Aanhangsel van de Handelingen

Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

64

Vragen van de leden Dijksma en Van Traa (beiden PvdA) over vonnissen die tegen twee journalisten in Indonesië zijn uitgesproken. (Ingezonden 13 september 1995)

1

Zijn op 1 september jl. vonnissen wegens haatzaaien uitgesproken tegen twee journalisten in Indonesië – Ahmad Taufik en Eko Maryadi – namelijk gevangenisstraffen van 32 maanden, nadat eerder een jonge krantenverkoper in dezelfde zaak was veroordeeld tot 20 maanden?1

2

Hebt u voor, tijdens of na uw bezoek aan Indonesië de processen tegen deze journalisten met betrokken bewindslieden, en met name de minister van Voorlichting Harmoko, besproken? Wat waren daarvan de resultaten?

3

Is tijdens uw bezoek het gebrek aan persvrijheid in algemene zin besproken? Wat waren daarvan de resultaten?

4

Hebt u gereageerd op verzoeken van de NVJ om actie te ondernemen met betrekking tot deze processen?

5

Bent u van mening, dat persvrijheid en vrijheid van informatie en organisatie universele rechten vormen, die gelden onafhankelijk van lokale cultuur en tradities, en die onlosmakelijk verbonden zijn aan iedere staatsstructuur die zich democratisch wenst te noemen?

6

Bent u bereid, de zorg van de Nederlandse regering over deze vonnissen aan de Indonesische regering over te brengen en de Kamer daarover nader te informeren? NVJ = Nederlandse Vereniging van Journalisten

Antwoord

Antwoord van minister Van Mierlo (Buitenlandse Zaken). (Ontvangen 6 oktober 1995)

1

Ja. Tegen deze vonnissen hebben verdediging en Openbare Aanklager inmiddels beroep aangetekend.

2 t/m 4 en 6

Zoals uit mijn brief d.d. 13 september jl. aan de Voorzitter van de Kamer zal zijn gebleken (23 900 V, nr. 56), heb ik de ontwikkelingen op het gebied van de persvrijheid in Indonesië aangesneden bij mijn Indonesische Ambtgenoot. Tijdens mijn gesprek met Minister Alatas, en marge van de Algemene Vergadering van de VN te New York, ben ik op deze kwestie teruggekomen. De hierover in Nederland bestaande opvattingen zijn derhalve de regering te Jakarta bekend. Voor substantiële gesprekken, en marge van het Staatsbezoek, met andere Indonesische bewindslieden onder wie de Minister van Voorlichting, liet het programma voor het Staatsbezoek geen ruimte. Wat de betrokkenen processen aangaat kan ik nog vermelden, dat deze zijn bijgewoond door medewerkers van de respectieve in de Indonesische hoofdstad gevestigde diplomatieke vertegenwoordigingen van de EU-Lidstaten, waaronder de Nederlandse Ambassade. Ook overigens heeft deze kwestie de volle aandacht in EU kader.

5

Ja.

Naar boven