Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1483

Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over onderzoek naar escortbureaus. (Ingezonden 3 maart 2004)

1

Kent u het onderzoek dat het radioprogramma De Ochtenden heeft gedaan naar escortbureaus?1

2

Deelt u de mening dat er een verschuiving plaatsvindt van club- en raamprostitutie naar de escortbranche? Hebt u zicht op hoeveel escortbedrijven op dit moment in Nederland werkzaam zijn? Zo neen, waarom niet?

3

Klopt het dat 60 tot 80% van de escortbedrijven geen vergunning heeft en niet ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel? Wat is uw mening hierover?

4

Deelt u de mening dat deze branche sterk groeit en dat het steeds moeilijker voor de politie wordt haar werk te doen wanneer deze bedrijven niet staan geregistreerd? Deelt u de zorgen van de politie dat wanneer escortbedrijven niet vergunningplichtig zijn en niet staan geregistreerd, toezicht en controle vanuit de overheid moeilijk is? Bent u het met de stelling eens dat bij veel escortbureaus slachtoffers van vrouwenhandel werken en dat er sprake is van gedwongen prostitutie?

5

Klopt het dat steeds meer escortbedrijven in kranten adverteren met 06-nummers en dat kranten niet naar een vergunning vragen? Wat is uw mening over het voorstel van de politie een verplichte vergunning in te voeren en dat kranten naar een vergunningsnummer dienen te vragen alvorens tot adverteren over te gaan?

6

Bent u het met de stelling eens dat kranten een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben en advertenties, waarbij het vermoeden bestaat dat slachtoffers van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie achter schuilgaan, moeten weigeren? Zo ja, bent u bereid met de krantenuitgevers in overleg te treden en een gedragscode of richtlijnen hiertegen te ontwikkelen?

7

Deelt u de zorgen van betrokkenen dat ook Internet een uitvalbasis vormt voor illegale escortbureaus? Bent u bereid ook een vergunningsstelsel in te voeren voor providers?

8

Herinnert u zich de eerdere commotie over de opsporingsmethode van de politie bij de bestrijding van illegale prostitutie, waar de politie onder valse voorwendsels 06-nummers van escortbureaus ging bellen en illegale vrouwen het land uitzette?2 Waren hier slachtoffers van vrouwenhandel bij betrokken? Zo ja, deelt u de mening dat dit in strijd is met de verdragen die Nederland is aangegaan over de bestrijding van vrouwenhandel? Deelt u de mening dat deze opsporingsmethode juist slachtoffers van vrouwenhandel kan treffen omdat ze zonder de mogelijkheid te hebben aangifte te kunnen doen direct het land worden uitgezet?

Antwoord

Antwoord van minister Donner (Justitie). (Ontvangen 6 mei 2004), zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 1162, vergaderjaar 2003–2004

1

Ja.

2, 3 en 4

Uit de evaluatie van de opheffing van het algemeen bordeelverbod komt onder meer het vermoeden naar voren, dat er sprake is van verschuiving van strafbare vormen van exploitatie van prostitutie (van minderjarige, illegale en onvrijwillige prostituees) vanuit de gereguleerde sector naar prostitutiesectoren die niet gereguleerd zijn (bijvoorbeeld straatprostitutie of 06-prostitutie) of die wel gereguleerd zijn maar nauwelijks controleerbaar en beheersbaar (bijvoorbeeld thuiswerk en escort)1. Noch uit de evaluatie, noch uit andere bronnen is echter zicht te verkrijgen op de hoeveelheid escortbedrijven die in Nederland werkzaam zijn, hoeveel procent daarvan zonder vergunning werkt en niet ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel en in welke mate daar slachtoffers van vrouwenhandel werken. In het kader van een escortpilot uit het programma Handhaven op Niveau is in een aantal pilot-gemeenten nader onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van escortbureaus aldaar en het al dan niet ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel. Dit onderzoek, waarop ook het radioprogramma De Ochtenden doelt, geeft een beeld van de situatie in de betrokken pilot-gemeenten. Het is duidelijk dat, althans in de betrokken gemeenten, een deel van de escortbureaus zonder vergunning werkzaam is en dat de moeilijke controleerbaarheid van de escortsector het toezicht en de controle op het exploiteren zonder vergunning lastiger maakt dan in de meer zichtbare vormen van exploitatie.

5, 6 en 7

Een toename van het aantal escortbedrijven dat met 06-nummers adverteert is niet vast te stellen. De frequente verandering van naam en telefoonnummers van bedrijven maakt het onmogelijk een goed overzicht te houden. Het zicht op de escortsector zou verbeteren wanneer alle gemeenten de escortbureaus onder de vergunningplicht brengen en in de voorwaarden bij de vergunning opnemen dat escortbureaus bij het adverteren in de krant hun vergunningnummer moeten vermelden. Wanneer kranten het vermoeden hebben dat slachtoffers van vrouwenhandel en gedwongen prostitutie schuilgaan achter advertenties van escortbureaus is het de verantwoordelijkheid van die kranten om de politie daarvan in kennis te stellen.

De problematiek van de onzichtbaarheid van escortbureaus is onderkend in de escortpilot van het programma Handhaven op Niveau. Vanuit die pilot is de aanbeveling gedaan om kranten te laten vragen naar vergunningnummers, zodat meer zicht op deze sector kan worden verkregen. Een ambtelijke werkgroep onderzoekt op dit moment langs welke weg kranten tot een dergelijke werkwijze te brengen zijn. Daarbij worden diverse alternatieven bezien, waaronder het opstellen van een gedragscode of van nadere regelgeving. Aangezien ik de zorg deel dat Internet een uitvalsbasis vormt voor illegale escortbureaus, zal het adverteren op Internet in dit onderzoek worden meegenomen. Over de uitkomsten van het onderzoek zal ik uw Kamer informeren in de knelpuntennotitie met betrekking tot de opheffing algemeen bordeelverbod die ik u nog voor de zomer zal toesturen, zoals toegezegd in het algemeen overleg dat wij eind vorig jaar voerden over het prostitutiebeleid.

8

Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Griffith, die ik u onlangs heb toegezonden.2 Zoals daarin aangegeven, betreft het hier geen opsporingsmethode maar een methode van bestuurlijk toezicht. Deze toezichtmethode is nadrukkelijk gericht op het toezicht op de exploitanten en niet op de prostituees. Niet elke (illegale) prostituee die wordt aangetroffen is slachtoffer van mensenhandel. Bij toepassing van de toezichtmethode wordt steeds aandacht besteed aan de vraag of een illegale prostituee slachtoffer is van mensenhandel. In voorkomende gevallen wordt de gelegenheid geboden om aangifte te doen en wordt een tijdelijke verblijfsvergunning verstrekt om in de strafzaak tegen de mensenhandelaar te getuigen.


XNoot
1

Radioprogramma De Ochtenden (Evangelische Omroep), 23 februari jl.

XNoot
2

Eindhovens Dagblad, 22 januari jl.

XNoot
1

«Het bordeelverbod opgeheven, Prostitutie 2000–2001», A. Daalder, WODC 2002, Onderzoek en beleid nr. 200.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, Aanhangsel nr. 1035.

Naar boven