Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1933
Vragen van het lid Ormel (CDA) aan de ministers van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de eikenprocessierups. (Ingezonden 6 juni 2005)
1
Kunt u een overzicht geven van de uitbreiding van de gebieden waar de
eikenprocessierups voorkomt sinds de schriftelijke vragen van 27 augustus
2004?1
2
Hebt u al antwoord gekregen op uw vraag aan het Kennisinstituut Alterra
of biologische bestrijding de overlast en de risico's voor de volksgezondheid,
die door de eikenprocessierups worden veroorzaakt, afdoende kan oplossen?
Zo neen, waarom niet? Zo ja, wordt deze kennis ook overal toegepast?
3
Kunt u inmiddels inzicht geven in de kosten van de bestrijding van de
eikenprocessierups? Welke instanties dragen deze kosten?
4
Wanneer kan de Kamer een definitief oordeel over de wenselijkheid van
een landelijk gecoördineerd bestrijdingsprogramma verwachten?
Antwoord
Antwoord van minister Veerman (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit),
mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (Ontvangen
24 juni 2005)
1
Ja.
Het Bureau Medische Milieukunde GGD'en Brabant/Zeeland heeft mij een rapport
gestuurd betreffende de eikenprocessierups, getiteld «Eikenprocessierups:
Permanente overlast?» (als bijlage toegevoegd).1 Het
rapport geeft inzicht omtrent de toename van deze plaag, zowel in omvang als
geografische verspreiding. Het gaat ook in op de diverse wijzen van bestrijding
door betrokkenen.
Uit dit rapport blijkt dat het verspreidingsgebied in 2004 zich sterk
heeft uitgebreid ten opzichte van de daaraan voorafgaande jaren. De verspreiding
van de eikenprocessierups in 2005 wordt geïnventariseerd. De meldingen
daarover worden in de komende weken verwacht. Zodra ik daarvan een compleet
beeld heb verkregen, zal ik u dat meedelen.
2
Inmiddels is een breed opgezet onderzoekplan gereed, waarin onder andere
Alterra en de Plantenziektenkundige Dienst samenwerken. Ook worden onder leiding
van een interprovinciale adviesgroep activiteiten ontplooid om het beheer
verder te verbeteren. De uitvoering van het onderzoek loopt in 2005 en 2006.
Naast de effectiviteit en de mogelijke nevenwerkingen van biologische bestrijding
zullen ook andere bestrijdingsmethoden worden onderzocht. De ervaring die
de afgelopen jaren is opgebouwd wordt daarbij ingezet. Ik beschouw bovengenoemd
onderzoek als een aanvulling op de praktische aanpak van gemeenten en provincies.
3
De totale kosten van bestrijding en voorlichting, gemaakt door 130 instanties,
bedroegen in 2004 ruim € 1,5 miljoen. Hiervan is het grootste deel
(€ 1,4 miljoen) uitgegeven aan de bestrijding. Ik acht het reëel
dat de kosten van de bestrijding van de eikenprocessierups worden gedragen
door de beheerders. Zij dragen zorg voor onderhoud en beheer. In dit geval
zijn dit met name de gemeenten.
4
Uit het bovengenoemde onderzoek blijkt niet dat hier sprake zou zijn van
een ernstig en grootschalig gevaar voor de volksgezondheid, waarvoor optreden
door het Rijk vereist zou zijn. Uit het rapport van het Bureau Medische Milieukunde
van de GGD'en Brabant/Zeeland concludeer ik dat de bestrijding effectief is
opgepakt door de gemeenten, provincies en GGD'en, en ik zie dus geen aanleiding
om van dit model af te wijken.
Er is geen apart meldpunt voor milieuagentia die aanleiding (kunnen) geven
tot gezondheidsklachten. Op grond van de ervaring van regionaal gecoördineerde
aanpak zie ik geen meerwaarde in landelijke registratie en/of melding. Bij
navraag bij de Medische Milieukundige Diensten van de provincies Limburg,
Noord-Brabant, Utrecht, Gelderland en Overijssel bleek daar eveneens geen
behoefte te bestaan aan een dergelijke centraal gecoördineerde registratie
met betrekking tot de klachten die worden veroorzaakt door de eikenprocessierups.
XNoot
1 Aanhangsel Handelingen nr. 241, vergaderjaar 2004–2005.
XNoot
1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.