Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1457

Vragen van de leden Witteveen-Hevinga en Feenstra (beiden PvdA) en Stellingwerf (RPF) over het aantal schadeclaims en aanvragen voor contra-expertise die zijn ingediend bij aardbevingsschade in Noordoost-Nederland. (Ingezonden 28 april 1997)

1

Zijn tot op heden weinig schadeclaims en aanvragen voor contra-expertise bij aardbevingsschade in Noordoost-Nederland ingediend? Zo ja, zou er niet beter een laagdrempelige regeling – zoals bij Amoco – ingevoerd kunnen worden in dit gebied?

2

Wat is tot op heden het gemiddelde en het hoogste bedrag geweest dat een particulier voor de uitvoering van een contra-expertise naar aarbevingsschade heeft moeten betalen in Noordoost-Nederland?

3

Heeft het «Onafhankelijk Geologenplatform» in een brief aan de betrokken gaswinningsbedrijven gepleit voor het opbouwen van een onafhankelijke, multidisciplinaire expertise (tevens geologisch en geotechnisch onderzoek naar de ondiepe ondergrond) om aardbevingsschade die aangemeld is, zo objectief mogelijk te kunnen vaststellen? Wat vindt u van dit voorstel?

4

Heeft Amoco een aparte regeling getroffen voor mogelijke aardbevingsschade door gasopslag te Alkmaar? Ontbreekt deze regeling voor Noordoost-Nederland? Zo ja, is het in verband met eventuele toekomstige gasopslag te Langelo en Grijpskerk niet dringend ook hier een dergelijke schaderegeling te treffen?

5

Bestaan er in Noordoost-Nederland afspraken voor een evaluatie van de schaderegeling? Zo ja, welke zaken zullen in deze evaluatie aan de orde komen?

6

Heeft het KNMI ooit gereageerd op kritiek van het «Onafhankelijk Geologenplatform» dat de deelpopulaties van deze bevingen te klein zijn om zinvolle prognoses te doen, en dat de schadeschaal van Mercalli – die is gebaseerd op natuurlijke bevingen – niet goed toepasbaar is op de geheel andere schade-effecten van een ondiepe gasbeving? Zo ja, wat was de reactie van het KNMI op deze kritiek? Zo neen, bent u bereid het KNMI alsnog om een reactie te vragen?

7

Hoe groot is het cumulatief schade-effect van meerdere kleine bevingen in een bepaald gebied? Is dit mogelijk groter dan het schade-effect van een eenmalige beving van 4,5 op de schaal van Richter? Zo ja, dient in een schaderegeling dan geen cumulatiebepaling te worden opgenomen?

8

Bent u, in afwachting van de resultaten van het KNMI-onderzoek naar de serie bevingen rond Roswinkel, bereid, in overleg met de NAM, de winning aldaar tijdelijk te staken?1

Antwoord

Antwoord van minister Wijers (Economische Zaken), mede namens de minister van Binnenlandse Zaken. (Ontvangen 25 juni 1997), zie ook Aanhangsel Handelingen nr. 1275, vergaderjaar 1996–1997

1

Nee.

Met name de aardbeving bij Roswinkel op 19 februari jl. heeft tot een groot aantal (ongeveer 210) schadeclaims aanleiding gegeven. Een qua sterkte vergelijkbare beving bij Alkmaar in een concessie van Amoco in 1994 heeft destijds circa dertig schadeclaims opgeleverd. Tot op heden zijn er bij de NAM een 15-tal aanvragen voor contra-expertise aangemeld. Deze aanvragen hadden betrekking op schadeclaims ten gevolge van aardbevingen in december 1996.

De eerste uitkomsten van het bouwkundig onderzoek naar aanleiding van de aardbeving van 19 februari 1997 zijn niet eensluidend. Alle beslissingen over de ingediende schadeclaims zijn daardoor voorlopig opgehouden. Dat betekent dat eventuele aanvragen voor contra-expertise ook opgehouden worden. Inmiddels is een structureel overleg op gang gekomen tussen de NAM, bewonersorganisaties uit Roswinkel en Emmer-Compascuum, gemeente Emmen en de provincie Drenthe. Doel van dit overleg is de afhandeling van de schade en communicatie hierover te verbeteren.

De schaderegelingen (inclusief de uitvoering van de contra-expertise) in Noordoost-Nederland en Noord-Holland lijken sterk op elkaar. Beide regelingen voorzien in de mogelijkheid een schadeclaim bij de concessionaris (NAM, Amoco) in te dienen. Hieraan zijn geen kosten verbonden en ook worden er geen eisen gesteld aan de bewijsvoering. Beide regelingen zijn dus als laagdrempelig te beoordelen.

2

Tot nu toe heeft de NAM voor 15 indieners van een schadeclaim op hun verzoek een contra-expertise onderzoek laten uitvoeren. In afwijking van de overeengekomen regeling heeft de NAM de kosten voor deze contra-expertise volledig voor haar rekening genomen.

3

Ja.

Het voorstel van het Onafhankelijk Geologenplatform (OGP) is bij mij bekend en is besproken met het KNMI, het Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen (NITG, voorheen de Rijks Geologische Dienst) en het Staatstoezicht op de Mijnen. Het voorgestelde geologisch en geotechnisch onderzoek is reeds door het KNMI en het NITG aangevangen. De eindresultaten van dit onderzoek zijn op zijn vroegst begin 1998 te verwachten. Het opbouwen van onafhankelijke expertise vindt naar mijn mening plaats bij onder meer bovengenoemde instituten. Belangrijk element hierbij is dat naast expertise ook (deels bedrijfsvertrouwelijke) informatie beschikbaar moet zijn om een goed beeld op te bouwen. Deze informatie is beschikbaar bij genoemde organisaties en wordt ook toegepast bij het onderzoek. Vaststelling van de aangemelde aardbevingsschade gebeurt door een onafhankelijk bouwkundig expert. Bovengenoemd onderzoek moet voorzien in kennislacunes die op dit moment nog aanwezig zijn.

4

Er zijn in Nederland op dit moment drie gasopslagprojecten, te weten het Alkmaar-veld van Amoco en de velden Norg (Langelo) en Grijpskerk van de NAM. Amoco heeft met de gemeente Alkmaar een regeling getroffen inzake mogelijke aardbevingsschade ten gevolge van de gasopslag in het Alkmaar-veld. Deze regeling is overigens ook van toepassing voor andere gemeenten in de concessie Bergen. De NAM heeft in juli 1995 met de gemeente Norg een specifieke regeling getroffen over de gasopslag in Langelo. De gemeente Zuidhorn (gasopslag Grijpskerk) had geen behoefte aan zo'n speciale regeling; daar geldt dan ook de regeling die NAM met de provincies Groningen en Drenthe is overeengekomen. De genoemde regelingen vormen de basis voor het indienen van individuele schademeldingen.

5

De schaderegeling, die overigens nog niet zo lang van kracht is (sinds 1996), zal door alle betrokkenen worden geëvalueerd zodra voldoende ervaringen zijn opgedaan. Een eerste overleg met de provincie Drenthe, gemeente Emmen, NAM en vertegenwoordigers van bewoners heeft inmiddels plaatsgehad. Tijdens die eerste verkennende besprekingen zullen eerst de onderwerpen worden geïnventariseerd die bij de evaluatie besproken moeten worden. De afhandeling van de schadeclaims ingediend naar aanleiding van de beving op 19 februari jl. zal hierbij betrokken worden.

6

Ja.

De reactie van het KNMI kan als volgt worden samengevat.

Het aantal aardbevingen tot nu toe is van een zodanige omvang dat een gedegen foutendiscussie van een berekening van de maximale te verwachten magnitude noodzakelijk is. Deze foutendiscussie wordt uitgevoerd met behulp van statistische technieken, onder meer via de Monte Carlo-methode. Deze Monte Carlo-methode is de kern van de methode die het KNMI benut in de berekening van de maximale magnitude. Naar verwachting zal aan het eind van dit jaar een actualisering van de te verwachten maximale magnitude plaatsvinden. Bij de beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Witteveen-Hevinga en Rehwinkel (AHTK 1996/97 1059) heb ik reeds toegezegd dat ik de Tweede Kamer zal informeren over het resultaat van deze studie.

De schaal van Mercalli (of beter de tegenwoordig gehanteerde «European Macroseismic Scale» (EMS) heeft als functie om de gevolgen van aardbevingen in hun samenhang te beschrijven, in een twaalftal opeenvolgende gradaties. Hierbij is ook de opgetreden gemiddelde schade van belang. Om tot een goede beschrijving van de gevolgen te komen wordt de bevolking ter plaatse gevraagd deze gevolgen te beschrijven door middel van een enquête. De vragenlijst die door het KNMI wordt gebruikt wordt in vergelijkbare vorm ook toegepast elders in Europa. Het KNMI voert aan de hand van de beantwoorde lijsten het middelingsproces uit om tot de intensiteit te komen, dit zijn dus de gemiddeld waargenomen gevolgen. De gevolgen aan het aardoppervlak van een door gaswinning veroorzaakte aardbeving of van een natuurlijke aardbeving zijn niet van elkaar te onderscheiden: voor beide is de schaal van Mercalli goed toepasbaar.

7

De schade die een aardbeving aan het aardoppervlak aanricht is afhankelijk van vele factoren. De intensiteit van een aardbeving moet bepaalde grenswaarden overschrijden om tot mogelijke schade aan de oppervlakte aanleiding te geven. Zolang die grenswaarden niet overschreden worden is er geen sprake van schade aan de oppervlakte en ook niet van een cumulatief effect.

Een aardbeving met een kracht van 4.5 op de schaal van Richter staat rekenkundig gelijk aan 12 aardbevingen van 3.4 op die schaal, die echter dan ook gelijktijdig en op dezelfde plaats moeten optreden. In de realiteit zullen nooit 12 bevingen op dezelfde plaats en gelijktijdig optreden. De schade van opeenvolgende bevingen zal slechts beperkt van omvang zijn, omdat de grenswaarden bij kleinere bevingen (zoals die van versnelling) nog niet overschreden worden. Gezien bovenstaande overwegingen acht ik het niet nodig om betrokkenen te adviseren in de verschillende schaderegelingen een cumulatiebepaling op te nemen.

8

Het Roswinkel-veld is op dit moment vrijwel leeggeproduceerd. Samenhangend met de vergevorderde productie is ook de druk in het reservoir afgenomen tot een minimaal niveau. De productie van de nu nog resterende 0.5 tot 1 miljard m3 gas zal maar weinig invloed hebben op de reservoirdruk. Zoals bekend is geworden uit eerdere studies is de drukverlaging in het gasreservoir de belangrijkste oorzaak voor het optreden van aardbevingen. Het moet vrijwel uitgesloten worden geacht dat het al of niet produceren van de laatste restjes gas in dit reservoir van invloed zal zijn op toekomstige aardbevingen in dit gebied. Als er nog aardbevingen plaatsvinden in dit gebied dan zal dat onafhankelijk zijn van de productie die nu nog plaatsvindt.

Het is om bovengenoemde redenen dat ik het niet nodig vind om met de NAM tot afspraken te komen om de gaswinning uit het Roswinkel-veld (al dan niet tijdelijk) stop te zetten.


XNoot
1

Bij de winning in Roswinkel is de vraag aan de orde of winning van de laatste 1 miljard m3, gezien de mogelijk oplopende risico's, nog wel verantwoord is.

Naar boven