Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1972

Vragen van het lid Griffith (VVD) aan de minister van Justitie over de levenslange gevangenisstraf. (Ingezonden 5 juli 2004)

1

Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage in het hoger beroep in de zaak tegen de verpleegkundige Lucia de B.?1

2

Is het waar dat oplegging van de levenslange gevangenisstraf niet tot de uitkomst hoeft te leiden dat een verdachte niet meer in de samenleving zal terugkeren?2 Biedt ons recht een mogelijkheid voor de rechter om de minimumduur van de levenslange gevangenisstraf te bepalen?

3

Op welke manieren kan een levenslange gevangenisstraf worden beëindigd of worden omgezet?

4

Hoeveel personen zijn veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf? Hoeveel van hen hebben daadwerkelijk levenslang de gevangenisstraf ondergaan? Hoeveel verzoeken tot gratie zijn er ingediend en hoeveel van deze verzoeken zijn afgewezen? Hoe vaak is naar aanleiding van een civiele procedure de executie van de levenslange gevangenisstraf beëindigd? Hoeveel personen zitten thans een levenslange gevangenisstraf uit?

5

Hoeveel jaren zit iemand die veroordeeld is tot een levenslange gevangenisstraf gemiddeld de opgelegde straf daadwerkelijk uit? Na hoeveel jaar komt iemand vrij bij wie de levenslange gevangenisstraf wordt omgezet in een tijdelijke? In welke tijdelijke gevangenisstraf wordt de levenslange gevangenisstraf in de regel omgezet bij inwilliging van een gratieverzoek? Na gemiddeld hoeveel jaren tenuitvoerlegging, wordt de levenslange gevangenisstraf omgezet in een tijdelijke? Heeft de veroordeelde wiens straf is omgezet in een tijdelijke gevangenisstraf ook recht op vervroegde invrijheidstelling?

6

Acht u het mogelijk dat er een noodzaak bestaat de samenleving te beschermen tegen herhaling van strafbare feiten door permanente uitsluiting van maatschappelijk deelname van de verdachte? Hoe beoordeelt u de stelling dat de levenslange gevangenisstraf in dat opzicht, gezien de mogelijkheid dat de verdachte langs de weg van gratiëring weer in de samenleving terugkeert, onvoldoende waarborgen bezit?

7

Op welke manieren, zoals een levenslange gevangenisstraf zonder kans op gratie of het wijzigen van de rol van de rechter bij de beoordeling van een gratieverzoek, kan er volledige zekerheid worden geboden aan de rechter dat indien gewenst, hij een verdachte kan uitsluiten van toekomstige invrijheidstelling (afgezien van de doodstraf)? In welke landen heeft de rechter een dergelijke mogelijkheid? Wat is in die landen de motivering om over een dergelijke strafbedreiging te beschikken?

8

Welke voor- en nadelen ziet u verbonden aan de verschillende mogelijkheden voor definitieve opsluiting? Alles overwegende, over welke van de genoemde mogelijkheden zou de rechter in Nederland naar uw oordeel moeten beschikken?

Antwoord

Antwoord van minister Donner (Justitie). (Ontvangen 20 juli 2004)

1

Ja.

2 en 3

Zoals het gerechtshof in rechtsoverweging 15.20 aangeeft, kan de tenuitvoerlegging van een levenslange gevangenisstraf op twee manieren worden beëindigd. Ten eerste kan een gratieverzoek van de veroordeelde worden ingewilligd. Gratie kan worden verleend indien (kort samengevat) er sprake is van een nieuwe omstandigheid waarmee de rechter ten tijde van de strafoplegging geen rekening heeft kunnen houden (artikel 2, aanhef en onderdeel a, van de Gratiewet) ofwel aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of de voortzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend (artikel 2, aanhef en onderdeel b, van de Gratiewet). Ten tweede kan de veroordeelde zich tot de burgerlijke rechter wenden, al dan niet in kort geding, en de Staat aanspreken indien hij van mening is dat de verdere tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf onrechtmatig is. Toewijzing van een dergelijke vordering is pas aan de orde indien de rechter vaststelt dat bij de veroordeling tot levenslange gevangenisstraf dan wel bij de tenuitvoerlegging daarvan dermate fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging niet langer als rechtmatig kan worden beschouwd. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan een ernstige schending van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Deze mogelijkheid is tot op heden theoretisch gebleken.

In tegenstelling tot veel andere landen kent Nederland niet de mogelijkheid van vervroegde invrijheidstelling in geval van levenslange gevangenisstraf. Het Nederlandse recht kent dan ook geen mogelijkheid voor de rechter om de minimumduur van de levenslange gevangenisstraf te bepalen; de levenslange gevangenisstraf duurt immers in beginsel levenslang.

4

Sinds 1960 zijn veertien mensen onherroepelijk veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Eén van hen is veroordeeld in de jaren zestig, de overige veroordelingen dateren van na 1 januari 1980. Naast deze onherroepelijke veroordelingen, lopen op dit moment vijf zaken in hoger beroep en zes in cassatie, waarbij door de rechtbank c.q. het gerechtshof een levenslange gevangenisstraf is opgelegd. Deze nog niet onherroepelijke veroordelingen zijn uitgesproken in 2003 en 2004. Van de veertien personen die sinds 1960 onherroepelijk tot een levenslange gevangenisstraf zijn veroordeeld, zitten dertien personen nog vast. Deze dertien personen zijn allen na 1 januari 1980 onherroepelijk veroordeeld. De langstzittende is bijna 24 jaar gedetineerd. Alleen de persoon die in de jaren «60 tot levenslang werd veroordeeld, is eind jaren «80 gegratieerd. Zijn straf werd toen omgezet in een tijdelijke gevangenisstraf. Hij is uiteindelijk vervroegd in vrijheid gesteld na feitelijk circa 23 jaar in detentie te hebben verbleven.

Jaarlijks worden zeer vele gratieverzoeken ingediend. Van deze verzoeken wordt niet systematisch in geautomatiseerde bestanden vastgelegd of het gaat om een gratieverzoek van een tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde.

Van de onherroepelijke veroordelingen na 1960 is de executie van geen enkele zaak beëindigd naar aanleiding van een civiele procedure.

5

Uit de antwoorden op vraag 4 blijkt dat slechts één onherroepelijke veroordeling tot levenslange gevangenisstraf na 1 januari 1960 is omgezet in een tijdelijke vrijheidsstraf. Het berekenen van gemiddelden als door vragenstelster bedoeld, is daarom niet mogelijk.

Indien als gevolg van gratieverlening een levenslange gevangenisstraf wordt omgezet in een tijdelijke gevangenisstraf, dan is op deze tijdelijke gevangenisstraf de regeling inzake vervroegde invrijheidstelling van toepassing.

6

Sommige misdrijven zijn zo ernstig en het risico dat de veroordeelde na invrijheidstelling opnieuw een ernstig gevaar voor de samenleving zal vormen zo groot, dat permanente uitsluiting uit de maatschappij noodzakelijk kan zijn. Dat is ook de reden dat de rechter een levenslange gevangenisstraf en/of terbeschikkingstelling met dwangverpleging kan opleggen. Tegen het oordeel van het Haagse gerechtshof waarop de in de vraag bedoelde stelling is gebaseerd is beroep in cassatie ingesteld. Het past mij niet om daarover in afwachting van het oordeel van de Hoge Raad een standpunt in te nemen. Ik voeg daar echter aan toe dat gratie een gunst is en geen recht. Gratieverlening is zeker geen automatisme. Steeds wordt op basis van de omstandigheden van het individuele geval beoordeeld of in redelijkheid kan worden besloten tot vermindering, verandering of kwijtschelding van de opgelegde straf of maatregel. Het advies van de rechter die de straf of maatregel heeft opgelegd is het uitgangspunt voor de beslissing over het toekennen van gratie. Ook het standpunt van het openbaar ministerie terzake wordt gevraagd. Het gevaar dat een veroordeelde vormt voor de samenleving is voor de beslissing om al dan niet gratie te verlenen uiteraard een wezenlijk punt van afweging.

7 en 8

De meeste Europese landen kennen een vorm van voorwaardelijke vervroegde invrijheidstelling die ook geldt voor veroordeelden tot levenslange gevangenisstraf. In België kunnen veroordeelden tot levenslang na tien jaar dan wel na veertien jaar in geval van recidive voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. In Griekenland is dit twintig jaar, in Polen vijfentwintig jaar en in Zwitserland vijftien jaar. Zweden en Finland kennen, net als Nederland, niet de mogelijkheid van vervroegde invrijheidstelling van tot levenslang veroordeelden. In Finland is het wel gebruikelijk om na twaalf tot veertien jaar voorwaardelijk gratie te verlenen. In het Verenigd Koninkrijk bepaalt hetzij de rechter (in geval van een «discretionary life sentence») hetzij de Home Secretary (in geval van een «mandatory life sentence») hoe lang een tot levenslang veroordeelde tenminste gevangen zal worden gehouden (het zgn. «tariff»). In een beperkt aantal gevallen heeft de Home Secretary het «tariff» dusdanig bepaald dat de veroordeeld niet meer in aanmerking komt voor invrijheidstelling.

Tot levenslang veroordeelden voor altijd uitsluiten van invrijheidstelling kan in Nederland en ook in landen waar de rechter de mogelijkheid heeft om een tot levenslang veroordeelde uit te sluiten van (voorwaardelijke) vervroegde invrijheidstelling, niet. Ook in die landen bestaat immers, net als in Nederland, de mogelijkheid om gratie te verlenen indien met de voorzetting van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf geen redelijk doel van de strafrechtstoepassing meer wordt gediend, hoe theoretisch deze mogelijkheid in sommige gevallen ook moge zijn. Tot levenslang veroordeelden uitsluiten van de mogelijkheid om een gratieverzoek in te dienen, acht ik onwenselijk. Ook voor hen geldt immers dat er zich altijd omstandigheden kunnen voordoen als bedoeld in artikel 2 van de Gratiewet. Bovendien zou dit op gespannen voet staan met artikel 5 van de Grondwet betreffende het recht van petitie.

Uit mijn hiervoor gegeven antwoorden moge duidelijk zijn dat wanneer in Nederland een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd, deze niet voortijdig wordt beëindigd zonder dat daarbij een rechter is betrokken. In het geval van gratie is dat steeds de rechter die de straf heeft opgelegd dan wel de rechter die op andere wijze bij de tenuitvoerlegging van de straf betrokken is geweest. Gelet hierop en gelet ook op de combinatie van levenslange gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met dwangverpleging, zoals het Haagse gerechtshof aan mevrouw De B., heeft opgelegd, meen ik dat in het Nederlandse recht verzekerd is dat kan worden voorkomen dat een tot levenslang veroordeelde in vrijheid wordt gesteld, zonder dat het recidiverisico door behandeling tot een voor de samenleving aanvaardbaar niveau is teruggebracht.


XNoot
1

LJN-nummer AP2846, zaaknr. 0975733701 en 0909218002, 18 juni 2004-07-05.

XNoot
2

Vergelijk rechtsoverweging 15.20.

Naar boven