Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

181

Vragen van de leden Van Oven en Santi (beiden PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift inzake het niet verlenen van inzage in een BVD-dossier. (Ingezonden 29 september 2000)

1

Is het waar dat op een bezwaarschrift ingediend op 27 augustus 1999 door de heer E.E.F. Guljé tegen uw beslissing van 10 augustus 1999 om hem geen inzage te verlenen in een eventueel bvd-dossier nog steeds geen beslissing is genomen?1

2

Zo ja, vindt u deze gang van zaken behoorlijk?

3

Kunt u meedelen wat gedurende de laatste drie jaren het gemiddelde tijdsverloop was tussen de dag van de indiening van een bezwaarschrift inzake inzage in een bvd-dossier en de uitspraak?

4

Ziet u aanleiding en mogelijkheid in het algemeen een sneller tijdsverloop te bevorderen?

5

Kunt u deze vragen «zo mogelijk» vóór het debat over de BVD op 4 oktober aanstaande beantwoorden?

Antwoord

Antwoord van minister De Vries (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). (Ontvangen 31 oktober 2000)

1

Naar aanleiding van het bezwaar van de heer Guljé tegen mijn beslissing van 10 augustus 1999 om hem geen inzage te verlenen in een eventueel over zijn vader aangelegd BVD-dossier, is op 12 januari 2000 een hoorzitting gehouden. De voorzitter van de hoorzitting heeft daarbij gemeld dat de zaak zou worden aangehouden in afwachting van een beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een soortgelijke zaak, die naar verwachting maart of april 2000 uitgesproken zou worden. Deze uitspraak heeft de BVD op 12 april 2000 bereikt.

Inmiddels is door mij op het bezwaarschrift van de heer Guljé beslist.

2

Ik betreur de opgetreden vertraging bij de afhandeling van het bezwaarschrift.

Het is al jaren zo dat het merendeel van de verzoekers bezwaar maakt tegen de beslissing op het inzageverzoek. Dit niettegenstaande het feit dat deze beslissingen doorgaans zijn gebaseerd op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het is reeds vaker – zie de achtereenvolgende jaarverslagen van de BVD – geconstateerd dat het veelal niet mogelijk is de bezwaarschriften binnen de daarvoor in de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijnen af te doen. Dit wordt veroorzaakt door de grote aantallen bezwaarschriften, de complexiteit en het zeer arbeidsintensieve karakter van de procedures die een groot beslag leggen op de capaciteit van de BVD.

Gelet op de bijzondere problemen die de BVD bij het afhandelen van WOB-verzoeken ondervindt, bevat het wetsvoorstel op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (in het vierde hoofdstuk) een specifieke regeling die de problematiek met de termijnen zal verlichten.

3 en 4

Het gemiddelde tijdsverloop gedurende de laatste drie jaren tussen de dag van de indiening van het bezwaarschrift inzake inzage in een BVD-dossier en de uitspraak op dit bezwaarschrift was ongeveer 1 jaar en is thans teruggebracht tot ongeveer 4 maanden. Ik hecht er aan hierbij te vermelden dat het gemiddelde tijdsverloop sterk wordt beïnvloed door onvoorziene factoren, zoals een plotselinge stroom inzageverzoeken als gevolg van publicaties in de media.

Inmiddels is tijdelijk voorzien in enkele extra formatieplaatsen bij de verantwoordelijke afdeling.

5

Het is helaas niet mogelijk gebleken de vragen vóór 4 oktober 2000 te beantwoorden.


XNoot
1

Toelichting: de zaak werd behandeld tijdens een hoorzitting op 12 januari 2000 waar het lid Van Oven aanwezig was. Aan het eind van de zitting werd verklaard dat een beslissing na het wijzen van een beslissing door de Raad van State in een soortgelijke zaak in maart of april 2000 zou volgen.

Naar boven