Bouwnijverheid

Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 6 MAART 2008 TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE BOUWNIJVERHEID

UAW Nr. 10750

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van het Technisch Bureau Bouwnijverheid namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Bouwnijverheid1wordt met inachtneming van dicta II en III als volgt gewijzigd:

A

De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:

Artikel 8 lid 5 komt te luiden:

„Artikel 8: De normale arbeidsduur en arbeidstijden

  • 5. Voor partieel leerplichtigen die niet deelnemen aan de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) bedraagt de arbeidsduur 24 uur per week voor hen die twee dagen per week partieel leerplichtig zijn en 32 uur per week voor hen die één dag per week partieel leerplichtig zijn. Voor de definitie van partiële leerplicht wordt verwezen naar bijlage 8.’’

Artikel 15 lid 1 komt te luiden:

„Artikel 15: Verplicht overwerk bouwplaatswerknemers

  • 1. Bouwplaatswerknemers van 18 jaar of ouder met een volledig dienstverband kunnen per kalenderjaar gedurende maximaal 26 weken en tot een maximum van drie uur per week tot overwerk worden verplicht, ten behoeve van de opvang van discontinuïteit in de bedrijfsvoering. Daarbij gelden de in de volgende leden van dit artikel vermelde voorwaarden.’’

Artikel 52b lid 1 wordt ingevoegd en komt te luiden:

„Artikel 52b: Arbeidsongeschiktheid UTA-werknemers als gevolg van arbeid voor derden

  • 1. Het in artikel 50 lid 2 gestelde is – voor wat betreft het bovenwettelijke deel van de loondoorbetaling – niet van toepassing, indien de werknemer – ook al zou hij minder arbeidsongeschikt zijn enige vorm van arbeid voor derden verricht.’’

Artikel 55 komt te luiden:

„Artikel 55: Sociale Fondsen

Er is een CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid (CAO BTER). In de CAO BTER worden nadere regels gesteld ten aanzien van de uitvoering van de regelingen van de volgende stichtingen:

  • de stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid;

  • de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid;

  • de stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid.’’

Artikel 69 lid 2 komt te luiden:

„Artikel 69: Reïntegratie

  • 2. De werkgever zal ten behoeve van de reïntegratie van een arbeidsongeschikte werknemer aansluiting zoeken bij een reïntegratiebedrijf met het Blik op Werk Keurmerk (Borea Keurmerk). Indien 14 weken na het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid nog niet aan deze verplichting is voldaan, heeft de werknemer het zelfstandig recht om naar een reïntegratiebedrijf met het Blik op Werk Keurmerk (Borea Keurmerk) te gaan voor opleiding, begeleiding en bemiddeling. De kosten hiervan worden betaald vanuit het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid. Het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid zal deze kosten verhalen op de werkgever.’’

Artikel 91 lid 2, 3 en 4 komen te luiden:

„Artikel 91: Uitzendarbeid

  • 2. Voor vakkrachten in bouwplaatsfuncties:

  • Artikel 4, artikel 8, artikel 9, artikel 10 (m.u.v. lid 5), artikel 11a lid 1, 2 (alleen eerste volzin), 3, 7 en 8, artikel 12, artikel 13, artikel 14 (m.u.v. de laatste volzin van lid 1 sub i), artikel 16 (m.u.v. lid 1b), artikel 18, artikel 19a (m.u.v. lid 4b en 5), artikel 23a lid 3 en 4, artikel 25a lid 1 en 3, artikel 27, artikel 28, artikel 30 lid 1, artikel 33, artikel 35a, artikel 36, artikel 37, artikel 38, artikel 40 lid 1 en 2, artikel 41a, artikel 42, artikel 45, artikel 70a, artikel 71 en artikel 92.

  • 3. Voor vakkrachten in UTA-functies:

  • Artikel 4, artikel 8 lid 1, 2, 6, 7, 8, 10 , artikel 9, artikel 10 lid 1 en 5, artikel 11b lid 1, 2 (m.u.v. de laatste volzin), 6, 10 en 11, artikel 17, artikel 19b (m.u.v. lid 5 en 9), artikel 23b lid 2, 3 en 5, artikel 25b (m.u.v. lid 4), artikel 29 (m.u.v. lid 4a), artikel 30 lid 1, artikel 35b, artikel 41b, artikel 70b en artikel 92.

  • 4. Voor nieuwkomers in bouwplaatsfuncties:

  • Artikel 4, artikel 8, artikel 9, artikel 10 (m.u.v. lid 5), artikel 12, artikel 13, artikel 14 (m.u.v. de laatste volzin van lid 1 sub i), artikel 16 (m.u.v. lid 1b), artikel 25a lid 1 en 3, artikel 27, artikel 28, artikel 30 lid 1, artikel 35a, artikel 37, artikel 38, artikel 40 lid 1 en 2, artikel 41a, artikel 45, artikel 70a, artikel 71 en artikel 92.’’

Artikel 97 komt te luiden:

„Artikel 97: Geschillen en dispensatie

  • 1. Door partijen is ingesteld een paritaire commissie CAO-zaken, waarvan het secretariaat is gevestigd bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid te Harderwijk.

  • 2. Deze commissie behandelt onder andere:

    • a. geschillen die hun oorsprong in de bepalingen van deze CAO vinden;

    • b. verzoeken tot dispensatie van de in deze CAO overeengekomen bepalingen;

    • c. bijzondere gevallen;

    • d. indelingsvraagstukken met betrekking tot de functiestructuur van de CAO.

  • 4. De werkwijze van de commissie CAO-zaken is neergelegd in het „Reglement Commissie CAO-zaken’’. Dit reglement maakt als bijlage 20 deel uit van deze CAO.’’

Artikel 100 lid 4 en 8 komen te luiden:

„Artikel 100: Naleving

  • 4. Het onderzoek geschiedt in beginsel in de vorm van controle ter plaatse. Uiterlijk twee weken voordat het onderzoek als bedoeld in lid 4 plaatsvindt ontvangt de werkgever hiervan bericht, met vermelding van datum en plaats van het onderzoek.

  • 8. De werkgever dient uiterlijk binnen drie weken na de schriftelijke aankondiging van het onderzoek als bedoeld in lid 5 de gevraagde gegevens te overleggen.’’

BIJLAGE 7A:

Loontabellen bouwplaatswerknemers

Tabel IV onder „Lonen per 1 januari 2008’’ komt te luiden:

„Tabel IV Inloopschalen vakvolwassenen en jeugdige werknemers

 Eerste 26 wekenTweede halfjaar
LeeftijdWeekloonUurloonWeekloonUurloon
16100,48*3,14115,843,62
17114,24*3,57130,884,09
18168,404,21196,004,90
19195,604,89229,605,74
20228,005,70266,406,66
21267,606,69311,607,79
22310,807,77359,608,99
23 of ouder345,208,63382,809,57

* Voor 16- en 17-jarigen zijn opgenomen de weeklonen bij 32 uur werken voor partieel leerplichtigen; de 17-jarige die niet partieel leerplichtig is en 40 uur werkt, heeft gedurende de eerste 26 weken een weekloon van € 142,80. Gedurende het tweede halfjaar geldt een weekloon van € 163,60. In beide gevallen is dit het genoemde uurloon maal 40.

Voor 16-jarige partieel leerplichtigen met een driedaagse werkweek bedraagt het weekloon € 75,36 in de eerste 26 weken en € 86,88 gedurende het tweede halfjaar.’’

BIJLAGE 7B:

Salarisschalen UTA-werknemers

„Tabel 3 onder „Lonen per 1 januari 2008’’ komt te luiden:

Tabel 3

Maandsalarissen voor langdurig werklozen gedurende het eerste jaar van hun dienstverband

PeriodeLeeftijd
 22 jaar23 jaar en ouder
1e halfjaar1261,171411,36
2e halfjaar1387,591487,71 ’’

BIJLAGE 15:

Toepassing CAO voor de Bouwnijverheid voor uitzendkrachten als bedoeld in artikel 91

Artikel 16, 18, 23a en 41a onder „I. Van toepassing zijnde artikelen voor uitzendkrachten in een bouwplaatsfunctie’’ komen te luiden:

„Artikel 16: Niet-verplicht overwerk (*)

Integraal van toepassing m.u.v. lid 1b.

Met „de werknemer’’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met „de werkgever’’ de inlenende werkgever.’’

„Artikel 18: Bereikbaarheidsdienst

Integraal van toepassing m.u.v. de verwijzing in lid 1 naar artikel 15.

Met „de werknemer’’ wordt de vakkracht bedoeld, met „de werkgever’’ de inlenende werkgever.’’

„Artikel 23a: Vakantie

De leden 3 en 4 zijn van toepassing voorzover deze betrekking hebben op de extra verlofdagen voor werknemers van 55 jaar of ouder.

Voor vakkrachten van 55 tot en met 59 jaar zijn er tien extra verlofdagen, voor vakkrachten ouder dan 60 dertien.’’

„Artikel 41a: Reiskostenvergoeding (*)

Integraal van toepassing. Met „de werknemer’’ wordt de uitzendwerknemer bedoeld, met „de werkgever’’ de inlenende werkgever. Enkel het belastingvrije deel van € 0,19 per km wordt verstrekt.’’

Artikel 8, 23b en 41b onder „II. Van toepassing zijnde artikelen voor uitzendkrachten in een UTA-functie’’ komen te luiden:

„Artikel 8: De normale arbeidsduur en arbeidstijden (*)

Van toepassing zijn de leden 1, 2, 6, 7, 8, 10 van artikel 8.

Met „de werknemer’’ wordt de uitzendkracht bedoeld, met „de werkgever’’ de inlenende werkgever.’’

„Artikel 23b: Vakantie

De leden 2, 3 en 5 zijn van toepassing voorzover deze betrekking hebben op de extra verlofdagen voor werknemers van 55 jaar of ouder. Voor vakkrachten van 55 tot en met 59 jaar zijn er negen extra verlofdagen, voor vakkrachten ouder dan 60 elf.

„Artikel 41b: Reis- en verhuiskostenvergoeding (*)

Integraal van toepassing. Met „de werknemer’’ wordt de uitzendwerknemer bedoeld, met „de werkgever’’ de inlenende werkgever. Enkel het belastingvrije deel van € 0,19 per km wordt verstrekt.’’

Bijlage 20 wordt toegevoegd en komt te luiden:

„BIJLAGE 20:

Reglement Commissie CAO-zaken

Reglement commissie CAO-zaken als bedoeld in artikel 97

Deel 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • a. Onder „commissie’’ wordt in dit reglement verstaan de Commissie CAO-zaken zoals bedoeld in artikel 97 van de CAO voor de Bouwnijverheid.

  • b. Onder „de CAO’’ wordt in dit reglement verstaan de CAO voor de Bouwnijverheid. Daaronder wordt mede verstaan de CAO Bedrijfstakeigen Regelingen voor de Bouwnijverheid.

  • c. Onder „partijen bij de CAO’’ dan wel „CAO-partijen’’ worden verstaan werkgevers- en werknemersorganisaties die partij zijn bij de CAO voor de Bouwnijverheid.

  • d. Onder „werkingssfeerzaken’’ worden verstaan onderzoekingen naar de vraag of ondernemingen werkzaamheden verrichten of gaan verrichten die al dan niet onder de werkingssfeer van de CAO vallen.

  • e. Onder „geschillen’’ worden verstaan geschillen tussen werkgever en werknemer over de toepassing van een of meer bepalingen van de CAO.

  • f. Onder „dispensatieverzoeken’’ worden verstaan verzoeken tot vrijstelling van een of meer bepalingen van de CAO.

  • g. Onder „werkgever(s)’’ wordt verstaan de werkgever als bedoeld in artikel 88 lid 3 van de CAO.

  • h. Onder „werknemer(s)’’ wordt verstaan de werknemer als bedoeld in artikel 88 lid 6 of 7 van de CAO.

  • i. Onder het „Technisch Bureau Bouwnijverheid’’ wordt verstaan de Stichting Technisch Bureau voor de Bouwnijverheid, statutair gevestigd te Hoofddorp en kantoorhoudende te Harderwijk (Postbus 1128, 3840 BC Harderwijk).

Artikel 2 Doel

Het doel van de commissie is om op verzoek van derden en in het belang van de bedrijfstak bouwnijverheid uitspraken te doen over:

  • a. werkingssfeerzaken,

  • b. geschillen die hun oorsprong vinden in de CAO,

  • c. dispensatieverzoeken.

Artikel 3 Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit twee vertegenwoordigers van werkgeverszijde en twee vertegenwoordigers van werknemerszijde van partijen bij de CAO. Voor de leden van de commissie kunnen plaatsvervangers worden aangewezen.

  • 2. De commissie wordt ondersteund door een of meer medewerkers van het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

  • 3. De commissie kan zich laten bijstaan door deskundigen.

Artikel 4 Voorzitterschap en secretariaat

  • 1. De commissie benoemt een voorzitter en een secretaris.

  • 2. De commissie kan besluiten om het voorzitterschap en/of het secretariaat te laten uitvoeren door een medewerker van het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

Artikel 5 Mandaat

  • 1. De commissie is gemandateerd om namens CAO-partijen uitspraken te doen.

  • 2. De commissie kan besluiten om zaken voor te leggen aan CAO-partijen.

Artikel 6 Besluitvorming

  • 1. De commissie streeft naar unanimiteit in de besluitvorming, maar kan besluiten nemen met meerderheid van stemmen.

  • 2. In geval een besluit met meerderheid van stemmen wordt genomen of in geval de stemmen staken, kan de commissie besluiten een verdeelde uitspraak te doen.

  • 3. Voor het nemen van besluiten moeten ten minste één lid van werkgeverszijde en ten minste één lid van werknemerszijde aanwezig zijn.

  • 4. Indien in een commissievergadering meer werkgeversleden aanwezig zijn dan werknemersleden – of omgekeerd –, brengen de leden van de groep met de meeste aanwezigen samen evenveel stemmen uit als de andere groep leden.

  • 5. Medewerkers van het Technisch Bureau Bouwnijverheid hebben geen stemrecht.

Artikel 7 Geheimhouding

De leden van de commissie, alsmede de medewerkers van het Technisch Bureau Bouwnijverheid zijn gehouden geheimhouding te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van het lidmaatschap respectievelijk de functie ter kennis komt.

Artikel 8 Kosten

  • 1. Aan het indienen van een verzoek respectievelijk een bezwaar en de behandeling ervan door de commissie zijn voor de verzoeker en de partij waarop het verzoek betrekking heeft, respectievelijk de indiener van het bezwaar, geen kosten verbonden.

  • 2. De indiener van een verzoek en de partij waarop het verzoek betrekking heeft, respectievelijk de indiener van het bezwaar, dragen ieder de eigen kosten en komen niet in aanmerking voor vergoeding daarvan jegens elkander, de commissie, het Technisch Bureau Bouwnijverheid, een eventuele derde aan wie onderzoekswerkzaamheden zijn opgedragen of partijen betrokken bij de CAO.

Deel 2: Werkingssfeeronderzoeken

Artikel 9 Indienen van een verzoek

  • 1. Een verzoek om een uitspraak door de commissie kan worden gedaan door:

    • a. elk van de partijen bij de CAO;

    • b. wat betreft de eigen of een andere onderneming, door elke onderneming waarop de CAO in redelijkheid van toepassing kan worden geacht;

    • c. door iedere werknemer van zodanige onderneming als bedoeld onder lid 1 sub b;

    • d. derden-belanghebbenden.

  • 2. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

  • 3. Het verzoek dient ten minste te vermelden:

    • a. naam en adres van de verzoeker;

    • b. ondertekening door de verzoeker;

    • c. naam en adres van de onderneming waarop het verzoek betrekking heeft;

    • d. een nauwkeurige beschrijving van de bedrijfsactiviteiten, vergezeld van de argumenten die verzoeker heeft betreffende toepasselijkheid van de CAO;

    • e. de dagtekening.

  • 4. De verzoeker verschaft uit eigen beweging dan wel desgevraagd (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 10 Behandeling van een verzoek

  • 1. De onderneming waarop het verzoek betrekking heeft wordt door of namens de commissie schriftelijk op de hoogte gebracht van de ontvangst van het verzoek.

  • 2. Beide partijen ontvangen een exemplaar van dit reglement.

  • 3. De commissie kan besluiten tot het houden van een onderzoek. Dat onderzoek kan worden verricht door een daartoe aan te wijzen extern bureau.

  • 4. De onderneming dient te allen tijde mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in lid 3.

  • 5. Het onderzoek geschiedt in beginsel in de vorm van controle ter plaatse. Uiterlijk twee weken voordat het onderzoek als bedoeld in lid 3 plaatsvindt, ontvangt de onderneming hiervan bericht, met vermelding van datum en plaats van het onderzoek.

  • 6. Indien de onderneming niet instemt met controle ter plaatse, kan een schriftelijk onderzoek worden ingesteld.

  • 7. De onderneming ontvangt in dat geval bericht welke specifieke gegevens hij moet overleggen die redelijkerwijs nodig zijn voor het beoordelen van het verzoek.

  • 8. De onderneming dient uiterlijk binnen drie weken de gevraagde gegevens te overleggen.

Artikel 11 Uitspraak

  • 1. De commissie doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na indiening van het verzoek of na aanvang van het onderzoek uitspraak. De commissie kan deze termijn verlengen.

  • 2. De secretaris deelt de uitspraak binnen veertien dagen nadat de commissie uitspraak heeft gedaan, schriftelijk mede aan de belanghebbenden.

  • 3. In de mededeling aan de onderneming waarop de uitspraak betrekking heeft, wijst de secretaris deze op de verder te volgen procedure. Tevens wijst de secretaris de onderneming op de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de uitspraak.

Artikel 12 Bezwaar

  • 1. Zowel de indiener van het verzoek als de onderneming waarop het verzoek betrekking heeft, kan bezwaar maken tegen de uitspraak van de commissie.

  • 2. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt drie weken, te rekenen vanaf de dagtekening van de mededeling als bedoeld in artikel 13 lid 2.

  • 3. Het bezwaar wordt schriftelijk ingediend bij de secretaris en dient ten minste te vermelden:

    • a. naam en adres van de bezwaarde;

    • b. ondertekening door de bezwaarde;

    • c. omschrijving van de uitspraak waartegen het bezwaar zich richt;

    • d. de gronden van het bezwaar;

    • e. een beargumenteerde omschrijving van de beslissing die de bezwaarde wenst;

    • f. de dagtekening.

  • 4. Bij het bezwaarschrift dient een kopie gevoegd te worden van de uitspraak waartegen het bezwaar zich richt.

Artikel 13 Hoorzitting

  • 1. Indien haar dat wenselijk of noodzakelijk voorkomt, kan de commissie verzoeker, de onderneming waarop het verzoek betrekking heeft, andere belanghebbenden en/of deskundigen mondeling horen. In dat geval roept de secretaris de betrokkenen op om op een zitting te verschijnen.

  • 2. Het horen geschiedt door de commissie. De commissie kan het horen opdragen aan één of meer van haar leden.

  • 3. Een hoorzitting kan worden gehouden voor of na het onderzoek, dan wel voor of na het eventueel ingediende bezwaar.

  • 4. Van het horen wordt een verslag gemaakt.

Artikel 14 Uitspraak op bezwaar

  • 1. De commissie neemt binnen twee maanden nadat zij kennis heeft genomen van het bezwaar of binnen één maand na de hoorzitting een besluit. De commissie kan deze termijn verlengen.

  • 2. De secretaris deelt de uitspraak binnen veertien dagen nadat de commissie uitspraak heeft gedaan, schriftelijk mede aan de belanghebbenden.

  • 3. In de mededeling aan de onderneming op wie de uitspraak betrekking heeft, wijst de secretaris deze op de verder te volgen procedure.

Deel 3: Geschillen

Artikel 15 Indienen van een verzoek

  • 1. Een verzoek om een uitspraak te doen in een geschil kan door iedere werknemer en werkgever die door het geschil rechtstreeks in zijn belang is getroffen, worden ingediend.

  • 2. De verzoeker en degene op wie het verzoek betrekking heeft kunnen zich door een gemachtigde laten bijstaan of vertegenwoordigen.

  • 3. De commissie kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen, tenzij de gemachtigde advocaat of procureur is.

  • 4. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

  • 5. Het verzoek dient ten minste te vermelden:

    • a. naam en adres van de verzoeker;

    • b. ondertekening door de verzoeker;

    • c. naam en adres van degene op wie het verzoek betrekking heeft;

    • d. een nauwkeurige beschrijving van het geschil en de argumenten van verzoeker;

    • e. de dagtekening.

  • 6. De verzoeker verschaft uit eigen beweging dan wel desgevraagd (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 16 Onbevoegdheid van de commissie

De commissie verklaart zich onbevoegd indien over het geschil een gerechtelijke uitspraak is gedaan.

Artikel 17 Ontvankelijkheid van een verzoek

  • 1. Een verzoek wordt niet ontvankelijk verklaard indien deze later dan zes maanden na de einddatum van het dienstverband wordt ingediend.

  • 2. De commissie kan besluiten een verzoek niet ontvankelijk te verklaren in de volgende gevallen:

    • a. wanneer het geschil betrekking heeft op een periode langer dan vijf jaar voor het verzoek is ingediend;

    • b. wanneer onvoldoende schriftelijke informatie kan worden overlegd;

    • c. wanneer verzoeker en de partij waarop het verzoek betrekking hebben geen of onvoldoende inspanning hebben verricht om eerst tot een oplossing te komen.

  • 3. De commissie doet geen uitspraak over de hoogte van een financiële claim. De commissie kan besluiten de behandeling van het verzoek te beperken tot de vraag of de CAO al dan niet juist is toegepast.

Artikel 18 Behandeling van een verzoek

  • 1. De commissie stelt de partij waarop het verzoek betrekking heeft schriftelijk op de hoogte van de ontvangst van het verzoek.

  • 2. De partij waarop het verzoek betrekking heeft kan binnen twee weken na ontvangst van deze kennisgeving schriftelijk zienswijzen indienen.

  • 3. De commissie kan een tweede ronde van hoor en wederhoor toepassen. Hiervoor gelden dezelfde termijnen als bedoeld in lid 2.

  • 4. Beide partijen ontvangen een exemplaar van dit reglement.

Artikel 19 Uitspraak

  • 1. De commissie doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na indiening van het verzoek uitspraak. De commissie kan deze termijn verlengen.

  • 2. De secretaris deelt de uitspraak binnen veertien dagen nadat de commissie uitspraak heeft gedaan, schriftelijk mede aan de belanghebbenden.

Artikel 20 Hoorzitting

  • 1. Indien haar dat wenselijk of noodzakelijk voorkomt, kan de commissie verzoeker, de partij waarop het verzoek betrekking heeft, andere belanghebbenden en/of deskundigen mondeling horen. In dat geval roept de secretaris de betrokkenen op om op een zitting te verschijnen.

  • 2. Het horen geschiedt door de commissie. De commissie kan het horen opdragen aan één of meer van haar leden.

  • 3. Van het horen wordt een verslag gemaakt.

Artikel 21 Verbindendheid van de uitspraak

  • 1. Tegelijk met de ontvangstbevestiging stuurt de secretaris aan verzoeker een verklaring dat deze zich verbindt de beslissing van de commissie als bindend te aanvaarden. Deze verklaring dient, ondertekend binnen veertien dagen na verzending, aan de secretaris te worden geretourneerd.

  • 2. Tegelijk met de kopie van het verzoekschrift stuurt de secretaris aan degene tegen wie het verzoek zich richt een verklaring dat deze zich verbindt de beslissing van de commissie als bindend te aanvaarden. Deze verklaring dient, ondertekend binnen veertien dagen na verzending, aan de secretaris te worden geretourneerd.

  • 3. Indien een partij de in de voorgaande leden bedoelde verklaring niet binnen de daarvoor gestelde termijn retour zendt, doet de commissie een uitspraak die niet bindend is. De secretaris stelt partijen hiervan in kennis.

Deel 4: Dispensatie

Artikel 22 Indienen van een verzoek

  • 1. Een verzoek tot dispensatie van bepalingen van de CAO kan worden ingediend door iedere werkgever of werknemer dan wel groepen werkgevers en werknemers die menen dat deze bepalingen van de CAO niet voor hem/haar/hun van toepassing is of dat de toepassing ervan voor hem/haar/hun onmogelijk is.

  • 2. De verzoeker(s) kan/kunnen zich door een gemachtigde laten bijstaan of vertegenwoordigen.

  • 3. De commissie kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen, tenzij de gemachtigde advocaat of procureur is.

  • 4. Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij het Technisch Bureau Bouwnijverheid.

  • 5. Het verzoek dient ten minste te vermelden:

    • a. naam en adres van de verzoeker;

    • b. ondertekening door de verzoeker;

    • c. een nauwkeurige beschrijving van de aard en het bereik van het dispensatieverzoek en de argumenten van verzoeker;

    • d. de dagtekening.

  • 6. De verzoeker verschaft uit eigen beweging dan wel desgevraagd (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 23 Behandeling van een verzoek

  • 1. De commissie stelt de verzoeker schriftelijk op de hoogte van de ontvangst van het verzoek.

  • 2. De verzoeker ontvangt een exemplaar van dit reglement.

Artikel 24 Afwijzen van een verzoek

De commissie kan besluiten een verzoek af te wijzen in de volgende gevallen:

  • a. indien het verzoek strijdig is met de Wet op de CAO of de Wet Algemeen Verbindend Verklaring dan wel het Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring;

  • b. indien verzoeker onvoldoende informatie of argumentatie heeft aangeleverd;

  • c. indien het verzoek of de te verlenen dispensatie in strijd is met het bedrijfstakbelang.

Artikel 25 Uitspraak

  • 1. De commissie doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden na indiening van het verzoek uitspraak. De commissie kan deze termijn verlengen.

  • 2. De secretaris deelt de uitspraak binnen veertien dagen nadat de commissie uitspraak heeft gedaan, schriftelijk mede aan de belanghebbende(n).

  • 3. De uitspraak is bindend.

Artikel 26 Hoorzitting

  • 1. Indien haar dat wenselijk of noodzakelijk voorkomt, kan de commissie verzoeker, andere belanghebbenden en/of deskundigen mondeling horen. In dat geval roept de secretaris de betrokkenen op om op een zitting te verschijnen.

  • 2. Het horen geschiedt door de commissie. De commissie kan het horen opdragen aan één of meer van haar leden.

  • 3. Van het horen wordt een verslag gemaakt.

Deel 5: Slotbepalingen

Artikel 27 Wijziging reglement

De commissie is bevoegd dit reglement te wijzigen. Besluitvorming vindt plaats bij unanimiteit en voltalligheid. De geledingen kunnen gemandateerd stemmen.

Artikel 28 Slotbepaling

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de commissie.’’

Dictum II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.

Dictum III

Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 6 maart 2008

Mr. M. H. M. van der Goes.


XNoot
1

Stcrt. 2007, nr. 174.

Naar boven