orde te stellen?

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Van Gennip (Economische Zaken) en van minister Bot (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 25 november 2005)

1

Ja.

2 t/m 5

Conform de in de OESO-verband gemaakte afspraken kan het Nederlandse NCP alleen vragen behandelen over het gedrag van ofwel Nederlandse bedrijven in landen die geen partij zijn bij de OESO-richtlijnen ofwel over het gedrag in Nederland van buitenlandse bedrijven. Uiteraard kunnen vragen over het gedrag van de in vraag 2 genoemde bedrijven worden voorgelegd aan het NCP van het land van herkomst van deze bedrijven.

De Nederlandse regering acht het niet haar taak buitenlandse bedrijven aan te spreken op hun gedrag buiten Nederland of onderzoek naar dat gedrag te verrichten. Dat is de taak van de autoriteiten van ofwel het land waar de (vermeende) schendingen hebben plaatsgevonden dan wel van de autoriteiten van het land van herkomst van deze bedrijven.

Evenmin acht de Nederlandse regering het haar taak om buitenlandse regeringen aan te spreken op het gedrag van deze bedrijven. Wel vraagt Nederland in EU-, ILOen OESO-verband voortdurend aandacht voor het belang van naleving van overeengekomen rechten en normen.

6

Zoals blijkt uit de «Procedural Guidance» bij de OESO-richtlijnen behoort een algemene opsporingstaak niet tot het takenpakket van een NCP. NCP’s onderzoeken zaken die door stakeholders worden aangedragen. Aan dat in de OESO overeengekomen uitgangspunt wil ik niet tornen. Wel wordt nu een onderzoek naar het functioneren van het Nederlandse NCP uitgevoerd. Op de uitkomsten van dat onderzoek kan ik niet vooruitlopen. Ik verwacht dat de resultaten van dit onderzoek voorjaar 2006 bekend zullen zijn.

7

De ILO, in samenwerking met o.a. UNICEF en UNDP, speelt reeds een actieve rol in India met betrekking tot het uitbannen van de schending van arbeidsrechten in de katoenzaadteelt in het bijzonder ten aanzien van kinderarbeid. O.a. het ILO/IPEC Andhra Pradesh State Based Project dat is opgezet om kinderarbeid tegen te gaan in de katoenzaadteelt in de districten Kurnool en Mahabubnagar. In de eerste fase van het project is in 32 dorpen in Bhutpur Mandal van het district Mahaboobnagar samengewerkt met de werkgevers-organisatie CEASE en lokale zaadproducerende bedrijven. Het resultaat is dat meer dan duizend kinderen uit hun werksituatie zijn gehaald en nu naar school gaan. Uit één van de rapporten blijkt eveneens dat in de periode 2002–2004 het aantal kinderen werkzaam in de katoenzaadteelt substantieel is afgenomen van bijna 70% naar 50% van de totale arbeid.

Voor wat betreft uw vraag ten aanzien van het opstellen van een actieplan is het volgende van belang. De ILO bepaalt in overleg met andere actoren, met een door de donoren goedgekeurde methodiek, naar aanleiding van binnengekomen hulpverzoeken, waar technische bijstand zal worden verleend. Uit het feit dat de ILO diverse projecten in India op het terrein van de katoenzaadteelt steunt blijkt haar betrokkenheid bij dit onderwerp.

8

Ja. «Child Protection» is een van de vijf prioriteitsgebieden van het werk van UNICEF. In het «Child Protection» programma in India ligt de focus op het aanpakken van kinderarbeid, handel in en sexuele exploitatie van kinderen in de staten Karnataka, Andhra Pradesh, Maharashtra en Uttar Pradesh. In Andhra Pradesh heeft UNICEF al enkele jaren programma’s voor het uitbannen van kinderarbeid in de katoenzaadsector en onder seizoensarbeiders.

In partnerschap met de overheid en lokale NGO’s werkt UNICEF aan onderwijs, advocacy, kennisoverdracht en steun bij wetgeving en uitvoering. Deze programma’s hebben tot hernieuwde betrokkenheid van de overheid van Andhra Pradesh geleid om de meest ernstige vormen van kinderarbeid uit te bannen.

9

Er is binnen de OESO op dit moment geen sprake van uitbreiding van de OESO-richtlijnen tot handelsrelaties. Wat wel speelt is de verdere uitwerking van het Nederlandse voorstel dat ik heb geagendeerd in het OESO-Handelscomité voor een onderzoek naar de manier waarop bedrijven met hun ketenverantwoordelijkheid omgaan, naar de vrijwillige initiatieven die zijn genomen, naar de gebieden waarop deze initiatieven zijn genomen en of daarbij nog van witte vlekken sprake is en allerbelangrijkst: of dit geheel nog wel inzichtelijk is voor de consument. Ook wordt bezien welke rol overheden hierbij kunnen spelen. Het Handelscomité zal begin 2006 een besluit nemen over het Nederlandse voorstel hier een onderzoek naar te doen.

10

In de politieke en mensenrechtendialoog met India worden mensenrechtenschendingen in het algemeen aan de orde gesteld. Kinderarbeid, in het bijzonder de ergste vormen hiervan, maken hiervan onderdeel uit. Daarnaast wordt op verschillende wijzen bijgedragen aan initiatieven ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen in India. Het is echter niet aan Nederland of de EU om specifieke gevallen bij de Indiase regering aan de orde te stellen.


XNoot
1

 D. Venkateswarlu & L. da Corta, On the Link between Prices paid to Farmers and the use if Child Labour in Cottonseed Production in Andhra Pradesh, India, Study commissioned by India Committee of the Netherlands (ICN), International Labor Rights Fund, Eine Welt Netz (NRW), 2005.

XNoot
2

 Elimination of Child Labour in Cotton Seed Farms through Social Mobilisation, MV Foundation, Project Report March 2004 to January 2005, Secunderabad, India.

Naar boven