Vragen van het lid Janssen (SP) op 12 november 2025 medegedeeld aan de Staatssecretaris van Defensie over het radarstation Herwijnen.

Antwoorden van de Staatssecretaris van Defensie ontvangen op 4 december 2025.

Op 12 november heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) uitspraak gedaan over bevoegdheid om in de beroepsprocedure zowel het rijksinpassingsplan als de vergunning in één keer door de ABRvS te laten behandelen.

Naar het oordeel van de ABRvS heeft de Tweede Kamer, in tegenstelling tot de Eerste Kamer, geen expliciete toestemming gegeven om de rijkscoördinatieregeling te starten. Daarmee heeft de ABRvS zichzelf niet bevoegd gevonden om de omgevingsvergunning te behandelen. In plaats van één gezamenlijke beroepsprocedure zal er nu, voor de beroepen ingesteld tegen de omgevingsvergunning, een beroepsprocedure worden doorlopen bij de rechtbank Gelderland waarna mogelijk hoger beroep kan worden ingesteld bij de ABRvS. Voor de beroepsgronden tegen het inpassingsplan acht de ABRvS zich wel bevoegd. De behandeling van deze beroepen zal medio 2026 plaatsvinden.

Vraag 1

Wat is de reactie van de Staatssecretaris op de tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 november 2025 inzake de vergunning voor een militair radarstation in Herwijnen inhoudende dat de Rijkscoördinatieregeling ten onrechte is toegepast wegens het ontbreken van uitdrukkelijke instemming van de Tweede Kamer met het coördinatiebesluit?1

Antwoord 1

Ik respecteer de uitspraak van de ABRvS.

Vraag 2

Is de Staatssecretaris bereid om de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen van de Eerste Kamer op dit punt te herzien met het oog op de gedane uitspraak en de Eerste Kamer een aangepaste beantwoording toe te zenden?

Antwoord 2

In eerdere beantwoording is aangegeven dat Defensie van mening is dat wél is voldaan aan de vereisten zoals deze zijn opgenomen in artikel 3.35, lid 9, Wro. Deze beantwoording is gegeven op basis van o.a. juridische adviezen. De ABRvS heeft anders geoordeeld en Defensie respecteert deze uitspraak uiteraard.

Vraag 3

Waarom is de Staatssecretaris blijven volharden in de bewering dat de Tweede Kamer wel uitdrukkelijk zou hebben ingestemd?

Antwoord 3

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Is de Staatssecretaris voornemens om de procedure inzake de plaatsing van een militair radarstation voort te zetten? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord 4

De locatie in Herwijnen blijft, gebaseerd op de diverse onderzoeken, de beste locatie voor de plaatsing van de SMART-L radarinstallatie. De werkzaamheden om de radarinstallatie in Herwijnen te plaatsen zijn gestart en gaan door.

Ik heb vertrouwen in een, voor Defensie, goede afloop van de beide beroepsprocedures en ik zet mij samen met de gehele Defensieorganisatie in om de radarinstallatie zo spoedig mogelijk in gebruik te kunnen nemen.

Zoals ook aangegeven in Kamerbrief van 29 september jl.2 blijft de noodzaak om de radarinstallatie in Herwijnen te realiseren groot. Recente incidenten laten zien dat het van het grootste belang is om onze luchtverdedigingscapaciteiten zo snel mogelijk te versterken. De bouw van de radarinstallatie in Herwijnen maakt daar voor Nederland en de NAVO een belangrijk onderdeel van uit.

Vraag 5

Deelt de Staatssecretaris de mening van de vragensteller dat er betere alternatieven zijn om de bewaking van het luchtruim op korte termijn op orde te brengen dan het doorzetten van de procedure in Herwijnen?

Antwoord 5

Nee, Defensie maakt op dit moment gebruik van een interim systeem voor de bewaking van het luchtruim. In verband met de nationale en NAVO dekkingseisen en de unieke capaciteiten van de SMART-L radar is de komst van de radarinstallatie in Herwijnen hard nodig. De inzet van Defensie is en blijft om de radarinstallatie zo snel mogelijk operationeel inzetbaar te maken.

Naar boven