Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden
1577
Vragen van het lid De Wit (SP) aan de minister van Justitie
over verstrekking van persoonsgegevens door overheidsdiensten. (Ingezonden 12 mei 1999)
1
Hebt u kennisgenomen van de onthullingen in het programma Radar over de
verstrekkingen van persoonsgegevens in strijd met de privacyregels?1
2
Bent u bereid maatregelen te treffen om het toezicht op de verstrekking
van persoonsgegevens door overheidsdiensten te verbeteren?
3
Zo ja, welke maatregelen zullen dit zijn? Zo neen, op welke wijze kunt
u waarborgen dat overheidsdiensten persoonsgegevens op rechtmatige wijze verstrekken?
4
Wat is uw opvatting over het gegeven dat slechts 11 van de 500 handelsinformatiesbureaus
zijn aangesloten bij de brancheorganisatie?
5
Bent u voornemens de onrechtmatige handelwijze van handelsinformatiebureaus
scherper aan te pakken? Zo neen, waarom niet?
6
Ziet u aanleiding de Registratiekamer een actievere rol te geven in het
achterhalen van dit soort praktijken?
Antwoord
Antwoord van minister Korthals (Justitie). (Ontvangen
17 juni 1999)
2 en 3
Op 14 februari 1998 is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend
houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (Wet bescherming
persoonsgegevens, hierna: Wbp). Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie
van de privacyrichtlijn (PbEG L 281, blz. 31) en zal de huidige
Wet persoonsregistraties (Wpr) vervangen. Ten opzichte van de Wpr wordt de
toezichthoudende functie van de Registratiekamer (ingevolge de Wbp: het College
bescherming persoonsgegevens) versterkt in die zin dat de kamer de bevoegdheid
krijgt rechtstreeks in een proces van gegevensverwerking in te grijpen. Ze
heeft de bevoegdheid bestuursdwang uit te oefenen (artikel 61, vierde lid,
van het wetsvoorstel).
In het kader van de handhaving van de privacynormering is het ook van
belang dat degene van wie persoonsgegevens worden verwerkt daarvan op de hoogte
is.
Als een betrokkene weet dat zijn persoonsgegevens worden verwerkt en eveneens
voor welke doeleinden deze worden verwerkt, is hij beter in staat tegen gegevensverwerkingen
die hem onrechtmatig voorkomen, in beroep te komen. De Wbp scherpt de informatieverplichting
van de verantwoordelijke jegens de betrokkene aan (artikelen 33 en 34). Ook
krijgt de betrokkene het recht om zich te verzetten tegen verwerkingen in
verband met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden (artikel 40).
4
De Nederlandse Vereniging van Handelsinformatiebureaus (NVH) geldt als
branchevereniging voor het handelsinformatiebedrijf. Door de NVH is in 1993
een gedragscode opgesteld waarin de meer algemene privacynormen van de Wpr
zijn geconcretiseerd en vertaald naar de praktijk van de handelsinformatiebureaus
(Stcrt. 1993, 118). Deze gedragscode is bindend voor de leden krachtens statutair
besluit van de algemene vergadering. De code voorziet in artikel 8 in een
contractuele doorwerking ervan in de arbeidsovereenkomst. Van medewerkers
van de aangesloten handelsinformatiebureaus wordt een schriftelijke verklaring
verlangd, bekend te zijn met de inhoud van de gedragscode en overeenkomstig
de bepalingen ervan te zullen handelen. De gedragscode is mede opgesteld met
de bedoeling om op grond van artikel 6:162 BW reflexwerking te hebben binnen
de gehele handelsinformatiebranche, dus als normatieve maatstaf te gelden
voor het gehele handelsinformatiebedrijf. Om die reden heeft de NVH aan de
door de Registratiekamer goedgekeurde gedragscode een ruime bekendheid gegeven
onder de branchegenoten. Indien een handelsinformatiebureau niet is aangesloten
bij de NVH wil dat derhalve niet zeggen dat de door de NVH opgestelde gedragscode
voor dit bureau geen normatieve werking heeft.
Overigens wordt met het oog op de nieuwe wetgeving thans door de NVH gewerkt
aan het opstellen van een aan deze wetgeving aangepaste gedragscode.
5 en 6
Met de geschetste versterking van de toezichthoudende positie van de Registratiekamer
zal in de toekomst adequater door de Kamer kunnen worden ingespeeld op onrechtmatige
praktijken als waar het hier om gaat. Daarnaast zal de inwerkingtreding van
de nieuwe Wbp vergezeld gaan van een uitgebreide voorlichtingscampagne, zowel
voor de burgers als betrokkenen bij gegevensverwerkingsprocessen als voor
de verantwoordelijken die de persoonsgegevens verwerken.