Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

21

Vragen van de leden Veling en Van Dijke (beiden ChristenUnie) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (dhr. Rutte) over sociale uitkeringen aan Nederlandse staatsburgers in Israël. (Ingezonden 23 augustus 2002)

1

Is het waar dat Nederland sociale uitkeringen aan Nederlandse staatsburgers die in door Israël bezet gebied wonen per 2003 zal verlagen of inhouden1?

2

Kunt u meedelen om hoeveel personen het precies gaat en om hoeveel uitkeringen van welke aard? Hoeveel Nederlandse staatsburgers in Israël blijven hun uitkering wél ontvangen?

3

Is in de onderhandelingen tussen Nederland en Israël over het desbetreffende verdrag expliciet aandacht gegeven aan de gevolgen voor deze Nederlandse uitkeringsgerechtigden, gegeven de omstandigheid dat zij woonachtig zijn in de zogenaamde bezette gebieden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat was de reactie van Israëlische zijde dat deze Nederlandse staatsburgers niet onder de reikwijdte van het verdrag zullen vallen?

4

Is ook voorlichting gegeven aan deze Nederlandse staatsburgers over de dreiging van een verlies van of korting op hun uitkeringsrechten?

5

Erkent u dat het recht op uitkering van deze Nederlandse staatsburgers een overheidsplicht impliceert om alles te doen om deze personen de hen rechtens toekomende uitkeringsgelden te verschaffen?

6

Zijn de gevolgen voor de betrokken uitkeringsgerechtigden niet buitenproportioneel zwaar, zeker in het licht van het gegeven dat Israël in staat moet worden geacht medewerking te verlenen aan de controle van de rechtmatigheid van de uitkeringen? Ziet u de mogelijkheid onder ogen dat het geval zich kan voordoen dat een AOW-gerechtigde Nederlander, woonachtig in bijv. Oost-Jeruzalem, om het enkele feit van zijn woonplaats een in zijn ogen «strafkorting» tegemoet moet zien? Erkent u dat dit als zeer pijnlijk en onredelijk zal worden ervaren, hetgeen beter voorkomen kan worden?

7

Wilt u de mogelijkheid onderzoeken de betrokken Nederlanders op een andere wijze hun uitkering te laten behouden? Met wie zou daartoe een overeenkomst moeten worden gesloten?

8

Op welke wijze kan de inkomensderving van de Nederlandse uitkeringsgerechtigden worden gecompenseerd, indien onverhoopt moet worden overgegaan tot stopzetting van hun uitkeringen?

Antwoord

Antwoord van staatssecretaris Rutte (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). (Ontvangen 20 september 2002)

1

Per 1 januari 2000 is de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) in werking getreden. In deze wet is voorzien dat personen die reeds voor die datum een socialeverzekeringsuitkering hadden en buiten Nederland woonden, deze slechts dan konden behouden na ommekomst van de overgangstermijn op 1 januari 2003 indien tussen Nederland en het land waar de uitkeringsgerechtigde woont een verdrag tot stand is gebracht dat een adequate controle op de rechtmatigheid van de betaling van de uitkering mogelijk maakt. Als dat verdrag op die datum niet tot stand is gekomen, dan wordt de uitkering ingetrokken met uitzondering van AOW die tot ten hoogste het bedrag van het gehuwdenpensioen betaald blijft worden.

Op grond van het volkenrecht is Israël in de bezette gebieden bezetter en geen soevereine machthebber. Daarom heeft Israël geen bevoegdheid tot het aangaan van verdragsverplichtingen voor het bezette gebied. Israël kan dus voor Nederlandse staatsburgers die in de bezette gebieden wonen geen verdragsverplichtingen aangaan zoals zijn voorzien in het kader van de Wet BEU. Bij gebreke van een verdrag dat van toepassing is in de bezette gebieden, zullen de uitkeringen van gerechtigden die daar wonen dan ook per 1 januari 2003 worden beëindigd of verlaagd op grond van de Wet BEU.

2

In Israël ontvangen 1352 gerechtigden een Nederlandse socialeverzekeringsuitkering krachtens de AOW of de Anw. Van hen hebben 703 personen de Nederlandse nationaliteit. Deze uitkeringen blijven betaald worden.

In bezette gebieden ontvangen 26 personen een AOW-uitkering en 4 personen een Anw-uitkering. Dertien personen hebben de Nederlandse nationaliteit, vijftien personen de Israëlische nationaliteit, één persoon de Jordaanse en een heeft de Palestijnse nationaliteit.

Kinderbijslag krachtens de AKW wordt uitbetaald ten behoeve van 19 in Israël woonachtige kinderen.

In de bezette gebieden wordt voor 6 kinderen in 4 huishoudens kinderbijslag betaald. Voor de AKW is de nationaliteit geen kritisch gegeven en is dit gegeven derhalve niet in het geautomatiseerde systeem van de SVB geregistreerd.

3

In de onderhandelingen tussen Nederland en Israël over het socialezekerheidsverdrag is niet expliciet aandacht besteed aan de bezette gebieden, omdat bekend was dat Israël daarover geen zeggenschap heeft en niet kon worden aangegeven of daar Nederlandse uitkeringsgerechtigden woonden. Dit laatste is eerst onlangs bij een bestandsonderzoek gebleken.

4

De Sociale verzekeringsbank (SVB) heeft door middel van haar Internationale Nieuwsbrieven alle in het buitenland wonende uitkeringsgerechtigden regelmatig op de hoogte gehouden van de stand van zaken met betrekking tot de Wet BEU. Dit is gebeurd op hoofdlijnen. In deze Internationale Nieuwsbrieven heeft de SVB geen melding gemaakt van het feit dat het verdrag met Israël geen toepassing vindt op de bezette gebieden. Wel heeft de SVB op 9 augustus 2002 de betrokkenen, woonachtig in de bezette gebieden, per brief concreet geïnformeerd dat zij er rekening mee moesten houden dat hun uitkering per 1 januari 2003 zou worden beëindigd c.q. verlaagd.

5, 6, 7, 8

Op grond van de Wet BEU bestaat buiten Nederland slechts recht op een socialeverzekeringsuitkering in een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten. Dit verdrag dient afdoende waarborgen te bevatten inzake de controle op de rechtmatigheid van de uitkeringen. Als gevolg van de Wet BEU is de woonplaats dan ook een relevant gegeven geworden voor het recht op uitkering. Voor wat betreft de bezette gebieden zal moeten worden bezien met wie en op welke wijze tot verdragsrechtelijke afspraken zou kunnen worden gekomen om de hiervoor bedoelde waarborgen te verkrijgen. Ik houd echter aan het uitgangspunt van de Wet BEU vast dat er, zolang geen verdragsrechtelijke afspraken zijn gemaakt er voor de desbetreffende personen geen (ongekort) recht op uitkering kan bestaan.

Op grond van het feit dat betrokkenen pas op een zeer laat tijdstip zijn geïnformeerd en gelet op de onduidelijkheid die er bij betrokkenen kon bestaan over de territoriale werkingssfeer van het Nederlands-Israëlisch verdrag, past het niet binnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur de herziening of de intrekking van de uitkeringen te doen ingaan op 1 januari 2003. Dat geldt ook voor de uitkeringsgerechtigden, die woonachtig zijn op het gebied van de Westelijke Sahara, waarvoor tot voor kort een soortgelijke onduidelijkheid bestond en die ook pas onlangs zijn geïnformeerd. Derhalve zal voor deze groep, ter beoordeling van de SVB, ook gelden dat de rechten, voorzover de wet BEU van toepassing is, worden beëindigd op 1 januari 2004.


XNoot
1

NRC Handelsblad, 21 augustus jl.

Naar boven