Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

790

Vragen van de leden Hoekema en Ter Veer (beiden D66) aan de minister van Buitenlandse Zaken over Martelpraktijken in China. (Ingezonden 22 februari 2001)

1

Bent u bekend met het rapport van Amnesty International van 12 februari 20011, waaruit blijkt dat Chinese burgers en bewoners van autonome regio's (zoals de Oeigoeren, Tibetanen, inwoners van Macao en Hong Kong) nog steeds mishandeld en gemarteld worden door overheidsfunctionarissen en partijkaders en waaruit eveneens blijkt dat mishandeling en marteling niet alleen voorkomen bij onderzoek naar strafrechtelijke en politieke overtredingen,2 maar ook bij zaken als bij het opsporen van «teveel» kinderen (volkstelling), ambtelijke corruptie,3 belastingzaken, het tegengaan van «landloperij» (o.a. werklozen die op eigen houtje elders aan de slag proberen te komen) en prostitutie?

2

Is het u bekend dat blijkens het hetzelfde rapport Chinese overheden burgers om politieke en administratieve redenen opsluiten in psychiatrische ziekenhuizen waar ze aan dwangbehandelingen worden onderworpen?

3

Is het u bekend dat de afwezigheid, resp. het onthouden van medische verzorging in gevangenissen, strafkampen e.d. eerder regel dan uitzondering zijn en dat veel martelingen plaats vinden tijdens de eerste verhoren (binnen 24 uur na aanhouding), ten gevolge waarvan vele gevangen komen te overlijden?

4

Bent u bekend met het eerdere persbericht van Amnesty International van 19 december jl., blijkens welk tenminste 77 Falun Gong leden in gevangenschap of kort na hun vrijlating overleden zijn, veelal ten gevolge van martelingen?

5

Is het u bekend dat, zoals blijkt uit een reeks AI-jaarboeken, de martelingen van Oeigoeren en Tibetanen onderdeel uitmaken van een beleid van discriminatie in de autonome regio's Tibet en Xinjiang?4

6

Hoe verhouden eerdergenoemde gevallen van marteling en machtsmisbruik zich met de ook uwerzijds gemelde positieve stappen van de Chinese regering, zoals de ondertekening van de Conventie inzake Civiele en Politieke Rechten en het Memorandum of Understanding met de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN?

Antwoord

Antwoord van minister Van Aartsen (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 5 maart 2001)

1

Ja, ik ben bekend met het rapport van Amnesty International. Tijdens een door mijn ministerie georganiseerde bijeenkomst voorafgaand aan mijn – uiteindelijk uitgesteld – bezoek aan China heb ik met vertegenwoordigers van een aantal Nederlandse NGO's van gedachten gewisseld over marteling in China. Bij deze gelegenheid is het rapport over martelingen aan mij ter hand gesteld en heb ik toegezegd dit onderwerp in contacten met vertegenwoordigers van de Chinese regering op te brengen.

2

Het Amnesty-rapport biedt inderdaad uitgebreide informatie over verschillende vormen van detentie, waaronder opsluiting en verplichte behandeling in psychiatrische ziekenhuizen.

3

Marteling komt inderdaad veelvuldig voor in China.

Ondanks de initiële hervormingen in het rechtstelsel, komen in China nog immer ernstige mensenrechtenschendingen voor. Naast de informatie hierover uit het Amnesty-rapport beschik ik ook over andere informatie (zoals rapporten van de Nederlandse ambassade in Peking en EU-mensenrechtenrapporten) over mensenrechtenschendingen zoals marteling, de slechte behandeling van gevangenen, afgedwongen bekentenissen en willekeurige inhechtenisneming.

4

Het Amnesty International rapport van 19 december 2000, maar ook andere informatie die mij ter beschikking staat, tonen aan dat de Chinese overheid steeds meer excessieve maatregelen neemt ten aanzien van de Falun Gong. Naast de behandeling van minderheden en detentie vanwege religieuze of politieke activiteiten is de repressie van Falun Gong-aanhangers dan ook opgenomen in de lijst met mensenrechtengebieden die de basis vormt van de komende dialoogronden met China. Deze lijst is onderdeel van de Algemene Raadsconclusies d.d. 22 januari 2001 over de stand van zaken met betrekking tot de EU/China-mensenrechtendialoog.

5

De jaarboeken van Amnesty International vermelden deze problematiek al langere tijd. De mensenrechtensituatie in de regio's Tibet en Xinjiang vormt een van de aandachtspunten van de EU–China mensenrechtendialoog en is herhaaldelijk gespreksonderwerp geweest in bilaterale gesprekken met Chinese autoriteiten. Laatstelijk nog is de positie van de oorspronkelijke bevolking in de westelijke provincies in Peking ter sprake gebracht tijdens de ontmoeting van Staatssecretaris Ybema met de Vice Minister van Arbeid en Sociale Zekerheid, de heer Li Qiyan.

6

Naast positieve zaken die zijn bereikt, is tegelijkertijd sprake van een teruggang op het gebied van de burger- en politieke rechten (m.n. vrijheid van meningsuiting, vergadering en godsdienst of overtuiging) in China. Tijdens de meest recente dialoogronde d.d. 22–23 februari 2001 is de Chinese delegatie uitgebreid ingegaan op de inspanningen die door China worden geleverd om marteling tegen te gaan en politie en gevangenispersoneel op dit gebied te trainen. Het samenwerkingsprogramma van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten is mede gericht op mensenrechteneducatie. Training van wetshandhavers kan tot een betere behandeling bijdragen conform internationale normen op dit gebied. Tijdens de halfjaarlijkse EU-mensenrechtendialoog met China zal blijvend aandacht aan deze ernstige mensenrechtenschending worden geschonken, waarbij de EU aandringt op ratificatie van het BUPO-verdrag, samenwerking met VN-mensenrechtenmechanismen waaronder de VN-Speciale Rapporteur inzake marteling en het opvolgen van aanbevelingen die gedaan zijn door het VN-Verdragscomité tegen Foltering. Naast de dialoog zal ook via andere instrumenten en kanalen het onderwerp martelingen in China aan de orde worden gesteld, bijvoorbeeld tijdens bilaterale bezoeken, middels demarches en in multilaterale fora, zoals in de Mensenrechtencommissie van de VN.


XNoot
1

Zie o.a. website Amnesty International (AI) London, stuk-indexnummer 17/003/2001.

XNoot
2

Waaronder de godsdienstvervolgingen tegen Falun Gong, de christelijke «huisgemeentes», en het Oeigoeren- en Tibet-beleid gevat kan worden.

XNoot
3

Zie ook het door AI vermelde geval van de veroordeelde «vice-mayor of Harbin» Zhu Shengwen, waarover Amnesty op 2 juli 1998 berichtte; AI-website; stuk-indexnummer ASA 17/19/98.

XNoot
4

Zo werd blijkens het AI-persbericht van 12 februari jl. de Oeigoer Aulikar Memet op 14 juni jl. geëxecuteerd wegens «separatistische activiteiten», hoewel hij tijdens zijn proces met fysieke bewijzen (uitgerukte nagels) aannemelijk kon maken dat zijn bekentenis terzake door marteling was verkregen.

Naar boven