Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

594

Vragen van de leden Kalsbeek (PvdA) en Van Aartsen (VVD) aan de minister president, minister van Algemene Zaken over de positie van het Kabinet der Koningin. (Ingezonden 30 december 2003)

1

Is het waar dat het Kabinet der Koningin niet onder de secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken komt te ressorteren?1 Is het eveneens waar dat de directeur van het Kabinet der Koningin dit ook de bedoeling acht?

2

Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend is, kan dan worden aangegeven hoe een en ander zich verhoudt tot de letter en geest van de amendementen van het lid Kalsbeek?2

3

Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend is, kan dan worden aangegeven hoe een en ander zich verhoudt tot hetgeen vermeld is door de minister-president in zijn brief van 18 december 2003 aan de Kamer (Kamerstuk 29 200 III, nr. 14 blz. 2 en 3 te weten: «Voorgesteld wordt op onderstaande wijze aan het amendement uitvoering te geven ... terwijl het ministerie van Algemene Zaken en het Kabinet der Koningin ambtelijk gescheiden blijven»?

4

Is er enig precedent van een organisatie die onder de volledige ministeriële verantwoordelijkheid van een bewindspersoon valt, maar waarvan het hoofd «niet onder maar naast de secretaris-generaal staat»? Zo ja, welke is of zijn dat?

Antwoord

Antwoord van minister-president Balkenende, minister van Algemene Zaken. (Ontvangen 9 januari 2004)

1

Ja. Het ministerie van Algemene Zaken is er ter ondersteuning van de minister-president. Het Kabinet der Koningin is er ter ondersteuning van een ander lid van de regering, te weten de Koningin. Beide ambtelijke organisaties hebben elk hun ambtelijke leiding, respectievelijk een secretaris-generaal en een directeur. Beide organisaties vallen volledig onder de (ministeriële, zowel politieke als beheersmatige) verantwoordelijkheid van de minister-president.

Dit is expliciet de bedoeling van de regering.

2

Het genoemde amendement (kamerstuk 29 200 III, nr. 7) brengt de begroting van het Kabinet der Koningin onder in de begroting III. In mijn brief van 18 december 2003 (kamerstuk 29 200 III, nr. 14) geef ik aan dat de begroting van het Kabinet der Koningin van begroting II (Hoge Colleges) zal overgaan naar begroting III (Algemene Zaken); derhalve wordt het amendement uitgevoerd.

Het genoemde amendement spreekt zich niet uit over de vraag hoe de ambtelijke verhoudingen tussen het ministerie van Algemene Zaken en het Kabinet der Koningin zijn.

In het debat met uw Kamer over mijn begroting is deze vraag wel aan de orde geweest. De Kamer heeft aanvaard dat het onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen van het Kabinet der Koningin los staat van ambtelijke werkwijzen en dat beide organisaties ambtelijk gescheiden blijven. Enkele geachte afgevaardigden hebben expliciet hiertoe ondersteunende opmerkingen gemaakt.1

3

Zie de antwoorden op de vragen 1 en 2.

4

Ja. Er zijn organisaties die niet tot de ambtelijke organisatie van een ministerie behoren doch wel degelijk onder de (politieke) verantwoordelijkheid van een minister. Verwezen zij bijvoorbeeld naar De Nederlandsche Bank en de Raad voor de Rechtspraak. Er zijn ook ambtelijke organisaties die formeel wel tot de ambtelijke organisatie van een ministerie behoren maar op grond van hun in wetgeving neergelegde taak geheel of gedeeltelijk onafhankelijk zijn van de ambtelijke hiërarchie van dat ministerie, zoals de Nederlandse Mededingsautoriteit en het Centraal Planbureau.

Elk van dit soort voorbeelden is verschillend. Deze tonen aan dat er telkens specifiek «maatwerk» is dat recht doet aan de doelstellingen, taken en omstandigheden van de desbetreffende organisatie. Van belang is dat dergelijk maatwerk een grond vindt in regelgeving.

Het specifieke, unieke, aan het Kabinet der Koningin is dat deze het enige ambtelijke orgaan is dat de Koningin ondersteunt bij de uitoefening van haar constitutionele taken, en daar nadrukkelijk voor bedoeld is (kamerstuk 29 2000 III, nr. 4). Deze specifieke positie is derhalve vastgelegd in een KB (no. 03.005295 van 18 december 2003).


XNoot
1

Volkskrant, zaterdag 20 december jl.

XNoot
2

Kamerstuk 29 200 II, nr. 6 en 29 200 III, nr. 7.

XNoot
1

«Het Kabinet der Koningin kan natuurlijk een zelfstandige entiteit of werkeenheid blijven ...» (g.a. mw. Kalsbeek). «Over hoofdstuk III schrijft het kabinet dat ten onrechte de indruk zou kunnen worden gewekt dat het Kabinet der Koningin onderdeel uitmaakt van het ministerie van Algemene Zaken. Een zin in de toelichting op de begroting voorkomt dit misverstand. Er is niemand die dat wil of die daarop uit is. Plaatsing van het Kabinet der Koningin in hoofdstuk III benadrukt echter wel de speciale verantwoordelijkheid van de minister-president ...» (g.a. dhr. Van Beek). «Ik deel de conclusie van de heer Van Beek als het gaat om de positie van het Kabinet der Koningin.» (g.a. dhr. Vendrik).

Naar boven