Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
380
Vragen van de leden Schreijer-Pierik en Visser-van
Doorn (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschappen, dhr. Van der Ploeg, en de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over bebouwing bij het monument klooster St. Ludwig. (Ingezonden
31 oktober 2000)
1
Is het u bekend dat een nieuw bestemmingsplan van de gemeente Roerdalen
omvangrijke en hoge bebouwing mogelijk maakt in de onmiddellijke nabijheid
van het monument «St. Ludwig»; het voormalig Franciscaner klooster
te Vlodrop?
2
Is hierover met het Rijk contact geweest? Zo ja, wanneer heeft dat plaatsgehad
en wat is daarin gewisseld?
3
Hoe beoordeelt u deze plannen gegeven de monumentale status van het direct
aangrenzende voormalig klooster, de status van Nationaal Park «De Meinweg»
van het desbetreffende gebied en de status van kerngebied in de ecologische
hoofdstructuur vanuit het Structuurschema Groene Ruimte?
4
Acht u dit bestemmingsplan verenigbaar met het cultuurhistorisch regeringsbeleid,
voortvloeiend uit de Nota «Belvedere»1 inzake de
ruimtelijke inrichting van Nederland, alsmede het voorgenomen beleid, zoals
geformuleerd in de Architectuurnota «Ontwerpen aan Nederland»?
5
Bent u bereid in overleg te treden met de gemeente Roerdalen en de provincie
Limburg over genoemd bestemmingsplan, teneinde deze bebouwingsmogelijkheden
te voorkomen?
Antwoord
Antwoord van staatssecretaris Van der Ploeg (Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen), mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer en de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij. (Ontvangen 12 december 2000) Zie ook Aanhangsel
Handelingen nr. 287, vergaderjaar 2000–2001.
2
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft in 1997 met zowel gemeente
als provincie meerdere malen over het bestemmingsplan gesproken. Dit gebeurde
in het kader van formeel overleg over de in november 1996 ingediende aanvraag
tot bescherming van de kloostergebouwen. Hierbij heeft de dienst gewezen op
de grote cultuurhistorische waarde van het complex. Voorts heeft de Provinciale
Planologische Commissie, waarin de rijksoverheid is vertegenwoordigd, in februari
1997 advies uitgebracht over het bestemmingsplan. Ook hierbij is het monumentenbelang
ingebracht. Op dat moment was het complex nog niet als beschermd monument
aangewezen, dit zou in oktober van dat jaar gebeuren. Bij de afweging van
de belangen binnen de PPC is een positief advies gegeven, mede omdat binnen
het bestemmingsplan het monumentale complex behouden kon blijven en ook met
de in de omgeving aanwezige waarden voldoende rekening werd gehouden.
3
Met betrekking tot het klooster voorziet het bestemmingsplan in verschillende
mogelijkheden, variërend van sloop/nieuwbouw tot handhaving van de huidige
bebouwing. Gegeven de monumentale status van de bebouwing heeft de laatste
mogelijkheid mijn uitdrukkelijke voorkeur. Daarom heb ik op 5 november 1998
in het kader van de Monumentenwet 1988 bezwaar aangetekend tegen het besluit
van de gemeente Roerdalen om een sloopvergunning te verlenen. Aangezien de
rechtbank te Roermond onlangs dit besluit heeft vernietigd, is sloop/nieuwbouw
op dit moment uitgesloten.
Tegen het bestemmingsplan is beroep ingesteld bij de Raad van State. Deze
heeft geoordeeld dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de status van
Nationaal Park en kerngebied in de ecologische hoofdstructuur.
4
De vraag hoe dit bestemmingsplan zich verhoudt tot het cultuurhistorisch
regeringsbeleid is ook expliciet aan de orde geweest bij de toetsing en de
beroepsprocedure over het bestemmingsplan. Verder hebben het toetsingskader
van Structuurschema Groene Ruimte de VINEX en de vertaling daarvan in het
streekplan Noord en Midden Limburg de basis gevormd bij het oordeel over dit
bestemmingsplan.
De genoemde Nota Belvedere en Architectuurnota vormden ten tijde van de
opstelling en goedkeuring van het bestemmingsplan echter geen direct kader
voor de toetsing hiervan. Het rijk beoogt met deze beleidsstukken het bevoegd
gezag te stimuleren zijn verantwoordelijkheid voor het maken en uitvoeren
van ontwikkelingsplannen te nemen.
5
Nu het nieuwe bestemmingsplan bij besluit van 6 oktober 2000 van de Raad
van State rechtsgeldig is geworden acht ik een verdere interventie niet opportuun.
Hierbij merk ik op dat door de vernietiging van de sloopvergunning de kans
op nieuwbouw in de directe omgeving gering is, aangezien de toename van het
te bebouwen oppervlak ten opzichte van de huidige situatie beperkt is. Overigens
heeft namens mij op 19 mei jongstleden de directeur van de Rijksdienst voor
de Monumentenzorg overleg gehad met vertegenwoordigers van gemeente en provincie
om, in afwachting van de uitspraken in de lopende juridische procedures, de
mogelijkheden voor het behoud van het kloostercomplex St. Ludwig te bespreken.
XNoot
1 Kamerstuk 26 663, nr. 2.