Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1252

Vragen van het lid Marijnissen (SP) over de executie van sergeant Meijer. (Ingezonden 27 april 1998)

1

Bent u bereid het oordeel van het RIOD te vragen over de rechtsgang die leidde tot de executie van sergeant Meijer en met name over de vraag of de gedragingen van deze onderofficier betiteld kunnen worden als desertie?

2

Bent u bereid, mocht het oordeel van het RIOD daartoe aanleiding geven, over te gaan tot rehabilitatie van sergeant Meijer?

Zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 728, vergaderjaar 1997–1998.

Antwoord

Antwoord van minister Voorhoeve (Defensie). (Ontvangen 25 mei 1998)

1 en 2

De executie van sergeant J. Chr. Meijer op 12 mei 1940 en de procesgang die daaraan voorafging zijn herhaaldelijk onderzocht. Er is geen aanleiding voor een nieuw onderzoek naar de omstandigheden van het «in tijd van oorlog opzettelijk buiten noodzaak eigendunkelijk ontruimen en verlaten van zijn post» door sergeant J. Chr. Meijer. Ook het verloop van de procesgang is genoegzaam bekend. Sergeant J. Chr. Meijer heeft tot tweemaal toe de hem ten laste gelegde desertie volledig bekend. Zie ook het antwoord op de kamervragen van de heer A. J. Lems van 6 mei 1970, nr. 1180, waarin mijn ambtsvoorganger W. den Toom en de minister van Justitie, mr. C. H. F. Polak, op deze vragen zijn ingegaan en mijn antwoorden op de vragen van 20 januari 1998 (zie Aanhangsel van de Handelingen nr. 728, vergaderjaar 1997–1998).

Naar boven