Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

892

Vragen van de leden Halsema (GroenLinks) en De Graaf (D66) aan de minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de informatie van de Tweede Kamer inzake het onderzoek naar Edwin de Roy van Zuydewijn. (Ingezonden 10 maart 2003)

1

Waarom heeft u slechts de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten geïnformeerd over het onderzoek dat verricht is naar Edwin de Roy van Zuydewijn?

2

Waarom heeft u niet de gehele Tweede Kamer op de hoogte gesteld omtrent de gang van zaken rond dit onderzoek, of, indien vertrouwelijkheid moet worden gewaarborgd, tenminste alle fractievoorzitters?

3

Kunt u precies aangeven wat de rechtsgronden zijn voor een dergelijk onderzoek vanwege inlichtingendienst en politie, wat de reikwijdte daarvan is en of in alle gevallen van mogelijke huwelijkspartners van leden van de Koninklijke familie eenzelfde onderzoek van dezelfde reikwijdte is verricht?

4

Kunt u aangeven waarom de heer de Roy van Zuydewijn niet op de hoogte is gesteld van dit onderzoek, dat zoals u eerder stelde, een bekende en gebruikelijke gang van zaken betreft?

5

Kunt u aangeven hoe het kan dat verschillende ministeries aan betrokkenen hebben laten weten dat er geen onderzoek was ingesteld, terwijl dat evident onjuist was?

6

Is het waar dat de minister van BZK zelf niet op de hoogte was en werd gesteld van het door de BVD verrichte onderzoek en van de uitkomsten daarvan? Geldt dat ook voor de toenmalige minister-president?

7

Hoe, door wie, in welke mate en op basis van welke bevoegdheid of machtiging is de informatie uit het onderzoek overgedragen aan leden van de Koninklijke familie? Is die informatie ook ter beschikking gesteld aan de vader van Prinses Margarita, zijnde geen lid van de koninklijke familie?

8

Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor 11 maart a.s. te beantwoorden?

Antwoord

Antwoord van minister-president Balkenende (Algemene Zaken), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (Ontvangen 10 maart 2003)

1 en 2

Aangezien het hierbij m.n. ging om de verantwoording over de activiteiten van de BVD (thans AIVD) en de daarmee samenhangende operationele aspecten hebben wij de Commissie Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer hierover vertrouwelijk geïnformeerd. Alle aspecten die voor openbaarmaking in aanmerking komen hebben wij heden bij brief aan de Tweede Kamer gemeld.1

3 t/m 7

Voor het antwoord op de overige vragen verwijzen wij naar de hierboven genoemde brief.

8

Ja.


XNoot
1

Kamerstuk 28 811, nr. 1.

Naar boven