Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1053

Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de minister van Justitie over seksueel misbruik onder Marokkaanse jongeren. (Ingezonden 25 januari 2006)

1

Bent u op de hoogte van het onderzoek dat het Amsterdams Centrum Buitenlanders heeft gedaan naar seksueel misbruik onder Marokkaanse jongeren in Amsterdam?1

2

Klopt het dat één op de tien Marokkaanse jongeren zegt seksueel misbruikt te zijn en dat deze jongeren oververtegenwoordigd zijn als slachtoffer van seksueel misbruik door pedoseksuelen en prostitutie?

3

Wat vindt u van dit onderzoek? Is dit onderzoek representatief voor andere steden?

4

Hoe beoordeelt u deze ontwikkeling en zijn deze feiten nieuw voor u?

5

Deelt u de mening dat het hier gaat om een probleem dat jarenlang door hulpverleners wordt gesignaleerd en dat het al lang «publiek geheim» is dat Marokkaanse jongens een makkelijke prooi vormen voor pedofielennetwerken en anderen?

6

Klopt het dat Marokkaanse jongeren niet of nauwelijks aangifte doen? Zo ja, hoe komt dit volgens u?

7

Kunt u een verklaring geven waarom ondanks al die signalen en vragen hierover tot nu toe niets is ondernomen ondanks het feit dat het vaak gaat om strafbare feiten namelijk seks met minderjarigen?

8

Herinnert u zich de eerdere schriftelijke vragen naar aanleiding van de kwestie rond het Anne Frankplantsoen in Eindhoven waarin dit probleem zichtbaar werd? Herinnert u zich de vraag over het instellen van een onderzoek naar prostitutie onder Marokkaanse jongeren en dat u dat niet nodig achtte?2

9

Geeft het bovengenoemde onderzoek nu wel aanleiding voor een gedegen onderzoek naar seksueel misbruik van Marokkaanse jongeren? Zo ja, binnen welke termijn gaat u dit doen?

10

Welke concrete acties gaat u op korte termijn ondernemen om dit probleem aan te pakken?

11

Wat is de stand van zaken met betrekking tot het plan Nationaal Aanpak Seksueel Misbruik van kinderen (NAPS), waarin een aantal maatregelen is opgenomen om de slachtoffers van misbruik beter te organiseren? Op welke wijze wordt dit plan toegepast en in het bijzonder in situaties waarbij Marokkaanse kinderen zijn betrokken? Kunt u een aantal voorbeelden geven waarin dit plan werd uitgevoerd?

Antwoord

Antwoord van minister Donner (Justitie). (Ontvangen 15 maart 2006)

1

Ja, het betreft een notitie die is opgesteld op basis van een literatuurstudie. Daarnaast zijn enige aanvullende telefonische interviews afgenomen.

2

In de notitie wordt onderzoek geciteerd waaruit zou blijken dat 1 op de 10 jongens van Marokkaanse (en Turkse) achtergrond onder de 25 jaar ervaring heeft als slachtoffer van seksuele dwang en ook wel eens zelf dwang uitoefenden. Dit valt dus niet zonder meer samen met het zijn van slachtoffer van seksueel misbruik.

De aangehaalde notitie stelt dus niet dat 1 op de 10 Marokkaanse jongens seksueel misbruikt is. Wel is ook uit andere bron bekend dat deze groep relatief is oververtegenwoordigd als slachtoffer van seksueel misbruik (zie ook het antwoord op vraag 4).

3

Het genoemde onderzoek bevat een samenvatting van verschillende onderzoeken en in beperkte mate eigen onderzoek. In feite is sprake van een discussienotitie. Het betreft geen representatief onderzoek noch voor Amsterdam noch voor andere steden.

4

Uit eerder onderzoek uit 2001 naar de aard en omvang van seksueel misbruik en prostitutie van minderjarige allochtone jongens van Horn e.a. dat door de Vrije Universiteit in opdracht van het WODC van het Ministerie van Justitie is verricht, komt naar voren dat Marokkaanse jongens oververtegenwoordigd zijn als slachtoffers van seksueel misbruik en in de prostitutie.

De huidige gesignaleerde ontwikkelingen zijn in die zin dus niet nieuw. Niettemin neem ik de signalen zeer serieus.

5

Uit het hiervoor beschreven onderzoek uit 2001 van Horn e.a. komt naar voren dat Marokkaanse jongens oververtegenwoordigd zijn als slachtoffers van seksueel misbruik en in de prostitutie. Als achtergrond voor de oververtegenwoordiging in de prostitutie wordt genoemd dak- en thuisloosheid en acute financiële nood.

In die zin is sprake van jeugdigen die zich in een kwetsbare positie bevinden.

6

In onderhavig onderzoek wordt gesteld dat Marokkaanse jongeren niet of nauwelijks aangifte doen van seksueel misbruik. Voorts wordt gesteld dat één van de redenen is dat de betrokken jongeren zich schamen wanneer bekend wordt dat zij betrokken zijn bij seksueel misbruik en prostitutie. Daarnaast speelt, aldus het onderzoek, mee dat in veel culturen het tonen van gevoelens vaak gezien wordt als een zwakte waardoor jongeren uit die culturen minder snel aangifte doen. Ik beschik niet over onderzoek dat de geschetste situatie kan bevestigen. Ik kan mij voorstellen dat genoemde overwegingen een rol spelen bij de aangiftebereidheid.

7

Het is onjuist dat tegen seksueel misbruik en jeugdprostitutie niets wordt ondernomen.

De aanpak van seksueel misbruik van minderjarigen in het algemeen maakt onderdeel uit van de reguliere voorzieningen die zijn gericht op de aanpak van kindermishandeling. Hiervoor is een infrastructuur tot stand gebracht met onder meer de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling. De aanpak van kindermishandeling is een beleidsprioriteit van de Staatssecretaris van VWS en mij.

In het kader van het Nationaal Actieplan Mensenhandel wordt extra aandacht besteed aan de bestrijding van jeugdprostitutie. Op 17 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over aanvullende maatregelen bij het Nationaal Actieplan Mensenhandel die gericht zijn op de aanpak van jeugdprostitutie.

Het Landelijk Informatiepunt Jeugdprostitutie (LIJ) dat in februari 2005 van start is gegaan, vervult hierbij een centrale rol bij het verbeteren van de voorlichting en preventie, de signalering, de opvang en de hulpverlening. Het LIJ is vraagbaak en brengt good practices bijeen. Een beschrijving van good practices is beschikbaar via de website www.jeugdprostitie.nu. In het kader van de ondersteuning van het gemeentelijke beleid kan tevens gewezen worden op de informatiemap loverboys die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ontwikkeld heeft.

Met betrekking tot minderjarige slachtoffers heeft de opsporing en vervolging prioriteit.

8

Ja.

9

Nee, niet specifiek naar Marokkaanse jongeren. Ik zal bezien of er leemten zijn in het onderzoek en zo nodig extra onderzoek laten verrichten naar seksueel misbruik.

10

Zie het antwoord op vraag 7.

11

Het NAPS heeft een vervolg gekregen in onder meer de reguliere aanpak van de kindermishandeling, en het Nationaal Actieplan Mensenhandel. Dat betreft generieke aanpakken dat wil zeggen geen specifieke aanpakken gericht op Marokkaanse kinderen.

Weerbaarheid van jongeren tegen seksueel misbruik is naar mijn mening actueel en belangrijk. Er zijn op dit terrein diverse organisaties actief ook op het gemeentelijke niveau onder meer in het kader van de jeugdgezondheidszorg zonder dat hier sprake is van specifieke rijksprogramma’s.


XNoot
1

 NOS-Journaal, 20 januari 2006.

XNoot
2

 Aanhangsel-Handelingen nr. 1770, vergaderjaar 2002–2003.

Naar boven