Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

813

Vragen van het lid Koekkoek (CDA) over schikkingen ter voorkoming van vervolging. (Ingezonden 1 december 1997)

1

Wat is voor het Openbaar Ministerie het doel van de onderhandelingen met enige verdachten van het zogenaamde Delta-syndicaat over een transactie van in totaal 12 miljoen?1

2

Is een transactie van deze omvang gebruikelijk?

3

In hoeverre wordt bij het sluiten van een transactie als deze de gelijke behandeling verzekerd van verdachten met wie wel en verdachten in verwante zaken met wie geen transactie wordt gesloten?

4

Aan welke criteria dient een transactie van deze omvang overigens te voldoen?

Toelichting:

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Korthals, ingezonden 28 november 1997.

Antwoord

Antwoord van minister Sorgdrager (Justitie). (Ontvangen 4 maart 1998). Zie ook Aanhangsel Handelingen nrs. 477 en 591, Vergaderjaar 1997–1998

1 en 4

Voor het antwoord op de vragen 1 en 4 verwijs ik naar het antwoord op vraag 4 van het lid Korthals.1

2

Het komt incidenteel (in het bijzonder bij fraude- en milieuzaken) voor dat een (justitiële) schikking van een omvang als in de onderhavige zaak (f 1 mln.), wordt aangeboden. Ook komt het vaker voor dat daarbij als voorwaarde wordt gesteld dat een belastingschuld wordt voldaan.

3

Rechtsgelijkheid vormt een van de uitgangspunten bij het aangaan van transacties als deze. In het onderhavige geval zijn de zaken tegen de afzonderlijke verdachten echter niet zonder meer vergelijkbaar. Om die reden wordt getracht ten aanzien van iedere verdachte afzonderlijk een passende regeling te treffen. Indien zo'n regeling niet tot stand komt, zal de gebruikelijke procedure worden gevolgd. Dit houdt in, dat dan bezien wordt of en zo ja hoe de strafzaak zal worden voortgezet.


XNoot
1

Het Parool, 22 november jl.

XNoot
1

Aanhangsel Handeling nr. 812, Vergaderjaar 1997–1998.

Naar boven