Kamervragen (Aanhangsel)
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 1381 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer | Datum ontvangst |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | 1381 |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1381
Vragen van het lid Herrebrugh (PvdA) aan de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het ontsmetten van scheepsladingen. (Ingezonden 17 mei 2001)
1
Bent u op de hoogte van het rapport van de Inspectie Milieuhygiëne over het ontsmetten van scheepsladingen met giftige gassen, waaruit blijkt dat er 475 overtredingen van de Bestrijdingsmiddelenwet in 1999 en 2000 zijn geconstateerd?
2
Deelt u de mening dat dit aantal ten opzichte van het totaal aantal scheepsladingbehandelingen te hoog is en de risico's van deze overtredingen onaanvaardbaar zijn?
3
Zo ja, welke maatregelen denkt u te nemen om aan deze onaanvaardbare handelingen een einde te maken?
4
Kan de ladingbehandeling met giftige stoffen vergunningsplichtig gemaakt worden? Zo nee, bent u van mening dat het vrijgeven, lossen en/of afvoeren van met giftige stoffen behandelde lading vergunningsplichtig dient te zijn, c.q. dat daarvoor toestemming van de bevoegde autoriteiten dient te worden afgegeven?
5
Wilt u de verantwoordelijkheid voor ladingbehandeling met giftige stoffen mede bij de scheepseigenaar, de bevrachter en/of de scheepsagent leggen, en niet uitsluitend bij het bedrijf dat de lading met giftige stoffen behandelt?
6
Welke maatregelen denkt u te nemen om op korte termijn te bereiken dat er een regiem van vergunningen en/of toestemmingsvereisten voor de behandeling van met giftige stoffen bewerkte lading vereist wordt?
Antwoord
Antwoord van minister Netelenbos (Verkeer en Waterstaat), mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. (Ontvangen 20 juni 2001)
1
Ja.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de 475 geconstateerde overtredingen niet alleen betrekking hebben op binnenkomende scheepsladingen, zowel containers als losgestorte ladingen. De Inspectie Milieuhygiëne van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) heeft namelijk ook het ontsmetten van silo's, gebouwen, klampen, trailers en lege vliegtuigen gecontroleerd.
2
In 1999 en 2000 zijn er in totaal 914 meldingen van voorgenomen gassingen met methylbromide of fosforwaterstof ontvangen (waarvan er 101 zijn geannuleerd).
Deze meldingen hebben niet alleen betrekking op binnenkomende scheepsladingen.
Per behandeling zijn er in een aantal gevallen meerdere overtredingen geconstateerd.
Als indicatie kan ik u aangeven dat er in ongeveer een kwart van de behandelingen overtredingen zijn geconstateerd. Dit is een hoog aantal, ook vergeleken met de ervaring van de Inspectie Milieuhygiëne op andere terreinen.
In een aantal gevallen (14–16) heeft de Inspectie Milieuhygiëne een dusdanig risicovolle situatie aangetroffen, dat overgegaan is tot gedeeltelijke ontruiming van bedrijven, gedeeltelijke afsluiting van bedrijfsterreinen, of dat er mensen van boord van vijf binnenvaartschepen moesten. Deze situaties werden vooral veroorzaakt doordat er ten onrechte het signaal «gasvrij» werd gegeven, of dat er containers of scheepsladingen onder gas werden ingevoerd (de zgn. importgassingen). Bij importgassingen wordt het biocide buiten Nederland in de scheepslading toegepast, waarna het schip inclusief lading onder gas de Nederlandse haven binnen komt.
3
Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds gassingen uitgevoerd in Nederland en anderzijds in het buitenland, waarbij goederen onder gas Nederland binnenkomen. Voor de gassingen die in Nederland worden uitgevoerd zal de inzet van de Inspectie Milieuhygiëne worden gecontinueerd. De Inspectie heeft geconstateerd dat het aantal gassingen door de intensieve controle is afgenomen. Hierdoor is reeds het aantal onveilige situaties bij gassingen in Nederland afgenomen. Het rapport zal ook door het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen worden meegewogen bij de herbeoordeling van de biociden op basis van methylbromide en fosforwaterstof. Voor methylbromide zijn ook Europese afspraken gemaakt om het gebruik terug te dringen. Ter implementatie hiervan is het ozonbesluit op basis van de Wet milieugevaarlijke stoffen in voorbereiding. Het beleid van het Ministerie van VROM is er op gericht het gebruik van biociden zoals methylbromide en fosforwaterstof terug te dringen. CO2 zal een belangrijke vervanger van deze biociden zijn. Het gebruik van CO2 in voorraadbescherming is thans weer opgenomen op de Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen. Verder heeft het Ministerie van VROM bijgedragen aan het ontwikkelen van een proces op basis van CO2, Controlled Atmosphere.
Dit proces is gebaseerd op het verlagen van de zuurstofspanning, gecombineerd met het verhogen van de CO2-spanning en de temperatuur. Door deze technieken zal het gebruik van de zeer schadelijke gassen als methylbromide belangrijk worden gereduceerd.
De aandacht zal nadrukkelijk blijven uitgaan naar het gesignaleerde probleem bij importgassingen. Dit jaar zal de mogelijkheid worden bezien om de onveilige situaties bij importgassingen te voorkomen door een Regeling op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet. Deze Regeling heeft als doel de voorwaarden te definiëren waaronder een gegaste lading binnen Nederland veilig behandeld kan worden. Over de uitkomsten van onderzoek naar een dergelijke regeling zal de Tweede Kamer nader geïnformeerd worden. Verder zal binnenkort aan de Tweede Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), een strategiedocument gegaste lading met betrekking tot het vervoer van in Nederlandse havens binnenkomende gegaste scheepslading, inclusief containers, worden aangeboden. In dit strategiedocument staat de aanpak die toegepast zal worden om de problematiek omtrent het vervoer van deze gegaste ladingen aan te pakken. De strategie bestaat uit de volgende kernpunten: aanpassen «Regeling communicatie en loodsaanvraag» bij het Scheepvaartreglement, voorlichting en intensivering van de handhaving.
4
Het in Nederland ontsmetten van scheepslading (met bijvoorbeeld methylbromide en fosforwaterstof) valt onder de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.
In de Bestrijdingsmiddelenwet is tevens de Regeling melding fosforwaterstof en methylbromide opgenomen. Kern van deze Regeling is dat een gassing vooraf gemeld dient te worden aan de Inspectiedienst SZW. Voor het vergroten van het effect van deze meldingsplicht zal deze Regeling zodanig worden aangepast dat tevens gelijktijdig aan de Inspectie Milieuhygiëne gemeld dient te worden. Een vergunningsplicht zal weinig toegevoegde waarde hebben, aangezien het probleem mijns inziens niet zozeer ligt bij het ontbreken van voldoende regelgeving, maar dat de regelgeving niet, of niet goed wordt nageleefd. Door de intensieve handhaving van de Inspectie Milieuhygiëne is de situatie bij gassingen die in Nederland worden uitgevoerd reeds aanzienlijk verbeterd, doordat het aantal gassingen is afgenomen en twee bedrijven hun (onveilige) activiteiten ten aanzien van gassingen hebben beëindigd.
Voor importgassingen kan het besluit tot vrijgeven van lading alleen gedaan worden op basis van correcte en volledige informatie. Hiervoor is het bedrijf afhankelijk van de informatie die het ontvangt van de gezagvoerder of diens scheepsagent in de Nederlandse haven. Voor gegaste ladingen bestaan er reeds meldingsverplichtingen, te weten:
– containers onder gas: «Regeling communicatie en loodsaanvraag» bij het Scheepvaartreglement
– gegaste scheepsladingen: lokale havenverordeningen en/of -reglementen.
5
De verantwoordelijkheid voor de toepassing van het middel ligt bij de toepasser. In Nederland dient de toepasser daarvoor ook in het bezit te zijn van een diploma (bewijs van deskundigheid) en heeft derhalve de meeste kennis op dit gebied. Dit neemt niet weg dat de scheepseigenaar een eigen verantwoordelijkheid heeft. De aanvrager van de behandeling in Nederland is verantwoordelijk voor het bepalen van de noodzaak van de behandeling. Het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen heeft ter ondersteuning van de aanvrager van de behandeling een concept-richtlijn voorbereid waarin wordt aangegeven hoe de noodzaak van een gassing bepaald moet worden.
Voor gassingen van scheepsladingen uitgevoerd buiten Nederland zijn internationaal geaccepteerde richtlijnen beschikbaar, te weten de Recommendations on the SAFE USE OF PESTIC IDES IN SHIPS van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). In de relevante maritieme vervoersvoorschriften wordt omtrent het gebruik van bestrijdingsmiddelen hier dan ook naar verwezen. In Nederland zijn deze aanbevelingen opgenomen in de Schepenwet en Schepenbesluit. Deze aanbevelingen spreken wel over een terzake kundige toepasser, maar niet over een bewijs van deskundigheid.
Middels voorlichting aan de ontvangers in Nederland kan mogelijk een beroep gedaan en invloed uitgeoefend worden op de verantwoordelijkheid van de toepasser in het buitenland.
6
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 ben ik van mening dat een vergunning niet noodzakelijk is, aangezien de bestaande regelgeving (inclusief eerder genoemde aanpassing) afdoende is. Zoals in vraag 3 gesteld zal voor importgassingen onderzocht worden of een Regeling op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet mogelijk is.
Wel kan ik mededelen dat het bekend is dat de naleving van de in vraag 4 genoemde melding voor binnenkomende scheepsladingen onder gas onder lokale havenverordeningen en/of -reglementen slecht wordt nageleefd. Ik zal, zoals ook is aangegeven in antwoord op vraag 3, daarom op korte termijn de «Regeling communicatie en loodsaanvraag» bij het Scheepvaartreglement hiervoor wijzigen. Hiermee kan voor wat betreft de naleving van het melden beter worden gehandhaafd. Middels deze meldingen moet het voor iedereen bekend zijn of de binnenkomende lading wel of niet onder gas staat. Op basis hiervan kunnen door de betrokken partijen de relevante maatregelen worden getroffen voor de ontvangst van deze lading in de haven, zoals het wel of niet toelaten van ladingen onder gas in de haven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20002001-1381.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.