Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1796
Vragen van de leden Wilders en Hirsi Ali
(beiden VVD) aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
van Justitie en van Buitenlandse Zaken over Nederland als mogelijk doelwit
voor terroristische aanslagen van Al-Qaeda. (Ingezonden 11 juni
2004)
1
Wat is uw oordeel over het bericht dat Nederland een van de Europese doelwitten
van Al-Qaeda is?1
2
Bent u bekend met het feit dat er in Nederland een groep terroristen klaarstond
om aanslagen te plegen? Zo ja, wanneer en op welke wijze heeft deze informatie
u bereikt? Welke gevolgen heeft u hieraan gegeven?
3
Is het waar dat er op dit moment nog iemand «klaar staat»
om een terroristische aanslag in Nederland te plegen? Zo ja, welke maatregelen
heeft u genomen en zult u nemen om dit te voorkomen?
4
Is de uitwisseling van informatie tussen de veiligheidsdiensten van Spanje
en van Nederland hierover optimaal geweest?
5
Is het waar dat als dekmantel voor het verkrijgen van (verblijfs)documenten
ook het trouwen met «christenvrouwen» gewenst wordt gevonden omdat
de terroristen overal aanwezig moeten zijn, «in Duitsland, Nederland
en Londen»?
6
In hoeverre zijn de individuen die klaarstonden en klaarstaan om een aanslag
te plegen in Nederland daartoe gekomen door, zoals onlangs de AIVD suggereerde,
de publieke opinie over de islam?
7
Wilt u deze vragen vóór dinsdag 15 juni, 11.00 uur
beantwoorden?
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid
Van Fessem (CDA), eveneens ingezonden 11 juni 2004 (vraagnummer 2030415770
Antwoord
Antwoord van minister Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
mede namens de minister van Justitie. (Ontvangen 22 juni 2004),
zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 1794, vergaderjaar 2003–2004
1
Zoals de regering in haar brief aan uw Kamer (TK, 2003/04, 27925, nr.
123) heeft aangegeven verkeert Nederland, evenals een aantal andere landen,
in een vergelijkbare positie als Spanje. Hierbij valt te denken aan de aanwezigheid
van troepen in Irak, het zijn van bondgenoot van de VS en de aanwezigheid
in ons land van enkele moslimgroepen die gevoelig zijn voor radicaliseringstendensen.
De AIVD heeft reeds herhaaldelijk gewaarschuwd dat het niet uitgesloten is
dat Nederland een doelwit vormt voor Al Qai'da. Deze zorgwekkende constatering
toont de noodzaak om het antiterrorismebeleid van het kabinet met kracht en
voortvarendheid uit te voeren. Politie en inlichtingendiensten, maar ook vele
andere relevante actoren op dit terrein, spannen zich ten zeerste in om potentiële
terroristen te onderkennen en af te stoppen. Verwezen zij daarbij naar de
maatregelen die zijn opgesomd in de voornoemde kabinetsbrief.
2/3
Zoals bekend kunnen noch door de politie, noch door de AIVD over operationele
aangelegenheden publiekelijk mededeling worden gedaan. Verder verwijs ik u
naar de antwoorden op de vragen van het Tweede Kamerlid Van Fessem (Aanhangsel
Handelingen nr. 1795, vergaderjaar 2003–2004).
4
In deze concrete zaak ging het om actuele informatie uit een lopend politieonderzoek
in Italië. Met inachtneming van de verschillende juridische kaders en
scheidslijnen waarbinnen informatie-uitwisseling tussen politiediensten en
veiligheidsdiensten valt, kan gesteld worden dat de informatieverstrekking
vanuit de in het buitenland betrokken diensten in dezen niet geheel optimaal
is geweest. Er valt op dit punt dus nog het nodige verbeteren. Mijn ambtgenoot
van Justitie en ik zullen hierover onze Italiaanse ambtgenoten aanspreken.
De Nederlandse regering spant zich in internationaal verband dan ook ten zeerste
in om de informatie-uitwisseling op terrorismegebied te verbeteren en zal
dit in het kader van het aanstaande voorzitterschap van de Europese Unie ook
verder stimuleren.
5
In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat islamistische terroristische
netwerken er groot belang bij hebben om rekruten een legale status in het
westen te bezorgen. In het belang van hun strijd zijn zij bereid daarbij over
ideologische grenzen te stappen.
6
De AIVD heeft nimmer een directe relatie gesuggereerd tussen de publieke
opinie in Nederland en terroristische activiteiten. In een analyse van de
mechanismen die van invloed zijn op de ontvankelijkheid van moslimjongeren
voor radicalisering en rekrutering voor de jihad is slechts een feitelijke
constatering weergegeven.
7
De vragen zijn op kortst mogelijke termijn beantwoord.
XNoot
1 NRC Handelsblad, 9 juni jl.