Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1646

Vragen van de leden Straub en Van Heemst (beiden PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties over de arbeidsvoorwaarden van de toekomstige Amsterdamse korpschef. (Ingezonden 12 mei 2004)

1

Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Netwerk1 waarin aandacht werd besteed aan de arbeidsvoorwaarden van de nieuwe korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, de heer Welten?

2

Kunt u meedelen hoe de precieze overeenkomst over de arbeidsvoorwaarden, met de nieuwe korpschef van het korps Amsterdam-Amstelland, luidt?

3

Wat is uw oordeel over deze arbeidsovereenkomst?

4

Vindt u hetgeen in deze arbeidsovereenkomst is overeengekomen een goede en juiste besteding van gemeenschapsgeld?

Antwoord

Antwoord van minister Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). (Ontvangen 1 juni 2004)

1

Ja.

2

Ten aanzien van de inhoud van de aanstelling van de toekomstige Amsterdamse korpschef merk ik het volgende op.

Ik kan u mededelen dat hij een salaris ontvangt dat overeenkomt met de voor de korpschef van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland gebruikelijke schaal 18 van het Besluit bezoldiging politie, inclusief enkele toelagen. De hoogte van het salaris sluit aan bij de salarisafspraken die zijn gemaakt met de huidige korpschef.

De korpsbeheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland is met de toekomstige korpschef een dienstverband voor onbepaalde tijd aangegaan. In de aanstelling is een bijzondere bepaling opgenomen die – samengevat – het volgende inhoudt. Indien het dienstverband in beginsel ten minste zeven jaren heeft geduurd kan de korpschef, onder voorwaarden, terugtreden als korpschef en een in zwaarte vergelijkbare functie binnen het korps gaan verrichten met behoud van zijn rechten. Voorwaarde daarbij is dat hij en de korpsbeheerder gezamenlijk tot het oordeel komen dat hij – vanwege het belastende karakter van de functie of uit het oogpunt van mobiliteit – terug kan treden en kan worden benoemd in een andere functie ten dienste van het korps.

Voorts maakt van de aanstelling deel uit een overeenkomst met betrekking tot de huisvesting van de korpschef. De korpschef is verhuisplichtig gesteld en om voor hem een met Groningen gelijkwaardige huisvestingssituatie te creëren is binnen de wettelijke kaders afgesproken dat de regio bij de koop van een nieuwe woning tot een maximum van 49,5% eigenaar wordt van deze woning. Bij het einde van de aanstelling ontvangt het korps 49,5% van de dan geldende marktwaarde van de woning. Dit aspect uit de aanstelling vloeit onder meer voort uit de in de aanstelling neergelegde eis dat de korpschef, die thans woonachtig is in Groningen, zijn woning dient te verkopen en een woning dient te betrekken binnen een straal van 40 km van Amsterdam. Daarmee is de korpschef formeel verhuisplichtig gesteld.

De korpsbeheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland heeft mij meegedeeld dat betrokkene geen belastingvrijstelling(en) geniet. Met betrokkene is overeengekomen dat slechts de eventuele, uit de verhuisplicht voortvloeiende toename van woonlasten waar het betreft heffingen en belastingen (waaronder OZB en IB/LB) voor rekening van het korps zullen komen. De OZB over het woongenotgedeelte komt derhalve in eerste instantie voor rekening van de betrokkene. Voor het geval hij aldus meer OZB zou betalen dan thans met betrekking tot zijn oude woning het geval is, is overeengekomen dat dit meerdere voor rekening van het korps komt. Denkbaar is dat participatie van het korps in de woning wordt aangemerkt als een vorm van beloning in natura en dat dat leidt tot een fiscale bijtelling. Voor zover de hier verschuldigde IB/LB meer mocht belopen dan de IB/LB die de heer Welten thans voor zijn huidige woning is verschuldigd, komt dit meerdere voor rekening van het korps.

3 en 4

Ik ben van oordeel dat de salariëring van de toekomstige Amsterdamse korpschef niet exorbitant is in verhouding tot zijn bijzondere verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De bezoldiging past in het landelijke bezoldigingssysteem van de politie. De korpschefs van de grootste korpsen verdienen in beginsel meer dan de korpschefs van de kleinere korpsen.

Waar het betreft de afspraak over de mogelijkheid van het met behoud van rechten vroegtijdig terugtreden als korpschef merk ik op dat deze afspraak geen afbreuk doet aan de reguliere ontslagmogelijkheden die in de rechtspositie zijn opgenomen. Bij bijvoorbeeld disfunctioneren bestaat de garantie niet. Ik acht de afspraak zoals deze is neergelegd in de aanstelling echter niet gewenst. Het past zeker in dit tijdsgewricht niet dat vroegtijdig reeds dergelijke afspraken over mogelijke toekomstige situaties worden gemaakt. Daarnaast zou deze afspraak het overigens onjuiste beeld kunnen oproepen als zou de betrokkene zonder reële tegenprestatie tot aan zijn pensioen zijn rechten behouden. Hiervan is overigens geen sprake. Er wordt wel degelijk een tegenprestatie verwacht.

Ook de participatie van het regionaal korps in de woning en de gedeeltelijke compensatie van enkele belastingheffingen zijn bijzondere aspecten in de aanstelling. Ook dienaangaande moet het aanstellingsbesluit in beginsel geacht worden te passen binnen de wettelijke bevoegdheden van de korpsbeheerder. De korpsbeheerder heeft in dit individuele geval, gelet op de betrokken belangen, gebruik gemaakt van de hardheidsclausule uit het Besluit vergoeding verplaatsingskosten politie. De overeenkomst met betrekking tot de huisvesting en de compensatie van belastingheffingen acht ik echter zeer uitzonderlijk. Ik meen dat hier sprake moet zijn van een eenmalige gebeurtenis die geen navolging verdient.

Ik merk op dat de aanstellingen van ambtenaren bij een regionaal politiekorps de exclusieve bevoegdheid is van de korpsbeheerder van dat korps. Ik heb daarmee geen bemoeienis. Hoewel de aanstelling van de toekomstige Amsterdamse korpschef met de daarin opgenomen toelagen en voorwaarden niet strijdt met de wettelijke kaders en daarin toegekende bevoegdheden, ben ik, mede gelet op de inhoud van deze aanstelling, voornemens te inventariseren welke aanstellingsvoorwaarden er voor dergelijke ambtenaren thans gelden teneinde een kader te ontwikkelen en aan te bieden aan de korpsbeheerders. Dit kader sluit in zekere zin aan op ontwikkelingen die zijn ingezet bij het wetsvoorstel, zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 26 september 2003, 29 200 VII, nr. 4, tot wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de versterking van bevoegdheden op rijksniveau ten aanzien van de politie c.a., en zal een handvat bieden voor de afzonderlijke korpsbeheerders bij aanstelling van dergelijke functionarissen.


XNoot
1

Netwerk, 7 mei jl.

Naar boven