Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1696

Vragen van het lid Geluk (VVD) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over controle op visstroperij. (Ingezonden 22 juli 2003)

1

Bent u op de hoogte van een uitspraak van een ambtenaar van de Algemene Inspectie Dienst (AID) over de controle op de visstroperij in het artikel «Inspectiedienst laat visstropers ongemoeid»?1

2

Hoe verhoudt zich het niet controleren op de visstroperij tot het antwoord op de eerder door mij gestelde schriftelijke vragen2, waarin wordt gemeld dat de AID waar nodig handelend zal optreden?

3

Hoe verhoudt zich het opereren van de AID, volgens deze ambtenaar, met het gestelde in het hoofdlijnenakkoord van het kabinet: «Naleving is primair, zichtbaar en merkbaar toezicht daarvoor voorwaarde, handhaving is sluitstuk. Daarmee opent zich een perspectief op een samenleving die wordt gekenmerkt door respect voor elkaar en tolerantie.»?3

4

Kunt u bevestigen dat er een capaciteitsprobleem bij de AID is op dit gebied? Zo ja, wat denkt u daar aan te doen?

5

Wat denkt u in korte tijd te ondernemen om visstroperij op de Noordzee daadwerkelijk een halt toe te roepen, anders dan afspraken te maken op vrijwillige basis met sportvisserijverenigingen, etc?

Antwoord

Antwoord van minister Veerman (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit). (Ontvangen 11 augustus 2003)

1

Ja.

2

De kop van het artikel en het artikel zelf wekken de foutieve indruk dat de AID de handel in vis door sportvissers op zee gevangen ongemoeid laat. De controle door de AID vindt steekproefsgewijs plaats en in dat verband treedt de AID dan ook handelend op waar nodig en waar mogelijk.

3

Ik meen dat het optreden van de AID voldoet aan de criteria die daarvoor worden genoemd in het Hoofdlijnenakkoord.

4

Ik ben van oordeel dat de bij de AID beschikbare capaciteit zo efficiënt mogelijk wordt ingezet. Dit laat onverlet dat er bij opsporingsdiensten altijd een spanning zal blijven bestaan tussen de gewenste inzet en de feitelijke inzet.

5

Inmiddels heeft de AID betrokken bedrijven geïnformeerd en deze erop gewezen dat de AID extra aandacht zal besteden aan de herkomst van ter veiling aangeboden vis.

Het sportvissen op zee met medeneming van de vangst is niet strijdig met de wet. Het verhandelen van op zee gevangen vis zoals kabeljauw is slechts toegestaan indien men beschikt over een geregistreerd vaartuig én over de benodigde vangstrechten.

In mijn antwoord op de vragen gesteld door het lid Geluk d.d. 2 juli 2003 gaf ik reeds aan dat ik in overleg zal treden met de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties – NVVS – en de betrokken rederijen om op vrijwillige basis tot afspraken te komen over maximale hoeveelheden te vangen vis. Mijn antwoord van toen wordt gemotiveerd door het hoofdlijnenakkoord «Meedoen, meer werk, minder regels» waar dit stelt:

«De overheid kan wetten en regels niet handhaven als burgers en bedrijven zich daarvoor niet in de eerste plaats zelf verantwoordelijk achten.»

Ik hecht er aan om – geheel in lijn met het hoofdlijnenakkoord – de sectoren de gelegenheid te geven om hun verantwoordelijkheid te nemen.


XNoot
1

Provinciale Zeeuwse Courant, 18 juli jl.

XNoot
2

Aanhangsel Handelingen nr. 1555, vergaderjaar 2002–2003.

XNoot
3

Kamerstuk 28 637 nr. 15, p. 5.

Naar boven