Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1200

Vragen van het lid Duyvendak (GroenLinks) aan de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het gebruik van methylbromide als ontgassingsmiddel. (Ingezonden 23 februari 2005)

1

Bent u bekend met de aangenomen motie-Van der Steenhoven c.s. van 19 december 2001 die verzoekt methylbromide (en fosfine) met ingang van 1 juni 2002 te verbieden?1

2

Welke inspanningen heeft u gedaan om deze motie uit te voeren en wat waren hiervan de resultaten?

3

Kunt u een overzicht geven van de persoonlijke ongelukken (van schippers, douaniers, etc.) die zich de afgelopen tien jaar in Nederland hebben voorgedaan met gegaste ladingen?

4

Waarom maakt u geen gebruik van de mogelijkheid om methylbromide te verbieden op basis van het SOMS-beleid2 en het ozonbesluit, aangezien het een zeer schadelijke stof is en er minstens één onschadelijk alternatief is, dat in de praktijk al wordt toegepast zoals blijkt uit de Nova-reportage?3

5

Wat is de reden dat u eerst de Gezondheidsraad om een advies wilt vragen, alvorens een besluit te nemen, terwijl er al meer dan voldoende bekend is over de gezondheids- en milieu-effecten van methylbromide en fosfine en methylbromide al sinds 1992 is verboden als bestrijdingsmiddel in de landbouw?

6

Welke stappen gaat u ondernemen om te komen tot een algemeen verbod op methylbromide en fosfine?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Van Velzen (SP), ingezonden 18 februari 2005 (vraagnummer 2040508800).

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Van Geel (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer). (Ontvangen 17 maart 2005)

1

Ja.

2

Methylbromide

Methyl bromide is een ozonlaagafbrekende stof die in het kader van het Montreal Protocol in westerse landen voor 2005 moest worden uitgefaseerd (in ontwikkelingslanden voor 2015). Er zijn echter twee uitzonderingen mogelijk:

Ten eerste mogen landen binnen dit protocol methylbromide nog wel gebruiken voor Quarantaine en Pre-Shipment (QPS) toepassingen (om te voldoen aan officiële fytosanitaire import of export eisen).

Ten tweede kunnen landen een uitzondering aanvragen wanneer er voor een bepaalde toepassing (bijvoorbeeld grondontsmetting of gebouwbegassing) nog geen technisch en economische alternatief beschikbaar is in dat land (kritische toepassingen).

Ik heb in overleg met het betrokken bedrijfsleven de mogelijkheden onderzocht en besproken om voor beide uitzonderingen methylbromide compleet uit te faseren in Nederland (in de zogeheten Overleggroep Methylbromide). Ik was toch echter genoodzaakt om een internationale uitzondering voor 1 à 2 jaar aan te vragen voor de behandeling van de moederplanten van aardbeien (als kritische toepassing: 120 kilogram in 2005), omdat voor deze toepassing er nog geen technisch en economisch haalbaar alternatief beschikbaar is in Nederland. Onze aanvraag is uiteindelijk zowel door de internationale gemeenschap als door de Europese Commissie goedgekeurd en toegekend. Ik wacht momenteel op de resultaten van onderzoek naar mogelijke alternatieven voor deze toepassing (o.a. een speciale stoombehandeling voor planten uit Noorwegen), zodat daar op overgestapt kan worden. Nederland heeft dus voor bijna alle toepassingen een alternatief gevonden. Andere westerse landen is dit nog niet gelukt. Het gebruik van methylbromide voor export (QPS) is op basis van het desbetreffende besluit van het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB) en strikte handhaving daarvan door de VROM-Inspectie flink gereduceerd. Het mag volgens het aan het CTB-besluit gekoppelde «Wettelijk Gebruiksvoorschrift», waarin onder andere de wijze van inbrengen van het gas, het ontgassen en de veiligheid voor personen bepaald worden, alleen gebruikt worden als er geen alternatief is en alleen als er officiële fytosanitaire eisen zijn van het ontvangende land. In 2003 is er in Nederland ongeveer 1.700 kilogram gebruikt voor de behandeling van de export van verpakkingshout (naar China, Australië, VS) en 750 kilogram voor de behandeling van snijbloemen en potplanten ten behoeve van de export (o.a. naar Japan). In vergelijking met andere Europese landen levert de optelsom in Nederland van het gebruik als kritische toepassing en het gebruik voor QPS internationaal gezien een beperkt gebruik van methylbromide op (dit ondanks de positie van Rotterdam als grote export haven).

De Europese Commissie heeft het afgelopen jaar negen andere lidstaten in gebreke gesteld, omdat zij nog veel methylbromide gebruiken voor QPS (en veel minder alternatieven gebruiken dan Nederland). In die zin heeft Nederland zich als grootgebruiker weten om te vormen tot een land waar het gebruik, op een paar uitzonderingen na, bijna compleet uitgefaseerd is. Voor het definitief uitfaseren van methylbromide is Nederland mede afhankelijk van mondiale afspraken. Ik zal mij daarom internationaal hard blijven maken voor een definitieve uitfasering.

Fosfine

Fosfine, ofwel fosforwaterstof vormende verbindingen, worden in het kader van de onder 4 genoemde biocidenrichtlijn beoordeeld. Uit deze beoordeling zal blijken of deze stof toepasbaar is zonder dat dit leidt tot onaanvaardbare risico's. De beoordeling zal eind 2007 worden afgerond.

3

Het is niet mogelijk om een exact overzicht te geven van alle incidenten en/of ongelukken over de afgelopen tien jaar. Enerzijds omdat hiervoor geen specifieke registratie verplicht is en anderzijds omdat het probleem van de importgassingen pas de laatste tijd (ca. 5 jaar) in steeds sterkere mate voorkomt. Meldingen van problemen, die de VROM-Inspectie momenteel ontvangt, kunnen bijvoorbeeld afkomstig zijn van het ontvangende bedrijf, de douane, de rederij of van gassingsbedrijven.

(1) Bij gassingen die in Nederland worden uitgevoerd, hebben zich de laatste jaren geen persoonlijke ongelukken voorgedaan, mede omdat dergelijke gassingen aan zeer strenge voorschriften zijn gebonden.

(2) Bij import van containers die in het land van herkomst begast zijn, meldt de VROM-Inspectie dat zij circa zestig meldingen per jaar ontvangt van situaties, waarbij als gevolg van de aanwezigheid van giftig gas een voor de gezondheid van personen gevaarlijke situatie is ontstaan. De ongevallen variëren van het onwel worden van personen en het onder medische behandeling stellen, tot aan het uitbreken van brand bij het werken met restanten van fosforwaterstof.

4

Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003

Verordening (EG.) Nr. 2037/2000 van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen reguleert het gebruik van ozonlaagafbrekende stoffen (zoals methylbromide) in de EU. In het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003 is uitvoering gegeven aan die verordening. Die uitvoering heeft met name betrekking op het strafbaar stellen van overtreding van voorschriften uit die verordening die rechtstreekse werking heeft. Zoals ook aangegeven in antwoord op vraag 2 is een algemeen verbod op methylbromide enerzijds afhankelijk van de resultaten van onderzoek waaruit moet blijken of Nederland in 2006 een alternatief heeft voor de behandeling van moederplanten van aardbeien en anderzijds afhankelijk van een mondiaal verbod op methylbromide. Uitgangspunt voor Nederland is dat wij alleen maar gassen met methyl bromide voor de export toestaan als dit door het ontvangende land geëist wordt én als hiervoor geen alternatief voorhanden is.

Controlled atmosphere

In Nederland worden al verschillende alternatieven gebruikt die een behandeling met methylbromide bij QPS overbodig maken (door financiële steun van o.a. VROM – zie kamerstuk 29322, vergaderjaar 2003–2004). In mijn beantwoording van de vragen van het lid Van Velzen geef ik ook aan welke problemen er nog zijn om tot een volledig verbod in Nederland te komen. Probleem is bijvoorbeeld dat controlled atmosphere als behandeling nog niet geaccepteerd is in IPPC (International Plant Protection Convention) kader. Daarom blijf ik, samen met de minister van LNV, er op inzetten alternatieve behandelingsmethoden zo snel mogelijk in IPPC kader geaccepteerd te krijgen.

Richtlijn 98/8/EG (Biocidenrichtlijn)

De Biocidenrichtlijn (98/8/EG) geeft regels voor de toelating en beoordeling van werkzame stoffen op Europees niveau en de toelating en beoordeling van biociden op nationaal niveau. In het kader van deze Europese richtlijn wordt, vanwege het ontbreken van een toelatingsaanvraag door een producent of importeur, methylbromide niet opgenomen als actieve stof. Dit betekent dat lidstaten de biocide toelatingen per september 2006 moeten intrekken. Het gevolg hiervan is dat, tenzij hiervoor een speciale voorziening wordt getroffen, na die datum uitsluitend ladingen met niet bewerkte landbouwproducten behandeld mogen worden met methylbromide, omdat die toepassing geregeld wordt onder de gewasbescherminsrichtlijn. Dit zal de druk op het ontwikkelen en geaccepteerd krijgen van alternatieven sterk vergroten.

Richtlijn 91/414/EG (Gewasbeschermingsrichtlijn)

In het kader van de Europese gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn (91/414/EEG) wordt een beoordeling van methylbromide wel aangevraagd. Het dossier is reeds ingediend. De beoordeling dient voor 2008 te zijn afgerond. Er zijn 15 lidstaten met toelatingen. De gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn handelt over het ontsmetten van de bodem en het behandelen van onbewerkte gewasproducten (ongezaagd hout, graan, cacaobonen etc). Behandeling van gezaagde of bewerkte producten vallen onder de biocidenrichtlijn. NL heeft de grondontsmetting met methylbromide na een lange afbouwperiode van 5 jaar reeds in 1992 beëindigd.

SOMS

Het vernieuwde nationale stoffenbeleid (Strategie Omgaan Met Stoffen, SOMS) gaat uit van kennis over stoffen en de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven om op grond van die kennis passend te handelen. Strikt genomen vallen bestrijdingsmiddelen (zoals methylbromide) niet onder SOMS, maar het genoemde uitgangspunt is uiteraard breder toepasbaar.

Van de gezondheids- en milieu-effecten van methylbromide is veel bekend. Het is een stof die op grond van zijn eigenschappen aanleiding is tot zeer ernstige zorg (ZEZ). Daarbij past een grote terughoudendheid in het gebruik. Los van bestaande wettelijke kaders is het tevens de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven om het gebruik van deze stof verder af te bouwen en te zoeken naar alternatieven voor de resterende toepassingen.

In Nederland is op basis van de «Bestrijdingsmiddelenwet 1962» door het CTB het gebruik van methylbromide aan banden gelegd. Tot een algeheel verbod in Nederland op het gebruik van methylbromide kon nog niet worden overgegaan vanwege internationale fytosanitaire eisen en het nog niet beschikbaar hebben van een alternatief voor de aardbeien.

5

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief waarmee het rapport wordt aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 februari jl., kenmerk 200501855-WB, zal ik op korte termijn in overleg met de bewindslieden van LNV, VWS en SZW bezien welk vervolg aan dit onderzoek zal worden gegeven. Ik zal de Tweede Kamer van het verdere verloop op de hoogte houden.

6

Methylbromide

Zie mijn antwoorden op vraag 4.

Fosfine

Fosfine, ofwel fosforwaterstof vormende verbindingen, zijn biociden die in het kader van de onder 4 genoemde Europese Biocidenrichtlijn zullen worden beoordeeld. Uit deze beoordeling zal blijken of deze stof toepasbaar is zonder dat dit leidt tot onaanvaardbare risico's. De beoordeling zal eind 2007 worden afgerond en ik zal deze beoordeling nauwlettend volgen.


XNoot
1

Nova, 15 februari jl.

XNoot
2

Strategie Omgaan Met Stoffen-beleid.

XNoot
3

Kamerstuk 22 343, nr. 62.

Naar boven