Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1435
Vragen van het lid Vos (GroenLinks) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over grondwettelijk recht
op vrijheid van meningsuiting voor ambtenaren. (Ingezonden 29
maart 2004)
1
Kent u de mondelinge vragen die ik op 9 maart jl. stelde aan de minister
van Justitie over het ontslag van twee gevangenisdirecteuren?
2
In hoeverre is het ambtenaren toegestaan gebruik te maken van hun grondwettelijke
recht op vrijheid van meningsuiting? Maakt het daarbij uit welke positie ambtenaren
in de overheidsorganisatie innemen? Zo ja, hoe? Gelden er bijzondere regels
voor departementale ambtenaren?
3
Maakt het voor departementale ambtenaren of ambtenaren die aan een baten-lastendienst
verbonden zijn uit of het gebruik van hun uitingsvrijheid op een publieke
of op een besloten wijze plaatsvindt? Speelt daarbij ook een rol of hun uitingsvrijheid
betrekking heeft op beleid dat nog in ontwikkeling is, of op beleid dat reeds
is vastgesteld en uitgevoerd dient te worden? Zo ja, hoe?
4
Is er ruimte voor een ambtenaar om gebruik te maken van zijn vrijheid
van meningsuiting en commentaar te leveren op het vastgestelde beleid als
vaststaat dat hij het vastgestelde beleid loyaal uitvoert?
5
Aan welke voorwaarden dient te zijn voldaan indien besloten kan worden
ambtenaren wegens plichtverzuim te ontslaan op grond van onwelgevallige uitspraken?
Antwoord
Antwoord van minister Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). (Ontvangen 26 april 2004)
2
Het grondrecht op vrije meningsuiting van de ambtenaar is niet absoluut.
De grens voor de ambtenaar ligt daar waar door de uitoefening van dit recht
de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare
dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet
in redelijkheid zou zijn verzekerd (artikel 125a van de Ambtenarenwet en artikel
12a van de Militaire Ambtenarenwet 1931).
Van belang voor de beoordeling van de gedraging van de ambtenaar in dit
verband is de afstand tussen de ambtenaar en de dienst waar het beleid wordt
gevormd waarover de ambtenaar zich uitspreekt, de aard van de materie en de
wijze waarop en de kring waarin de ambtenaar van zijn mening blijk geeft.
Hoe verder de ambtenaar van het betreffende beleidsterrein verwijderd is,
des te minder reden is er om hem in verband met zijn ambtelijke positie te
beperken in zijn vrijheid van meningsuiting. Zodra sprake is van een directe
betrokkenheid bij de beleidsvorming, dient de ambtenaar eerder terughoudendheid
in uitlatingen die een directe relatie met zijn dienstuitoefening hebben,
te betrachten. In dit verband is de functie van de ambtenaar een relevant
gegeven.
De Aanwijzingen externe contacten rijksambtenaren van 19 mei 1998 gaan
in op de vrijheid van meningsuiting van de ambtenaar. Aangezien de daarvoor
geldende norm, zoals neergelegd in artikel 125a van de Ambtenarenwet, door
de mate van abstractie van die norm in de toepassingspraktijk vragen oproept,
bevatten de aanwijzingen voor de departementale ambtenaar en zijn bevoegd
gezag een richtsnoer voor de praktijk.
3
Bij toetsing aan de zogenaamde «functioneringsnorm» van artikel
125a van de Ambtenarenwet: de goede vervulling van de functie of het goede
functioneren van de openbare dienst, zal het feit of sprake is van een externe,
publieke uiting of van een interne meer besloten uiting zeker van invloed
kunnen zijn. Meer algemeen kan gesteld worden dat de mogelijk negatieve invloed
op het goede functioneren van de overheid van een door een ambtenaar gedane
publieke uiting groter zal zijn, waardoor de grens van de vrijheid van meningsuiting
van de ambtenaar eerder zal zijn bereikt.
Van belang is hierbij de mate waarin een onderwerp beleidsrijp is. In
de ontwikkelingsfase van het beleid heeft de ambtenaar een relatief grote
ruimte voor de uitoefening van zijn vrijheid van meningsuiting. In die fase
kan discussie immers juist bijdragen aan de totstandkoming van goed doordacht
en weloverwogen beleid. Een ambtenaar kan in voorkomend geval een van het
standpunt van de minister afwijkende mening verkondigen en daarbij toch binnen
de grenzen van artikel 125a van de Ambtenarenwet blijven, indien hij zich
zakelijk en beargumenteerd uitlaat. Als het beleid in samenspraak tussen minister
en parlement is bepaald, dient onthouding van kritiek op de politiek bepaalde
lijn voorop te staan.
4
Het loyaal uitvoeren van vastgesteld beleid impliceert in het algemeen
dat een ambtenaar zich zal onthouden van kritiek op de politiek bepaalde lijn,
binnen en buiten de organisatie. Dit geldt zeker voor leidinggevende ambtenaren.
5
De ambtenaar die de norm van artikel 125a van de Ambtenarenwet overtreedt,
maakt zich schuldig aan plichtsverzuim en kan om die reden disciplinair worden
gestraft. Op grond van artikel 82a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement
dient het bevoegd gezag alvorens hiertoe over te gaan, advies in te winnen
van de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren. De
disciplinaire straffen die kunnen worden opgelegd variëren van schriftelijke
berisping tot ontslag. Er zal geen onevenredigheid mogen zijn tussen de opgelegde
straf en de gepleegde overtreding.