Vragen van de leden Smaling (SP), Vos (GroenLinks), Putters (PvdA), Martens (CDA), Van Boxtel (D66) en Kuiper (ChristenUnie) op 24 januari 2012 medegedeeld aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, inzake luchtkwaliteit, PAS en mestbeleid.

Antwoorden van de heer Atsma (staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu), mede namens de heer Bleker (staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 21 februari 2012).

Vraag 1

De regering stelde de Eerste Kamer op 20 december jl. op de hoogte van de voortgang rond het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), ingericht om te voldoen aan de Europese richtlijn Luchtkwaliteit.

De derogatieperiode voor fijnstof is inmiddels verstreken, maar de doelen (nog) niet gehaald. Hoe gaat de regering sancties uit Brussel voorkomen?

Antwoord 1

Tot 11 juni 2011 had Nederland derogatie voor fijn stof. Bij het toetsen aan de grenswaarde in de NSL-monitoring wordt uitgegaan van jaargemiddelde grenswaarden en is een volledig jaar nodig om te toetsen. Er kan dus pas over het gehele jaar 2012 getoetst worden of er aan de grenswaarde (zonder derogatie) wordt voldaan. Zoals in de brief bij het NSL-monitoringsrapport van december jl. is aangegeven, rapporteren de lidstaten van de EU jaarlijks in september over het afgelopen jaar. Dat betekent dat Nederland pas uiterlijk september 2013 zal rapporteren over 2012.

De Europese Commissie heeft aangegeven dat zij bij het beoordelen of aan de jaargemiddelde grenswaarde wordt voldaan, rekent met een fictieve derogatie voor het gehele jaar 2011.1 Sancties uit Brussel zijn dus nog geheel niet in beeld.

Voor de daggemiddelde grenswaarde geldt dat – rekening houdend met de derogatie die gedurende de eerste helft van 2011 gold – deze op geen van de meetpunten is overschreden. Voor meer informatie over de verhoogde grenswaarde tot 11 juni 2011 en de meetresultaten heeft het RIVM op haar website een nuttig overzicht beschikbaar gemaakt.2

Vraag 2

De problemen met het NSL liggen op het terrein van de complexiteit van het model, de kwaliteit van de invoergegevens en zaken die onder «voortschrijdend inzicht» kunnen worden gevat. Is een landelijk black box model nog wel de aangewezen weg om aan de richtlijn te voldoen?

Verdient het niet aanbeveling thans juist in te zetten op knelpunten en gebieden waar de hoogste gezondheidsrisico’s zich voordoen en daar ook het meetnet sterk te verfijnen?

Antwoord 2

Niet te ontkennen valt dat het rekenmodel complex is. Echter, een black box is het juist niet, omdat de rekensystematiek en de invoergegevens voor iedereen publiek beschikbaar zijn. De grote kracht van het ingevoerde model is dat nu iedere overheid op dezelfde manier berekeningen uitvoert, waar in het verleden hier geen uniformiteit in bestond waardoor elke overheid een ander model kon hanteren, wat de vergelijkbaarheid sterk beperkte. Door middel van modellering kan ook voor elke locatie in Nederland een prognose voor de luchtkwaliteit worden gemaakt. Bij metingen is alleen voor de locatie van het meetpunt informatie beschikbaar en alleen terugkijkend. Vanwege die waarde van de beschikbaarheid van gegevens voor elke locatie in Nederland, óók voor toekomstige jaren, is het hanteren van een rekenmodel voor mij onontbeerlijk.

De suggestie met betrekking tot de inrichting van het meetnet is terecht en sluit aan bij het bestaande beleid en de bestaande regelgeving. De Europese wetgeving verplicht nu al om in gebieden met hogere concentraties – en daarmee hogere gezondheidsrisico’s – ook intensiever te meten. In aanvulling op de metingen in het kader van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit hebben andere overheden ook meetnetten ingericht, bijvoorbeeld in de regio’s rond Amsterdam, Rotterdam en de IJmond. De beheerders van deze meetnetten werken samen met het RIVM bij de analyse van gegevens. Ook worden gegevens uit deze metingen benut voor de ijking van de landelijke rekenmodellen.

Vraag 3

Een vergelijkbaar Europees dossier (Natura 2000) worstelt met andere vormen van stikstofdepositie. Hiertoe wordt een Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) ontwikkeld, waarover de regering op 15 december 2011 een uitvoerige brief stuurde aan de Tweede Kamer (30 654, 99). De NSL-brief refereert aan PAS en de PAS-brief aan NSL, maar niet op inhoudelijke wijze. Is de modelopzet bij PAS vergelijkbaar met die bij het NSL? In welk opzicht wel en in welk opzicht niet? Wordt bij de ontwikkeling van PAS lering geput uit de ervaringen met het NSL? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 3

De modelopzet van NSL en PAS zijn op het niveau van uitgangspunten vergelijkbaar. De wijze van modelontwikkeling is verschillend, hier zit ook de lering die de PAS getrokken heeft uit het NSL. De modelopzet van de PAS kent daardoor een stevige borging van technische en inhoudelijke kwaliteit en de gegevens leverende processen zijn stevig in AERIUS verankerd. Tijdens de ontwikkeling is de ruimte genomen een robuuste projectorganisatie in te zetten.

Vraag 4

Is PAS op zinvolle wijze modelmatig te koppelen aan nog een Europees dossier (Nitraatrichtlijn), aannemende dat ammoniakemissie en dier- en daarmee mest- en nitraat- en fosfaatdichtheid in de mest gerelateerd zijn?

Antwoord 4

Daar waar mogelijk worden het verzamelen van gegevens en het gebruik van rekenmethoden op elkaar afgestemd. Dit geldt ook voor de PAS en het mestbeleid. Op dit moment wordt in beide trajecten gebruik gemaakt van dezelfde gegevens over het «uitrijden van mest».

Vraag 5

Valt er rond de drie dossiers wat te winnen op het gebied van efficiëntie en tempo waarin de Europese richtlijnen worden gehaald, wanneer in samenhang en niet afzonderlijk bekeken? Zo ja, op welke wijze?

Antwoord 5

De drie dossiers overlappen elkaar slechts gedeeltelijk qua doelstelling en realisatietermijn. Ze bevatten alle drie (verschillende verschijningsvormen van) stikstof. Dit neemt echter niet weg dat deze drie dossiers daar waar mogelijk in samenhang worden bekeken. De maatregelen, die de industrie en verkeer en vervoer nemen om de uitstoot van stikstofdioxiden te verminderen, zijn hetzelfde in het NSL en de PAS. De maatregelen die de landbouw neemt en aanvullend gaat nemen om de uitstoot van stikstof te verminderen via het uitrijden van mest zijn hetzelfde in de PAS en in het mestbeleid.


X Noot
1

Mededeling van de Commissie van 26.6 2008, COM(2008)403, punt 20.

X Noot
2

http://www.rivm.nl/Bibliotheek/Algemeen_Actueel/Nieuwsberichten/2011/Overzicht_van_PM10_overschrijdingen_tot_11_juni_2011

Naar boven