Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1601

Vragen van de leden Hoekema (D66), Koenders (PvdA) en Van Ardenne-van der Hoeven (CDA) aan de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking over een wapenembargo voor het Grote Merengebied. (Ingezonden 22 juni 2000)

1

Is Nederland voornemens een gemeenschappelijke positie van de EU met betrekking tot het Grote Merengebied te laten ontwikkelen, voortvloeiend uit het discussiestuk van Solana?

2

Welke kansen zijn er dat de Nederlandse positieve houding tegenover een bindend EU wapenembargo voor het Grote Meren gebied c.q. tegen alle partijen bij het Lusaka-akkoord door de EU wordt gevolgd?

3

Is Nederland bereid, gelet op de laatste uitspraken van de Veiligheidsraad over terugtrekken van buitenlandse troepen uit de DRC, zich in te zetten voor een VN-wapenboycot tegen alle strijdende partijen in de DRC?

4

Hoe staat u tegenover het voorstel van de SGVN, Kofi Annnan, voor sancties tegen Uganda en Rwanda in verband met de strijd rond Kisangani?

5

Hoe staat u tegenover voorstellen om de illegale handel in natuurlijke hulpbronnen en met name mineralen als diamanten te bestrijden c.q. te voorkomen? Ziet u mogelijkheden te voorkomen dat inkomsten uit handel worden gebruikt voor militaire uitgaven?

6

Hoe staat het met de continuïteit van de financiële steun van met name de EU voor de bemiddeling van president Masire?

7

Kunt u nader rapporteren over de activiteiten van de internationale waarnemers in Dem. Congo, het proces van demobilisatie, de ontwapening en rehabilitatie van rebellengroepen en de vorming van MONUC II?

8

Bent u bereid maximale steun te verlenen aan de inspanningen van de informele contactgroep van VK, VS, België en Frankrijk ten gunste van de bemiddeling door Masire, en overweegt u een Nederlandse rol in deze groep?

9

Op welke manier ondersteunt u het Arusha-vredesproces met betrekking tot Burundi en het proces van democratisering en vorming van een civil society in Burundi zelf?

Antwoord

Antwoord van de ministers Van Aartsen (Buitenlandse Zaken) en Herfkens (Ontwikkelingssamenwerking). (Ontvangen 17 juli 2000)

1

Ja.

Een begin werd hiermee gemaakt tijdens de Algemene Raad van 22 mei jl. waar een debat is gewijd aan het conflict in de Grote Meren regio op basis van het discussiestuk van HV Solana. Doel van het debat, dat door Nederland op de agenda van de Algemene Raad is gezet, was het vergroten van de EU aandacht voor Afrika en het ontwikkelen van een sterkere gemeenschappelijke politiek ten opzichte van conflicten in Afrika, in het bijzonder het conflict in de Grote Meren regio. De Nederlandse regering zal actief blijven participeren in de discussie, die zal moeten leiden tot een krachtiger gemeenschappelijke Europese positie.

Een van de «instrumenten» die aan dit proces bijdraagt, is de Speciale Gezant voor de Grote Merenregio van de Europese Unie. Nederland ondersteunt onder meer om die reden de Speciale Gezant door middel van detachering van een medewerker bij zijn bureau.

2

De EU besloot tijdens de Algemene Raad van 22 mei jl. om te onderzoeken of een wapenembargo tegen alle betrokken partijen bij het conflict geschikt zou zijn.

Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zullen de lidstaten hun positie bepalen ten aanzien van deze kwestie. Sommige lidstaten stelden reeds tijdens de Algemene Raad een uitbreiding van het bestaande wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo naar andere partijen in het conflict wenselijk te achten. Anderen daarentegen meenden dat een aanscherping van het wapenexportbeleid naar de betreffende regio via de EU-Gedragscode voor wapenexport naar conflictgebieden kan worden bereikt. De kansen dat besloten wordt tot een bindend wapenembargo jegens alle partijen in het conflict lijken niet groot.

3

De VR heeft zich in resolutie 1304 uitgesproken voor de terugtrekking van alle buitenlandse troepen uit de DRC in overeenstemming met het Lusaka-akkoord en het troepenscheidingsplan van Kampala. Of en in hoeverre de terugtrekking ook daadwerkelijk gerealiseerd kan worden, hangt mede af van de implementatie van alle aspecten van het Lusaka akkoord zoals de nationale dialoog en een oplossing voor het probleem van de Interahamwe en ex-FAR.

Binnen dit kader moet ook een eventuele wapenboycot tegen alle partijen worden beoordeeld. Nederland heeft dit in de VR aangekaart. Ik wijs er echter op dat meerdere delegaties in de VR van mening zijn dat de DRC en haar bondgenoten het volste recht hebben zich te bewapenen en zich te verzetten tegen de agressie van Rwanda en Uganda resp. van een drietal binnenlandse rebellen-bewegingen. Ik verwacht om deze redenen dan ook niet dat een discussie in de VR tot overeenstemming zal kunnen leiden.

4

De VR heeft in resolutie 1304, die werd aangenomen onder Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, het optreden van Rwanda en Uganda in Kisangani veroordeeld. Tevens werd geëist dat beide landen zich in overeenstemming met het akkoord voor een staakt-het-vuren in Kisangani zouden terugtrekken. Indien Rwanda en Uganda op dit punt in gebreke zouden blijven dan zou de VR bereid moeten zijn sancties tegen beide landen in overweging te nemen.

Volgens de laatste berichten hebben beide landen zich onder supervisie van MONUC-waarnemers uit de stad Kisangani teruggetrokken.

5

Op 2 juni 2000 heeft de VR een presidentiële verklaring uitgebracht (S/PRST/2000/20) waarin de SGVN wordt verzocht een expertpanel op te richten dat onderzoek moet doen naar de illegale exploitatie van grondstoffen in de DRC en de relatie tussen de exploitatie van grondstoffen en het voortgaan van het conflict. De SGVN is op dit moment doende het panel op te richten, waarna het panel over zes maanden haar rapport zal moeten presenteren. Vanaf het begin heeft Nederland het idee van een expertpanel, zoals geopperd door de Franse delegatie tijdens een open debat op 26 januari 2000, ondersteund daar ook wij ervan overtuigd zijn dat de exploitatie van grondstoffen in toenemende mate de oorzaak is van (continuering) van het conflict. Ik zie dan ook met grote belangstelling uit naar de bevindingen van het expertpanel, hoewel die mogelijkerwijs de VR pas zullen bereiken als het Nederlandse lidmaatschap is beëindigd.

Mogelijkheden om te voorkomen dat inkomsten uit illegale handel in natuurlijke hulpbronnen worden gebruikt voor militaire uitgaven dienen internationaal nog nader te worden geïdentificeerd. Vooral in combinatie met internationale vredesoperaties lijken zich mogelijkheden voor te doen.

Mogelijkheden om te voorkomen dat inkomsten uit legale handel worden gebruikt voor het doen van militaire uitgaven zijn buitengewoon klein, daar staten vrij zijn in het aanwenden van hun exportopbrengsten.

Een manier om deze problematiek indirect aan de orde te stellen, is het monitoren van defensieuitgaven van landen in relatie tot hun uitgaven op sociaal gebied (onderwijs, gezondheidszorg etc). Dit is binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking staand beleid.

6

Er zijn voldoende fondsen toegezegd voor de werkzaamheden van President Masire: in totaal ongeveer 5.7 miljoen dollar, waaronder 1.7 miljoen dollar van de EU en 1.4 miljoen dollar van een aantal EU partners. De administratieve procedures hebben enige tijd in beslag genomen maar zijn thans voor sommige bijdragen nagenoeg opgelost. Nederland heeft een bijdrage geleverd van f 500 000.

7

Op dit moment zijn 228 militaire waarnemers en verbindingsofficieren ingezet door de VN missie in de DRC. Hiervan zijn er 200 in het land zelf (in Kinshasa en 11 andere locaties) terwijl de overige 28 zich bevinden in de hoofdsteden van naburige landen. Voor nadere informatie verwijs ik kortheidshalve naar het derde rapport van de SGVN over MONUC (S/2000/566 van 12 juni 2000), dat als bijlage bij deze antwoorden is gevoegd.1

Zoals aangekondigd door de Tunesische PV tijdens het open debat in de VR op 16 juni, zal het kantoor van de Speciale Vertegenwoordiger van de SGVN Kemal Morjane in Kinshasa worden versterkt met 68 Tunesische manschappen.

De waarnemers zijn bezig de posities van de verschillende partijen in kaart te brengen en rapporteren voortdurend over de troepensituatie in de DRC. De implementatie van het akkoord tot terugtrekking uit Kisangani door Rwanda en Uganda wordt gemonitord door 32 waarnemers (8 teams van vier waarnemers). De mobiliteit van de VN-missie wordt overigens beperkt door het feit dat de DRC-regering blijft vasthouden aan langzame procedures voor het verschaffen van vliegvergunningen, ondanks de belofte hierin verbetering aan te brengen.

De SGVN heeft nog niet kunnen besluiten tot de ontplooiing van de bataljons naar de vier geselecteerde locaties in de DRC. Niet alleen kost het de nodige moeite om voldoende troepen voor deze bataljons geleverd te krijgen, maar de uitrusting van de bataljons en de logistiek van het transport zijn nog niet voldoende geregeld. De VN trekt de lessen uit de negatieve ervaringen in Sierra Leone, waar VN-troepen met onvoldoende materieel arriveerden en daardoor hun taken niet of nauwelijks konden uitvoeren. Bovendien staat de veiligheidssituatie in drie van de vier locaties (Mbandaka, Kisangani en Kindu) ontplooiing nog niet toe. Op dit moment is vanuit veiligheidsoogpunt alleen inzet in Kananga mogelijk.

De ontwapening van alle rebellenbewegingen en gewapende groepen, zoals de Interahamwe en de ex-FAR, is een cruciaal onderdeel van het Lusakaakkoord. Tot op heden is op dit vlak echter nog weinig voortgang geboekt.

Overigens dient te worden opgemerkt dat uitvoering van het akkoord, waaronder de demobilisatie, ontwapening en reïntegratie van milities en de inzet van MONUC II afhankelijk is van de medewerking van de strijdende partijen zelf. Tot nu toe is hiervan nog niet of nauwelijks sprake.

8

Ik neem aan dat Uw vraag betrekking heeft op een informele contactgroep die zich richt op de Grote Merenregio als geheel en dus niet specifiek op de activiteiten van facilitator Masire. Nederland ondersteunt deze groep, waaraan ook de Speciale EU Gezant Ajello deelneemt, en levert waar mogelijk daaraan een bijdrage in nauwe afstemming met betrokken partners.

9

Tot op heden heeft Nederland een bedrag van ruim NLG 3 mln. bijgedragen aan het Arusha-vredesproces, waaronder nog zeer recent een toezegging van US$ 1 miljoen. Politiek wordt het vredesproces in EU- en VN-verband gesteund.

Sinds 1998 ondersteunt Nederland activiteiten in Burundi gericht op de ontwikkeling en versterking van civil society organisaties. Deze kunnen, vooral op lokaal niveau, in belangrijke mate bijdragen aan vrede en verzoening. Tot op heden is daartoe NLG 2 miljoen beschikbaar gesteld.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven