Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1442
Vragen van het lid De Wit (SP) aan de ministers van Justitie,
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister-president, minister van
Algemene Zaken over de rol van de Rijksgebouwendienst en het ministerie
van Algemene Zaken bij de brand in het Catshuis. (Ingezonden
23 maart 2006)
1
Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage
over de verantwoordelijkheid voor de brand in het Catshuis in 2004?1
2
Kunt u uitleggen waarom het onderzoek van de Arbeidsinspectie en de Koninklijke
Marechaussee, volgens een persbericht van het Openbaar Ministerie, geen bewijs
heeft opgeleverd dat de Rijksgebouwendienst als opdrachtgever wist dat in
het Catshuis met het verboden middel thinner en op de verkeerde manier werd
gewerkt2, terwijl de rechtbank uitspreekt dat het haast niet
anders kan zijn geweest dat ambtenaren van de Rijksgebouwendienst en het ministerie
van Algemene Zaken van het gebruik van thinner op de hoogte moeten zijn geweest
maar dat gewoon niet wilden weten?
3
Heeft het Openbaar Ministerie zelf onderzoek gedaan naar de eventuele
verantwoordelijkheid van de Rijksgebouwendienst en het ministerie van Algemene
Zaken voor de brand? Zo neen, waarom niet?
4
Bent u bereid om het onderzoeksrapport van de Arbeidsinspectie en het
onderzoeksrapport van de Koninklijke Marechaussee openbaar te maken? Zo neen,
waarom niet?
5
Is de Rijksgebouwendienst en of het ministerie van Algemene Zaken op de
hoogte gesteld van de uitslag van de proef om de waslaag op de vloeren van
het Catshuis met alternatieve middelen te verwijderen? Wat was het advies
van de adviseur van de Rijksgebouwendienst over het verwijderen van de waslaag?
Wat heeft de Rijksgebouwendienst gedaan met de uitslag van de proef en het
advies?
6
Is het Openbaar Ministerie voornemens om vervolging in te stellen tegen
de Rijksgebouwendienst en /of het ministerie van Algemene Zaken nu de rechtbank
mede vanwege hun vermoedelijke aandeel in de verantwoordelijkheid voor de
brand de eis van de officier van justitie niet geheel heeft gevolgd? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord
Antwoord van minister Donner (Justitie), mede namens
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de
staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister-president,
minister van Algemene Zaken. (Ontvangen 16 mei 2006), zie ook
Aanhangsel Handelingen nr. 1262, vergaderjaar 2005–2006
2
De rechtbank spreekt zich niet uit over de eventuele strafrechtelijke
aansprakelijkheid van (medewerkers van) de Rijksgebouwendienst of (medewerkers
van) het Ministerie van Algemene Zaken. Zij beperkt zich – in het kader
van de strafmotivering in de aan haar voorgelegde zaak – tot de veronderstelling
dat het haast niet anders kan dat ambtenaren van de Rijksgebouwendienst en
het ministerie van Algemene Zaken op de hoogte zijn geweest. Het onderzoek
van de Arbeidsinspectie en de Koninklijke Marechaussee biedt naar de mening
van het Openbaar Ministerie (OM) geen aanknopingspunten om te kunnen concluderen
dat (ambtenaren van) de Rijksgebouwendienst en het Ministerie van Algemene
Zaken zich schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten.
3
Het strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden onder leiding van het
OM. Primair is de toedracht van het ongeval onderzocht. Daarbij is de vraag
aan de orde gekomen wie in strafrechtelijke zin aansprakelijk kan worden gehouden
voor het ongeval. Die vraag is met betrekking tot het schildersbedrijf bevestigend
beantwoord en met betrekking tot (ambtenaren van) de Rijksgebouwendienst en
Algemene Zaken ontkennend.
4
Gelet op het feit dat het hier strafrechtelijke (persoons)gegevens betreft
uit een individueel strafrechtelijk onderzoek, zie ik geen aanleiding om de
genoemde documenten openbaar te maken.
5
Neen. Kort na de oplevering van het Catshuis is de vloer in een badkamer
door De Goede Schilders behandeld vanwege kromtrekkende planken en is daarna
vervangen door een geheel nieuwe vloer. De vloer is door De Goede Schilders
BV behandeld met een coating om te voorkomen dat dit nog een keer zou gebeuren.
De Rijksgebouwendienst heeft de kleur akkoord bevonden, omdat deze passend
was bij de vloeren die in de was waren gezet. Het Ministerie van Algemene
Zaken heeft deze afwerking van de badkamervloer beoordeeld op het beperken
van het onderhoud. Omdat een en ander goed beviel, is er voor gekozen ook
andere houten vloeren in het Catshuis van deze afwerking te voorzien. Op deze
manier is in een later stadium deze vervolgactie ingezet als een op zichzelf
staande opdracht aan De Goede Schilders BV.
Op aanraden van de adviseur van de Rijksgebouwendienst (ABOT BV) is door
De Goede Schilders BV rechtstreeks contact opgenomen met de firma Caparol
die na overleg met De Goede Schilders BV een werkschema van een aantal door
Caparol gevoerde producten heeft voorgesteld. Vervolgens heeft De Goede Schilders
BV een offerte aan de Rijksgebouwendienst uitgebracht, die later door de Rijksgebouwendienst
als opdracht is geaccordeerd. Noch in de offerte noch in het werkschema van
Caparol wordt melding gemaakt van de stoffen die gebruikt worden bij het opweken
van de waslaag, een activiteit die door De Goede Schilders BV aan de offerte
was toegevoegd in aanvulling op het werkschema zoals dat door Caparol was
voorgesteld.
6
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven is er volgens het Openbaar
Ministerie geen grond om vervolging in te stellen tegen (ambtenaren van) de
Rijksgebouwendienst en Algemene Zaken. Inmiddels is over deze beslissing door
de weduwe van de overleden schilder en de FNV beklag gedaan bij het Gerechtshof
in Den Haag. Het Gerechtshof zal derhalve beoordelen of er aanleiding is al
dan niet een bevel tot vervolging van (ambtenaren van) de Rijksgebouwendienst
en Algemene Zaken te geven.
XNoot
1 LJN: AV5904, 09/755062-04.
XNoot
2 Persbericht OM, 22 december 2005.