Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
2087
Vragen van het lid Eijsink (PvdA) aan de minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over pesten op school. (Ingezonden 4 juli 2005)
1
Hoe beoordeelt u de bevinding van TNO-onderzoeker Mine Fekkes dat het
pesten op een basisschool ten opzichte van de controlegroep met 30% vermindert
zodra er een antipestbeleid wordt gevoerd, waarvan training van de leraren
onderdeel uitmaakt?1
2
Welke consequenties verbindt u voor uw beleid aan de bevindingen in het
onderzoek dat meer dan 16% van de kinderen uit de laatste drie groepen van
de basisschool aangeeft minimaal enkele malen per maand te worden gepest en
5,5% van de kinderen zegt zelf te pesten, maar dat de meester of de juf vaak
niet op de hoogte is, omdat slechts 53% van de gepeste kinderen het hen vertelt?2
3
Welke gevolgen heeft pestgedrag voor de veiligheid op school en de kwaliteit
van het geboden onderwijs?
4
Komt u met aanvullend beleid naar aanleiding van deze nieuwe inzichten?
Antwoord
Antwoord van minister Van der Hoeven (Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap). (Ontvangen 14 juli 2005)
1
Het bevestigt dat het buitengewoon belangrijk blijft dat scholen structureel
een actief veiligheidsbeleid voeren, en daarbinnen zeer alert zijn op pestgedrag.
Veel scholen kiezen al voor maatregelen als trainingen sociale vaardigheden
in de klas, gesprekken en aandacht in de groep en trainingen en gedragsprotocollen
voor leerkrachten. De bevinding van Mine Fekkes kan scholen stimuleren op
de ingeslagen weg door te gaan en andere motiveren tot het nemen van dergelijke
maatregelen.
2
Uit eerdere onderzoeken (Regioplan 1999, 2001 en 2003) is bekend dat op
de basisscholen van alle vormen van geweld pesten het meest voorkomt, waarbij
over de jaren een geringe afname is geconstateerd. De onderzoeksresultaten
in 2003 geven aan dat iets minder dan een kwart van de leerlingen uit groep
7 en 8 zeggen gepest te zijn. Dat de meesters en juffen volgens de kinderen
niet altijd op de hoogte zijn omdat slechts 53% van de gepeste kinderen het
hen vertelt, geeft aan hoe belangrijk het is dat leerkrachten goed kunnen
signaleren en aandacht voor pestgedrag hebben.
3
Ik ben van mening dat gedeelde waarden en normen over omgangsvormen en
gedrag een belangrijke voorwaarde vormen voor een veilig en van respect getuigend
schoolklimaat. Een veilig schoolklimaat is tevens voorwaarde voor de kwaliteit
van het onderwijs. Pestgedrag vormt hiervoor een bedreiging. Scholen zijn
zelf primair verantwoordelijk voor een veilig schoolklimaat, waar het tegengaan
van pesten deel van uitmaakt.
4
Nee.
Het onderzoek bevestigt de bestaande inzichten en geeft geen aanleiding
tot het nemen van aanvullende maatregelen bovenop het al ingezette beleid.
Diverse initiatieven die scholen handreikingen bieden, worden ondermeer
ontsloten via www.pestweb.nl, onderdeel van het Centrum School en Veiligheid.
In het najaar verschijnt tevens de digitale keuzegids sociale competenties.
Het thema veiligheid krijgt vanaf het schooljaar 2005/2006 nadrukkelijk
een plek in het toezichtskader van de Onderwijsinspectie. Beoordeeld wordt
of scholen zich preventief en curatief voldoende inzetten voor de bevordering
van een veilig schoolklimaat. Hiermee wordt veiligheid tevens een apart onderdeel
in de kwaliteitskaarten die de inspectie over elke school op Internet publiceert.
XNoot
1 NRC-Handelsblad, 28 juni jl.,«Pesten op school valt te verhelpen».
XNoot
2 Minne Fekkes, Bullying among elementary school children.