Vragen van de leden Bruins Slot en Verburg (beiden CDA) aan de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over samenwerking tussen bedrijven, ondernemers en topsporters (ingezonden 14 januari 2011).

Antwoord van minister Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ontvangen 9 februari 2011).

Vraag 1

Bent u bekend met het rapport «Olympisch goud, economisch goud»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Deelt u de mening dat samenwerking tussen bedrijven, ondernemers en topsporters een positieve bijdrage aan zowel innovatie als aan topsport kan leveren? Hoe kijkt u aan tegen de stelling dat deze samenwerking nog ontbreekt? Welke bijdrage kan het Rijk leveren aan het bevorderen van innovatie in de samenwerking tussen bedrijven, ondernemers en topsporters?

Antwoord 2

Ja, ik deel de mening dat samenwerking tussen bedrijven, ondernemers en topsporters positief bijdraagt aan zowel innovatie als topsport.

Om deze samenwerking te stimuleren financiert VWS InnoSportNL (2006–2013), met als uitgangspunt dat deze subsidie wordt gematcht met geld uit het bedrijfsleven. Met de oprichting van InnoSportNL is de mogelijkheid gecreëerd om vanuit één organisatie sportinnovatie te structureren en te stimuleren door bedrijfsleven, sport en wetenschap bijeen te brengen. InnoSportNL vervult een cruciale rol van aanjager en makelaar en dit heeft inmiddels al een aantal succesvolle innovatieprojecten opgeleverd.

In het rapport «Olympisch goud, economisch goud» wordt een aantal aanbevelingen gedaan om te komen tot een effectiever sportinnovatiesysteem voor Nederland. In zijn onderzoek adviseert Nauta:

  • a) uitwisseling tussen sport en bedrijfsleven om kennis- en productontwikkeling te vergroten;

  • b) ondernemerschap te creëren rond sport(gerelateerde) innovaties;

  • c) sport(innovatie)onderzoek te clusteren en te laten groeien;

  • d) onderwijs op niveau te brengen.

Ook de minister van EL&I is voorstander van innovatieve clusters en de verbinding daarvan met overkoepelende thema’s. Zo kunnen bijvoorbeeld innovaties in het cluster voeding bijdragen tot betere prestaties in de sport.

Vraag 3

Hoe beantwoordt u de centrale vraag uit dit rapport: «Hoe kunnen wij de ambities in het kader van het Olympisch Plan 2028 verbinden met onze economische ambities?» Hoe denkt u dat te realiseren?

Antwoord 3

In het Olympisch Plan worden ambities genoemd die van toepassing zijn op het rapport: op gebieden zoals onderwijs, cultuur, wetenschap, innovatie, arbeidsproductiviteit en ondernemerschap. In de kabinetsreactie op het Olympisch Plan is de ambitie geformuleerd dat Nederland zich kan profileren als een klein land met grote ambities en resultaten – onder andere door het organiseren van grote (sport)evenementen –, als betrouwbare handelspartner, als land met een excellent vestigingsklimaat voor (internationale) bedrijven en als aantrekkelijke toeristische bestemming. Dit past naadloos bij het beleid zoals dat door VWS en EL&I wordt gevoerd.

Het ministerie van VWS financiert belangrijke sportevenementen en laat momenteel een aantal pilots rond sportevenementen uitvoeren waarin de maatschappelijke en economische spin off centraal staat. Uit een aantal recente studies, bijvoorbeeld rond de start van de wielerevenementen Vuelta, Giro d’Italia en Tour de France, is gebleken dat de spin off van sportevenementen voor de regionale economie aanzienlijk is.

Bij het ministerie van EL&I zijn de onderwerpen Holland Branding, Toerisme en Innovatie aan de orde. Bij deze onderwerpen zoeken de ministeries elkaar op en werken nadrukkelijk samen. Ook de ambitie om tot de top-5 van kenniseconomieën te behoren past goed bij de ambitie die het kabinet heeft gesteld om «Nederland op Olympisch niveau» te krijgen.

Op 4 februari jl. heeft mijn collega van EL&I een hoofdlijnenbrief over het toekomstige bedrijfslevenbeleid aan de Tweede Kamer verzonden.


X Noot
1

De Telegraaf, 12 januari 2011

Naar boven