Vragen van het lid Dittrich (D66) op 23 juni 2025 medegedeeld aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de hoogbejaarde Nederlander Jaitsen Singh (geboren in 1944) die ruim 41 jaar gedetineerd is in de Verenigde Staten.

Antwoorden van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ontvangen op 19 september 2025.

Vraag 1

Hoe staat de regering tegenover de zaak van de Nederlander Jaitsen Singh die 81 jaar is en meer dan de helft van zijn leven in een Amerikaanse gevangenis (in Californië) zit? Is de regering ermee bekend dat Singh zijn gezondheid ernstig te wensen over laat en dat hij het laatste deel van zijn leven bij zijn familie in Nederland wil doorbrengen?

Antwoord 1

De regering heeft de heer Singh door de jaren heen consulair bijgestaan. Ook hebben de voormalige Minister van Buitenlandse Zaken en de voormalige Minister voor Rechtsbescherming gratieverzoeken (verzoeken om «parole») van de heer Singh met meerdere brieven ondersteund, mits hij geen gevaar meer zou vormen voor de samenleving.

De heer Singh heeft daarnaast verzocht om strafoverdracht van de Verenigde Staten naar Nederland. Verzoeken tot strafoverdracht worden beoordeeld aan de hand van de criteria uit het beleidskader Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots). De zaak van dhr. Singh voldoet niet aan alle criteria van het beleidskader. Er is namelijk onvoldoende sprake van binding met Nederland.1 Strafoverdracht op grond van Wots werd daarom niet de geëigende weg gevonden. De rechter heeft de beslissing van de Minister in deze zaak in een kort geding en in eerste aanleg in een bodemprocedure in stand gelaten, waarbij de conclusie is gevolgd dat er ook geen sprake was van bijzondere omstandigheden die noopten tot afwijking van het beleid.2

Op 26 augustus 2025 heeft het Hof Den Haag in hoger beroep echter anders geoordeeld.3 Het Hof volgt de Staat in de uitleg van het bindingsvereiste als onderdeel van het Wots-beleid en de toepassing daarvan in deze zaak. Er is dus eerder terecht geconcludeerd dat dhr. Singh onvoldoende binding heeft met Nederland. Het Hof komt echter tot het oordeel dat de Staat in deze zaak op grond van bijzondere omstandigheden een uitzondering moet maken op zijn beleid (art. 4:84 Algemene wet bestuursrecht) en binnen vier weken een verzoek tot strafoverdracht moet indienen bij de Amerikaanse autoriteiten. De Staat moet daarnaast «al datgene doen wat redelijkerwijs nodig is om de feitelijke strafoverdracht van Singh vanuit de Verenigde Staten naar Nederland te bewerkstelligen». Het Hof weegt daarbij voornamelijk de hoge leeftijd en broze gezondheid van dhr. Singh mee, alsmede het feit dat hij in de VS verstoken is van familiebezoek en dat er een gerede kans bestaat dat hij in de VS in gevangenschap zal overlijden.

De regering geeft opvolging aan het arrest en heeft binnen de door het Hof gestelde termijn een verzoek aan de Verenigde Staten gericht om mee te werken aan strafoverdracht van dhr. Singh. Daarnaast bestudeert de regering het arrest en overweegt zij in cassatie te gaan – niet om overdracht van dhr. Singh te voorkomen, maar wel vanwege zorgen over precedentwerking en de interpretatie door het Hof van bepaalde wetsartikelen.

Vraag 2

Wat is de reactie van de regering op dat de procedures voor zowel parole als gratie in 2015, 2018, 2022 en 20234 geen resultaat hebben opgeleverd en dat er voor Singh geen andere juridische mogelijkheden meer zijn in de Verenigde Staten om vrij te komen?

Antwoord 2

Dhr. Singh is in de Verenigde Staten veroordeeld tot «56 years to life».5 In de VS kan na een deel van de straf «parole» worden aangevraagd. Nederland heeft hem daarbij ondersteund, mits geen sprake zou zijn van een gevaar voor de samenleving. In 2023 heeft de «Parole board» het laatste verzoek afgewezen. De argumentatie is dat dhr. Singh onvoldoende werk heeft gemaakt van zijn rehabilitatie, door middel van het volgen van toepasselijke cursussen. Het risico op recidive is nog steeds te groot om over te gaan tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Een nieuw verzoek kan worden ingediend na drie jaar, begin 2026.

Vraag 3

Wat heeft de regering, zowel het huidige als vorige kabinetten, gedaan om uitvoering te geven aan de gewijzigde motie van het Tweede Kamerlid Ceder c.s.6, waarin de regering wordt verzocht alles in het werk te stellen om de heer Singh naar Nederland te laten overkomen?

Antwoord 3

Conform het arrest van het Hof d.d. 26 augustus 2025 heeft de regering binnen de door het Hof gestelde termijn de VS verzocht mee te werken aan een procedure voor strafoverdracht van dhr. Singh. Of de VS deze medewerking inderdaad zal verlenen, is nu nog niet te zeggen.

Ook de afgelopen jaren heeft de regering veel acties ondernomen, gericht op het «parole» proces:

  • ondersteuning van verzoeken tot «parole» door verschillende van mijn voorgangers middels brieven op 15 april 2022, 9 augustus 2022 en 26 januari 2023;

  • gesprekken met het juridische team van dhr. Singh;

  • een gesprek tussen de voormalig Minister voor Rechtsbescherming en de Amerikaanse ambassadeur in Nederland;

  • gesprekken met de legal office van de gouverneur die een belangrijke adviserende rol vervult ten aanzien van het parole proces;

  • gesprekken tussen de Nederlandse ambassade en de District Attorney (DA) in San Bernardino;

  • gesprekken tussen ambtenaren, de Nederlandse ambassade in Washington D.C. samen met de DA en de nabestaanden;

  • een gesprek tussen de Nederlandse ambassadeur en het lid van de Dutch Caucus van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden;

  • een gesprek tussen de voormalig Minister voor Rechtsbescherming en de Gouverneur van Californië.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken verleent daarnaast onverkort consulaire bijstand.

Vraag 4

Is het kabinetsbeleid dat een Nederlands burger die meer dan vijf jaar uit Nederland weg is geen aanspraak kan maken op de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS)? Zo ja, waar is deze termijn van vijf jaar precies op gebaseerd, wanneer heeft het Nederlandse parlement die termijn van vijf jaar goedgekeurd en waar staat deze termijn precies in de WOTS vermeld?

Antwoord 4

Het Wots-beleidskader7, dat in 2007 met de Tweede Kamer is gedeeld, geeft het volgende aan over binding. «Het Nederlanderschap alleen is niet voldoende; binding met Nederland is een harde voorwaarde voor overbrenging. Re-integratie in de Nederlandse samenleving is immers zinloos als er geen wezenlijke relatie is met Nederland. Als een veroordeelde de Nederlandse nationaliteit heeft of een vreemdeling (inclusief EU-burgers) is met een verblijfstitel, die hij niet verliest, en in Nederland woonachtig is, komt hij in beginsel voor overbrenging in aanmerking. Bij het bepalen of er sprake is van binding wordt onder meer gekeken naar waar betrokkene feitelijk woonachtig is (inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie, GBA [tegenwoordig Basisregistratie Personen – BRP]) en hoe lang, waar hij werkt, waar het gezin verblijft dan wel de familie en zo meer. Een Nederlandse veroordeelde die niet in Nederland woont en van wie onvoldoende gebleken is dat Nederland het land is waar hij na afloop van zijn detentie weer de draad zal oppakken, komt niet in aanmerking voor overbrenging. Daarvan is sprake in het geval betrokkene zijn banden met Nederland heeft verbroken door zijn hoofdverblijf naar een land buiten Nederland te verplaatsen en geen sociale banden met Nederland meer heeft. In een dergelijk geval is het resocialisatiebelang immers niet met een overbrenging gediend.»

Het hoofddoel van strafoverdracht is het faciliteren van re-integratie en resocialisatie in het land waar iemand binding mee heeft. Iemand kan zo in het thuisland de resterende straf uitzitten en ondertussen werken aan de randvoorwaarden voor een veilige terugkeer in de samenleving. In de praktijk wordt binding veelal aangenomen bij Nederlanders die in de vijf jaar voorafgaand aan detentie tenminste enige tijd in Nederland ingeschreven hebben gestaan (feitelijk woonachtig zijn geweest) en bij vreemdelingen met een verblijfsvergunning (die niet wordt ingetrokken als gevolg van het delict waarvoor men is veroordeeld) indien zij tenminste vijf jaar onafgebroken in Nederland ingeschreven hebben gestaan. Hier is onder meer op ingegaan in de beantwoording van Tweede Kamervragen van de leden Van Nispen (SP) en Sneller (D66) in 2022.8

Dhr. Singh verbleef reeds vele jaren in de VS, was niet werkzaam bij een Nederlandse organisatie en had zelfs een gezin in de VS. Daarom oordeelde de regering dat hij niet in aanmerking komt voor strafoverdracht. Volgens het Hof is de Staat in redelijkheid tot het standpunt gekomen dat hij onvoldoende binding met Nederland heeft, maar zijn er bij de zaak van dhr. Singh uitzonderlijke omstandigheden die toch de inzet van strafoverdracht rechtvaardigen (zie verder het antwoord op vraag 1).

Vraag 5

Op grond van welke regelingen kan de Nederlandse regering een verzoek bij Amerika indienen om uit humanitaire overwegingen over te gaan tot overbrenging van een Nederlandse veroordeelde? Waarom zijn niet alle mogelijkheden benut (denk aan het Verdrag Overbrenging Gevonniste Personen (VOGP) van de Raad van Europa)?

Antwoord 5

Humanitaire instrumenten zijn «parole», gratie en consulaire bijstand. Hier is al meermaals op ingezet (zoals beschreven bij vraag 1, 2 en 3), maar zonder resultaat, omdat de VS dhr. Singh nog als gevaarlijk voor de samenleving beschouwen.

Het Verdrag Overbrenging Gevonniste Personen (VOGP) is een internationaal verdrag dat strafoverdracht tussen landen mogelijk maakt. Zowel Nederland als de VS zijn hierbij aangesloten. De Wots is de Nederlandse wet op grond waarvan het VOGP in Nederland kan worden toegepast. Strafoverdracht is geen humanitair maar een penitentiair instrument gericht op het optimaliseren van de mogelijkheden van re-integratie en resocialisatie in het land waar iemand binding mee heeft.

Vraag 6

Deelt de regering de opvatting dat het – gelet op het resocialisatiedoel van de WOTS – strijdig is om de strafoverdracht van een Nederlandse veroordeelde te weigeren wanneer vaststaat dat betrokkene na vrijlating zal worden uitgezet naar het land waarnaar hij nu reeds wenst te worden overgedragen? Zo nee, waarom niet?9

Antwoord 6

Voor het beoordelen van een verzoek tot strafoverdracht gelden de criteria uit het beleidskader Wots. Of iemand met de Nederlandse nationaliteit na detentie naar Nederland wordt uitgezet, is daarbij geen factor die wordt meegewogen.

Vraag 7

Is de regering bereid af te wijken van het geldende kabinetsbeleid indien sprake is van uitzonderlijke humanitaire omstandigheden, mede gelet op de hoge leeftijd, slechte gezondheid van de heer Singh en zijn uitzichtloze detentiesituatie?

Antwoord 7

De regering zal in dit specifieke geval, conform het arrest van het Hof, afwijken van het beleidskader en de Amerikaanse autoriteiten verzoeken mee te werken aan strafoverdracht van dhr. Singh. Humanitaire overwegingen zijn geen criterium binnen het Wots-beleidskader.

Vraag 8

Hoe komt het dat het Ministerie van J&V heeft aangegeven nooit een officieel overdrachtsverzoek vanuit de Verenigde Staten te hebben ontvangen10? Waar berust deze mededeling op?

Antwoord 8

Een dergelijk verzoek hebben noch ik, noch mijn voorgangers ontvangen. De VS hebben in februari 2015 een zogenaamde voorvraag gesteld. Dit is geen officieel verzoek. Namens de toenmalige bewindspersoon zijn de VS in juli 2015 geïnformeerd dat de resocialisatie van dhr. Singh niet gediend zou zijn met overdracht naar Nederland vanwege gebrek aan binding. De VS heeft daarna nooit een officieel verzoek ingediend. Vanwege het arrest van het Hof heeft de Staat de VS nu verzocht aan strafoverdracht mee te werken.

Vraag 9

Welke inspanningen heeft de regering tot op heden verricht om hierover navraag te doen bij de Amerikaanse autoriteiten en een WOTS-verzoek met betrekking tot de heer Singh in behandeling te nemen? Op welke wijze heeft Nederland aan de Verenigde Staten kenbaar gemaakt hoe zij de straf gaan tenuitvoerleggen?

Antwoord 9

Er was, tot de uitspraak van het Hof op 26 augustus jl., geen aanleiding om aan te sturen op een Wots-verzoek. De Staat oordeelt immers dat er onvoldoende sprake is van binding, wat ook in een kort geding en bodemprocedure stand hield bij de rechtbank.

Gegeven het arrest van het Hof heeft de een verzoek aan de Verenigde Staten gestuurd om mee te werken aan strafoverdracht van de heer Singh. In dit kader is nog niet kenbaar gemaakt hoe de straf tenuitvoergelegd gaat worden. Bij het volgen van de omzettingsprocedure, wat bij overdracht vanuit de VS gebruikelijk is vanwege het afwijkende strafklimaat, zal de Nederlandse rechter beslissen over de aard en lengte van de in Nederland uit te zitten straf.

Vraag 10

Kan de regering voorbeelden geven van overgeplaatste gedetineerden bij wie de 5-jarenregel en overschrijding van de maximumstraf geen beletsel waren? Wat zijn de redenen geweest om in die zaak/zaken van de 5-jarenregel af te wijken?

Antwoord 10

Elke zaak en daarmee de beoordeling of een gedetineerde voldoet aan het beleidskader staat op zichzelf. Jaarlijks worden enkele honderden Wets- en Wots-verzoeken behandeld van Nederlanders die in het buitenland zijn gedetineerd. Daarvan worden er tientallen afgewezen vanwege het ontbreken van binding en nog eens enige tientallen vanwege het ontbreken van strafrestant. Bij binding worden verschillende factoren meegewogen, zoals beschreven in het beleidskader, die in hun gezamenlijkheid tot de conclusie leiden of er wel of geen binding is.

Vraag 11

Wat zijn voor de regering de overwegingen geweest om in de zaak Singh niet af te wijken van de zogenoemde vijfjarenregel? Is bij deze beslissing rekening gehouden met het feit dat de heer Singh als gevolg hiervan vermoedelijk zal komen te overlijden in een Amerikaanse gevangenis? Zo ja, op welke wijze is met deze omstandigheid rekening gehouden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 11

De Staat is van mening dat dhr. Singh onvoldoende binding met Nederland heeft om voor strafoverdracht in aanmerking te komen. Binding wordt vastgesteld op basis van een combinatie van factoren. Dit gebrek aan binding is ook in het kort geding en de bodemprocedure bevestigd.11 En ook het Hof oordeelde dat de Staat terecht geoordeeld heeft dat er geen sprake is van binding. Dat het Hof om specifieke, humanitaire redenen aanleiding ziet om in dit geval af te wijken van het beleidskader doet op zichzelf niet af aan het bindingscriterium.

Vraag 12

Is de regering bereid zich met spoed inzetten om een overdracht in het kader van de WOTS mogelijk te maken, zodat de heer Singh in Nederland bij zijn familie zijn laatste tijd op aarde kan doorbrengen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 12

Het arrest van het Hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat binnen de termijn die hier door het Hof voor is gesteld, de VS is verzocht om mee te werken aan strafoverdracht van de heer Singh. Zoals het Hof ook bij het arrest heeft aangegeven, betekent een verzoek tot strafoverdracht aan de Amerikaanse autoriteiten niet dat dit per definitie zal leiden tot een succesvolle strafoverdracht. De VS kan het verzoek weigeren.


X Noot
1

Kamerstuk 30 010, nrs. 49 en 50.

X Noot
2

Rb. ’s Gravenhage, 18 oktober 2023, C/09/615960/HA ZA 21–688; ECLI:NL:RBDHA:2021:4967; Kamerstukken, 30 010, nr. 54

X Noot
5

Dit betekent dat iemand vanaf 56 jaar gevangenisstraf in aanmerking kan komen voor parole (gratie), maar dat de straf dus ook levenslang kan zijn indien geen parole wordt verleend. Overigens kon dhr. Singh al vanaf 30 jaar gevangenisstraf een beroep doen op «elderly parole» vanwege zijn leeftijd.

X Noot
6

Kamerstukken II 2024–2025, 36 600 VI, nr. 127.

X Noot
7

Kamerstuk II 2007–08, 31 200 VI, nr. 30.

X Noot
8

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, Aanhangsel, 1181

X Noot
9

Kamerstukken II 2013–2024, 33 742, nr. 5, p. 12.

X Noot
10

Kamerstukken II2017–2018, 449, p. 3.

Naar boven