Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

822

Vragen van het lid Kant (SP) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over tabakgebruik door jongeren. (Ingezonden 28 januari 1999)

1

Is het u bekend dat de tabaksindustrie volop aan het experimenteren is met nieuwe smaken voor sigaretten om vooral kinderen aan het roken te krijgen zoals antirookorganisaties in het Verenigd Koninkrijk beweren?1

2

Maakt u zich evenals het Britse ministerie zorgen over deze ontwikkelingen?

3

Zijn in Nederland, evenals in Groot-Brittannië, een grote hoeveelheid stoffen toegestaan als toe te voegen ingrediënten aan tabak, waaronder onder meer cacao, vanille, honing en allerhande fruitextracten? Zo ja, hoe denkt u over een drastische beperking van deze lijst?

4

Erkent u dat de tabaksindustrie zich uit economische redenen vooral zal blijven richten op minderjarigen, zeker omdat uit onderzoek blijkt dat jongeren die op hun twintigste nog niet roken, dat slechts hoogst zelden later alsnog gaan doen? Zo ja, houdt uw ministerie deze ontwikkelingen nauwlettend in de gaten? Kunt u inzicht geven in de methoden die de tabaksindustrie hanteert om jongeren te bereiken?

5

Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel terugdringing van tabaksreclame verwachten? Zal zich dit ook uitstrekken tot sponsoring?

6

Is het waar dat op 18 mei de zelfregulerende Reclamecode afloopt en dat het wetsvoorstel over terugdringing van tabaksreclame dan nog niet in werking zal zijn? Zo ja, gaat u dit gat opvullen door afspraken te maken met de industrie? Zo neen, welke mogelijkheden heeft u om de industrie te stoppen indien ze overgaat tot ongewenste reclamecampagnes?

7

Acht u de kans reëel dat de tabaksindustrie gebruik zal gaan maken van andere methoden om jongeren te bereiken als de weg via reclame afgesneden wordt? Zo ja, hoe gaat u dit voorkomen?

8

Is het waar dat ook in Nederland de tabaksindustrie nog succesvol is, in die zin dat het percentage rokers onder jongeren toeneemt? Kunt u inzicht geven in deze trend? Zo ja, denkt u dat het gevoerde beleid voldoende is om deze trend tegen tegen gaan?

Antwoord

Antwoord van minister Borst-Eilers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport). (Ontvangen 23 februari 1999)

1

Ook ìk heb kennis genomen van de recente publiciteit daaromtrent uit het Verenigd Koninkrijk. Overigens was het mij bekend dat de industrie diverse stoffen toevoegt aan de tabak in sigaretten. Naar ik van de fabrikanten heb begrepen, worden dergelijke stoffen al jaren in kleine hoeveelheden toegevoegd, onder meer om sigaretten smaak te geven. In Nederland zijn mij geen recente ontwikkelingen bekend inzake het experimenteren met nieuwe smaken om vooral kinderen aan het roken te krijgen.

2

Voor zover het hierbij zou gaan om voor de gezondheid schadelijke toevoegingen of substanties die de verslavende eigenschappen van tabak versterken, dan wel er sprake zou zijn van smaak- en geurstoffen die ertoe dienen sigaretten aantrekkelijker te maken voor jongeren, hetgeen uit de Britse berichtgeving naar voren komt, baart mij dit inderdaad grote zorgen vanuit het perspectief van jeugdbescherming en volksgezondheid. Ik zal dan ook laten nagaan of het opportuun is hiernaar een onderzoek te laten verrichten door de inspectie Gezondheidsbescherming, Waren & Veterinaire Zaken.

3

Ons land kent momenteel geen specifieke regelgeving inzake het toevoegen van ingrediënten aan tabaksproducten. De toevoeging van additieven in het algemeen wordt geregeld via de Warenwet. Overigens kunnen in het belang van de volksgezondheid bij Algemene Maatregel van Bestuur krachtens artikel 2, tweede lid, van de Tabakswet wèl eisen worden gesteld, waaraan tabaksproducten moeten voldoen ter zake van de samenstelling. Tot nu toe is van deze wettelijke grondslag slechts gebruik gemaakt ter implementatie van de richtlijn van de Europese Unie inzake maximering van het teergehalte voor sigaretten. Afhankelijk van de uitkomst van de bevindingen van voornoemde inspectie zal ik mij nader beraden op het al of niet aanvullend hanteren van deze bevoegdheid in de Tabakswet. Daarnaast is het zo dat de Europese Commissie werkt aan de voorbereiding van een richtlijn inzake scherpere regulering van tabaksproducten. Naast de teer- en nicotinegehaltes en de etikettering (gezondheidswaarschuwingen) kunnen mijns inziens (schadelijke) toevoegingen mede in dat kader bezien worden.

4

De aanwas van nieuwe rokers bestaat inderdaad merendeels uit minderjarigen en na het twintigste levensjaar beginnen nog slechts weinigen met roken. Vooral om die reden zal het kabinet in het binnenkort in te dienen Voorstel van wet tot wijziging van de Tabakswet een consumentenleeftijdsgrens van 18 jaar voor de verkoop van tabaksproducten voorstellen. Overigens vangt ook het (experimenteren met het) gebruik van andere genotmiddelen, zoals alcohol of soft drugs, meestal beneden de 18 jaar aan. De ontwikkeling van het percentage rokers en drinkers (naar leeftijd en geslacht), in het bijzonder onder jongeren, houd ik voortdurend en nauwlettend in de gaten, terwijl een en ander ook wordt betrokken bij de verdere ontwikkeling van het alcoholmatigings- en tabaksontmoedigingsbeleid. De methoden die de tabaksindustrie hanteert om jongeren te bereiken, zijn mij deels bekend. Het gaat hierbij vooral om verkoopbevorderende activiteiten, zoals marketingmethoden en reclame-inspanningen. De thans vigerende Reclamecode voor tabaksproducten van de branche bepaalt dat in reclame-uitingen geen direct of indirect verband zal worden gelegd tussen enerzijds het gebruik van tabaksproducten en anderzijds gezondheid, sport en jeugd, alsmede dat reclame evenmin op niet-rokers zal worden gericht. Afgezien van de activiteiten van de in de loop van 1997 door de tabaksfabrikanten ingestelde interne Toetsingscommissie tabaksreclame wordt deze code, net als andere zelfreguleringscodes, slechts passief – dat wil zeggen: alléén op geleide van ingediende klachten; er is geen actief toezicht – getoetst door de Stichting Reclame Code.

5

Het hiervoor bedoelde (eerste) wijzigingsvoorstel van de Tabakswet, dat dient ter invoering van de wettelijke maatregelen uit de Tabaksnota, zal naar verwachting binnenkort kunnen worden ingediend bij de Tweede Kamer. Voor wat betreft het tweede wijzigingsvoorstel Tabakswet, dat strekt ter implementatie van de richtlijn van de Europese Unie inzake tabaksreclamebeperking, streef ik ernaar dit binnen afzienbare termijn voor spoedadvies aan de Raad van State te kunnen voorleggen, opdat het daarna snel kan worden ingediend en – conform het Regeerakkoord – zo spoedig mogelijk na afloop van de huidige Reclamecode voor tabaksproducten in werking kan treden. Tabakssponsoring zal hierdoor verdwijnen.

6

Voornoemde code loopt af op 18 mei a.s. Het is nu eerst aan de tabaksbranche om te bepalen of men deze code nog voor een beperkte periode na die datum wil continueren totdat het tabaksrecameverbod in werking treedt. De Tabakswet bevat nu al wettelijke grondslagen voor het beperken van tabaksreclame bij Algemene Maatregel van Bestuur. Door het bovengenoemde eerste wijzigingsvoorstel Tabakswet zullen de mogelijkheden daartoe worden uitgebreid.

7

Ik zal er ten volle naar streven te voorkomen dat de tabaksindustrie gebruik zal kunnen gaan maken van andere methoden dan reclame om jongeren te bereiken. Daartoe zal ik mij vooralsnog concentreren op het scherp in de gaten houden – waarbij voornoemde inspectie een rol van betekenis kan spelen – of de bedoelde ontwikkelingen in de markt zich inderdaad voor gaan doen. Alsdan zal naar bevind van zaken gehandeld moeten worden.

8

Het percentage rokers onder jongeren is de laatste jaren onveranderd ernstig hoog: in de leeftijdsklasse 10–19 jaar rookt gemiddeld bijna 30%; in de groep 15–19 jaar gaat het zelfs om bijna 47% (ter vergelijking: het percentage rokers in de leeftijd 15–65+ jaar bedraagt zo'n 33%). De Stichting Volksgezondheid en Roken volgt deze cijfers jaarlijks en nauwgezet aan de hand van onderzoek. Tot aanscherping van het tabaksontmoedigingsbeleid is in gemeen overleg tussen Tweede Kamer en regering al besloten bij de behandeling van de Tabaksnota in het najaar van 1996 en bij de besluitvorming in november 1997 over het Nederlandse standpunt ten aanzien van voornoemde richtlijn inzake tabaksreclamebeperking, waarvoor in de Gezondheidsraad van de Europese Unie op 4 december 1997 met steun van Nederland een gekwalificeerde meerderheid tot stand kwam; nu gaat het om de wettelijke implementatie van beide beleidstrajecten. Eventuele verdergaande beperkende maatregelen zullen worden opgenomen in de volgende Tabaksnota, die u al is toegezegd.


XNoot
1

Gelders Dagblad, 25 januari jl.

Naar boven