Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
449
Vragen van de leden Verdaas (PvdA), Slob
(ChristenUnie) en Van Hijum (CDA) aan de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het uitsluiten van woonschepen
van de Huursubsidiewet. (Ingezonden 24 september 2004)
1
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Bewoners toekomstige studentenboot
kunnen fluiten naar huursubsidie»?1
2
Om welke reden is in artikel 11, derde lid van de Huursubsidiewet expliciet
opgenomen dat woonschepen uitgesloten zijn van huursubsidie?
3
Waarom is het wenselijk dat woonschepen van huursubsidie zijn uitgesloten
in het licht van de trend dat wonen met en op het water in omvang toeneemt
en zelfs van overheidswege gestimuleerd wordt?
4
Deelt u de mening dat het mogelijk maken van huursubsidie voor zelfstandige
wooneenheden op het water de kans vergroot dat woningcorporaties meer van
dergelijke woonvormen realiseren?
5
Welke verzoeken voor huursubsidie voor woningen op het water heeft u tot
op heden ontvangen? Hoeveel? Hoe heeft u daarop gereageerd? Kunt u ook ingaan
op de situatie met betrekking tot het cruiseschip Rochedale One in Amsterdam?
6
Heeft u de bevoegdheid om, als u dat zou willen, huursubsidie aan zelfstandige
wooneenheden op het water toe te kennen, of is hiervoor een wetswijziging
noodzakelijk?
7
Mocht u de bevoegdheid hebben huursubsidie toe te kennen aan zelfstandige
wooneenheden op het water, bent u dan bereid hiervan gebruik te maken ten
behoeve van de boten te Zwolle en Amsterdam?
Antwoord
Antwoord van minister Dekker (Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer). (Ontvangen 22 november 2004)
2
Huursubsidie op grond van de Huursubsidiewet wordt slechts verstrekt voor
woonruimte in de zin van artikel 233 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek:
een gebouwde onroerende zaak. Woonschepen zijn niet duurzaam met de grond
verenigd en daarom geen onroerende zaak. In verband met de grote diversiteit
aan woonschepen en ligplaatsen zijn woonboten en ligplaatsen evenmin onder
de eenduidige regelgeving te brengen van de Woningwet (inclusief de bouwregelgeving).
Daarbij is de huurbescherming uit artikel 232 e.v. boek 7 BW en de Uitvoeringswet
huurprijzen niet van toepassing op woonschepen en ligplaatsen. Er zijn op
dit moment geen objectieve maatstaven om de redelijkheid van de hoogte van
de huur van woonschepen te kunnen vaststellen. Ik verwijs hierbij tevens naar
mijn antwoorden, mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat, op de
mij gestelde vragen door mevrouw Van Velzen (SP) over huurbescherming voor
huurders van ligplaatsen (TK vergaderjaar 2003–2004, Aanhangsel Handelingen,
nr. 1541).
3 en 4
Aanvragen voor drijvende huisvesting worden in het huursubsidiesysteem
niet apart geregistreerd; dit is ook niet noodzakelijk aangezien verzoeken
om de huur van drijvende huisvesting te subsidiëren in het huidige wettelijk
kader niet kunnen worden gehonoreerd. Waar het gaat om zelfstandige woningen
die wel duurzaam met de grond zijn verenigd, en dus een gebouwde onroerende
zaak betreffen, is het in beginsel wel mogelijk voor huursubsidie in aanmerking
te komen. Zo heb ik onder meer een verzoek om huursubsidie voor zeecontainerwoningen
(voor studenten) in Amsterdam mogelijk te maken, wel gehonoreerd aangezien
deze – aard- of nagelvast – duurzaam met de grond zijn verenigd
en dus wel een onroerende zaak betreffen.
Wat betreft het cruiseschip Rochedale One te Amsterdam verwijs ik naar
de antwoorden 2, 3 en 4.
6 en 7
Voor het toekennen van huursubsidie aan zelfstandige wooneenheden op het
water is allereerst een wijziging van de Huursubsidiewet vereist. Het opstellen
van een specifiek puntenstelsel impliceert tevens een aanpassing van de Uitvoeringswet
huurprijzen.
Verzoeken om huursubsidie toe te kennen voor woonschepen die niet aan
de vereisten voor woonruimte voldoen, zal ik om bovengenoemde redenen niet
kunnen honoreren.
Ik zal onderzoeken wat de mogelijkheden zijn.
XNoot
1 De Stentor / Zwolse Courant / stadseditie, 22 september jl.