Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

99

Vragen van het lid Bussemaker (PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het met 10 miljard euro duurder worden van de WAO als gevolg van de privatisering. (Ingezonden 13 september 2004)

1

Kunt u het bericht bevestigen dat de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) als gevolg van de vrije markt met 10 miljard euro duurder kan worden?1

2

Waarom hebt u hier zelf aan meegewerkt door met de verzekeraars een akkoord te sluiten waarin staat dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een extra hoge premie gaat vragen om er zo voor te zorgen dat commerciële verzekeraars de concurrentie met het publieke uitvoeringsinstituut UWV aankunnen?

3

Komt deze premieverhoging overeen met uw ideeën over privatisering en de werking van de vrije markt? Denkt u ook dat er zo daadwerkelijk concurrentie zal ontstaan?

4

Denkt u dat door een verhoging van de premies meer mensen aan het werk worden geholpen? Zo ja, op basis van welke gegevens denkt u dat?

5

Deelt u de mening dat dit geld beter besteed kan worden aan reïntegratie-instrumenten en concrete afspraken met werkgevers om mensen zo daadwerkelijk weer terug te leiden naar de arbeidsmarkt?

6

Wat is de stand van zaken rond het overleg met het Midden- en kleinbedrijf over een mogelijk convenant om mensen die uit de WAO komen weer aan de slag te helpen? Over welke andere alternatieven beschikt u om mensen daadwerkelijk weer aan de slag te krijgen?

7

Kunt u de complete berekeningen van de kosten van de verschillende varianten van zowel het UWV als de verzekeraars en uw analyse daarbij naar de Kamer sturen?

Antwoord

Antwoord van minister De Geus (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). (Ontvangen 4 oktober 2004)

1 t/m 4

Ik heb kennisgenomen van het genoemde bericht. De inhoud daarvan kan ik niet bevestigen. Hieronder zal ik dat toelichten.

In het kader van de door de regering aangekondigde wijziging van het stelsel van arbeidsongeschiktheidsregelingen, is bezien in welk systeem de werkgever het meest geprikkeld wordt tot preventie en reïntegratie. Volgens de regering is dat het geval in een systeem waarin werkgevers ervoor kunnen kiezen de uitkeringslasten tijdelijk zelf te dragen, privaat te verzekeren, dan wel bij het UWV verzekerd te laten. Een dergelijk systeem zet werkgevers aan tot beheersing van de instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen en bevordering van de uitstroom, in hun eigen financiële belang. Met een systeem van eigenrisicodragen en premiedifferentiatie acht de regering prikkels ingebouwd die werkgevers aanzetten tot preventie en reïntegratie, in hun eigen financiële belang. Daarnaast geldt als één van de uitgangspunten van de in het regeerakkoord aangekondigde stelselwijziging dat werken ook voor de werknemer financieel aantrekkelijker moet zijn dan niet werken, en meer werken aantrekkelijker dan minder werken. Voor werknemers zal aan genoemd uitgangspunt invulling worden gegeven in de vormgeving van de uitkeringsregeling voor werknemers die nog tot werkhervatting in staat zijn, de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten, WGA. De regering is ervan overtuigd dat het nieuwe stelsel meer activerend zal werken.

Evident verschil tussen publieke en private verzekering is, dat verzekeraars op grond van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 verplicht zijn private arbeidsongeschiktheidsverzekeringen te financieren op basis van rentedekking. Het gaat hier immers om mogelijk langlopende verplichtingen. Bij aanvang van de verzekering wordt de premie vastgesteld op basis van de in de toekomst verwachte lasten, waardoor de premie vanaf de aanvang op het structurele niveau zal liggen.

Het UWV financiert de uitkeringen op basis van een omslagstelsel. De verwachte lasten in een bepaald jaar worden omgeslagen over de verzekerde bedrijven. In het omslagstelsel zal bij een nieuwe regeling de premie aanvankelijk dus laag zijn en geleidelijk stijgen tot het structurele niveau is bereikt.

In de aanvangsjaren van een nieuwe regeling is de premie bij rentedekking dus hoger dan in een omslagstelsel. De extra lasten bij private verzekering zullen zich met name voordoen in de aanvangsjaren, wanneer het verschil tussen de rentedekkingspremie en de omslagpremie het grootst is.

Het verschil in de aanvangsjaren tussen de premielasten bij rentedekking (private verzekering) en in een omslagstelsel (publieke verzekering) wordt de rentehobbel genoemd.

Het verschil in financieringswijze leidt voor de werkgever die eigenrisicodrager wil worden en vervolgens een private verzekering wil sluiten, tijdelijk tot hogere kosten dan in het geval de werkgever bij het UWV verzekerd zou blijven. Dit doorkruist het streven naar een zo gelijk mogelijk speelveld en vormt in principe een belemmering voor eigenrisicodragen. De regering heeft toegezegd de effecten van de rentehobbel te willen mitigeren (Kamerstukken II, 2003–04, 28 333, nr. 19). Het streven van de regering is erop gericht de premiestelling in geval van publieke verzekering ook in de aanvangsjaren in redelijke mate in overeenstemming te brengen met die van verzekeraars, opdat ook in de aanvangsjaren sprake is van een gelijk speelveld. Uiteindelijk zullen de premies bij publieke en private verzekering ceteris paribus gelijk zijn.

De regering is voornemens de mitigering van de rentehobbel vorm te geven door een opslag op de publieke gedifferentieerde WGA-premie. Deze opslag zal via een verlaging van de IVA-/WAO-basispremie volledig terugvloeien naar alle werkgevers.

De omvang van de extra lasten in het gecombineerde publiek en privaat systeem is afhankelijk van de mate waarin werkgevers overstappen naar private verzekeraars. Privaat verzekeren leidt namelijk tot extra lasten vanwege de premie op basis van rentedekking. Daarentegen leidt de premieopslag bij publiek verzekeren macro gezien niet tot een lastenverzwaring, omdat de extra lasten volledig in mindering worden gebracht op de IVA-/WAO-basispremie. De macro omvang van de opslag op de publieke gedifferentieerde premie is daarbij gelijk aan de macro omvang van de korting op de IVA-/WAO-basispremie.

Op voorhand is niet aan te geven welk deel van de werkgevers over zal stappen naar private verzekeraars. Daarnaast wordt het in het nieuwe stelsel tevens mogelijk volledig eigenrisicodrager te worden. De extra lasten vanwege rentedekking zullen lager worden wanneer een deel van de werkgevers kiest voor volledig eigen risico dragen in plaats van voor privaat verzekeren, omdat zij immers geen rentedekkingspremie verschuldigd zijn.

5

De mening dat de extra premies beter besteed kunnen worden aan andere doelen, deel ik niet. Zoals boven gesteld zal de premie-opslag om de rentehobbel te mitigeren, terugvloeien naar werkgevers. De regering is ervan overtuigd dat het nieuwe stelsel meer zal aanzetten tot werk. Werkhervatting is immers in het belang van zowel werkgevers als werknemers.

6

In mijn brief aan de Tweede Kamer van 29 juni 2004 (Kamerstukken II, 2003–04, 29 498, nr. 14) heb ik u geïnformeerd over mijn overleg met de voorzitters van de drie centrale werkgeversorganisaties. Ik heb met hen gesproken over de mogelijkheden van reïntegratie, de door werkgevers ervaren knelpunten daarbij, onbekendheid van bestaande reïntegratie-instrumenten en de noodzaak dit instrumentarium optimaal te benutten. De centrale werkgeversorganisaties onderschrijven de noodzaak van reïntegratie van (gedeeltelijk) arbeidsgeschikten. Ik heb daarom met hen afgesproken gedurende de herbeoordelingsoperatie een periodiek overleg te beleggen. In het overleg participeren VNO-NCW, MKB-Nederland, LTO-Nederland, UWV, CWI en de Commissie het Werkend Perspectief (CWP). Gedurende de gehele herbeoordelingsoperatie adviseren en – waar mogelijk – ondersteunen deze partijen mij met betrekking tot het vergroten van de kansen op werkhervatting van herbeoordeelde (gedeeltelijk) arbeidsgeschikten. De in boven aangehaalde brief van 29 juni 2004 toegezegde nadere informatie over de uitgewerkte agenda inzake de reïntegratie van herbeoordeelde arbeidsgeschikten, zal u – separaat – worden toegezonden. Hierin wordt ook ingegaan op beschikbare instrumenten voor reïntegratie.

7

In mijn antwoord op de vragen 1 tot en met 4 ben ik beknopt ingegaan op de berekeningen van de lasten in geval van publieke dan wel private verzekering. Nadere gegevens met betrekking tot deze berekeningen zal ik de Kamer doen toekomen met de indiening van het voorstel van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de bijbehorende Invoeringswet.


XNoot
1

de Volkskrant, 9 september jl.

Naar boven