Vragen van het lid Van Hattem (PVV) op 1 februari 2023 medegedeeld aan de Minister van Justitie en Veiligheid inzake toezegging onderzoek naar effectiviteit avondklok.

Antwoorden van de Minister van Justitie en Veiligheid (10 maart 2023).

Vraag 1

Kan de Minister bevestigen dat de toenmalige Minister van Justitie en Veiligheid tijdens een debat in de Eerste Kamer over de coronamaatregelen op 23 november 2021, daartoe bevraagd door PVV-kamerlid Van Hattem naar de stand van zaken van het door deze Minister aangekondigde RIVM-onderzoek naar de effectiviteit van de avondklok, geantwoord heeft «Dat onderzoek van het RIVM loopt. En dat duurt wat langer, begrijp ik. Daar zijn nu nog geen concrete resultaten van te geven. Dat komt ook omdat het RIVM op dit moment nog wat andere prioriteiten heeft op dat gebied.» en dat daaropvolgend de Kamer is toegezegd de resultaten van dat onderzoek naar de avondklok aan de Kamer te zullen aanbieden?

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2 en 3

Kan de Minister aangeven hoe deze uitspraak van de toenmalige Minister van J&V in de Eerste Kamer zich verhoudt tot het nu gestelde feit, blijkens de kabinetsreactie op het tweede OVV-rapport over de coronamaatregelen (p. 10)2, dat dit onderzoek nooit heeft plaatsgevonden? «Het onderzoek in kwestie, waar tijdens het debat van 23 november aan werd gerefereerd, was een mogelijk onderzoek van het RIVM naar de effectiviteit van de avondklok. Een specifiek onderzoek naar de effectiviteit van de avondklok als individuele maatregel heeft niet plaatsgevonden.»

Kan de Minister aangeven op welke gronden in het debat van 23 november 2021 haar ambtsvoorganger aangaf dat het onderzoek naar de effectiviteit van het RIVM zou lopen en dat dit wat langer zou duren?

Antwoord 2 en 3

Het RIVM heeft in april 2021 aangekondigd te inventariseren of het mogelijk is om onderzoek te doen naar de effectiviteit van de avondklok. Uit deze inventarisatie bleek dat het niet mogelijk is om de effectiviteit van individuele maatregelen te beoordelen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn dat de effecten van maatregelenpakketten in de praktijk samenhangen met: 1) een onderlinge wisselwerking tussen de verschillende genomen maatregelen: 2) de timing en context van de maatregelen en; 3) het draagvlak voor en de naleving van de maatregelen op dat moment. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een individuele maatregel in een nieuwe setting dezelfde uitkomsten geeft.

Dit punt is uitgebreid beschreven in de Kamerbrief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer van 11 november 2022.1 Ook in de kabinetsreactie op het tweede deelrapport wordt dit uitgelegd.2

Het ging niet om een onderzoek dat liep, maar om een inventarisatie. De conclusie van de inventarisatie was zoals hierboven beschreven.

Vraag 4 en 5

Kan de Minister aangeven waarom na het doen van deze toezegging en de registratie daarvan in de daarop volgende periode van meer dan een jaar nooit door het kabinet op de veronderstelde status («lopend onderzoek») van dit onderzoek is teruggekomen?

Deelt de Minister de conclusie van de PVV-fractie dat zij op deze manier de Kamer onjuist heeft geïnformeerd?

Antwoord 4 en 5

Het kabinet is gedurende heel 2021 en het eerste deel van 2022 nog druk bezig geweest met de aanpak van de coronacrisis. Ook het RIVM werkte in deze periode onder ongekende druk om de coronacrisis te bestrijden. Bij de publicatie van het tweede deelrapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid bleek dat de toezegging van de voormalig Minister van Justitie en Veiligheid nog niet was afgedaan. Ik betreur het dat er hierdoor verwarring is ontstaan over de toezegging van mijn voorganger. In de brief aan de Vaste Kamercommissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de kabinetsreactie is uw Kamer hierover geïnformeerd.

Naar boven