Wijziging Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007

Regeling van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 3 december 2007, nr. 5517854/07, tot wijziging van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007

De Minister voor Wonen,Wijken en Integratie,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet, de artikelen 48r en 48s van de Wet Justitie-subsidies en artikel 6.1, derde lid, van het Besluit inburgering;

Besluit:

Artikel I

De Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie’ vervangen door: de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

2. De aanhef van onderdeel h komt te luiden:

inburgeraar: de Nederlander, of de rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdeling, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, van de wet, of het rechtmatig in Nederland verblijvende familielid van voornoemde vreemdeling, of de rechtmatige in Nederland verblijvende vreemdeling van een staat wiens onderdanen op grond van bepalingen van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties geen inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 7 van de wet kan worden opgelegd, en die.

3. In onderdeel h, onder 4°, wordt ‘volledig leerplichtig’ vervangen door: leerplichtig of kwalificatieplichtig.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

r. inburgeringsbedrijf: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in het kader van uitoefening van beroep of bedrijf de inburgering van personen in Nederland bevordert;

s. persoonlijk inburgeringsbudget: een budget dat door het college of het bestuur, in het kader van een te sluiten overeenkomst met een inburgeringsbedrijf, ten behoeve van een inburgeraar ter beschikking wordt gesteld en met behulp waarvan de inburgeraar zijn inburgering op een individuele wijze vorm geeft;

t. staatsexamen: het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

B

In artikel 2, eerste lid, wordt na ‘inburgeringsexamen’ ingevoegd: of het staatsexamen.

C

Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:

Hoofdstuk 2

Financiële bijdrage, inburgeringsvoorziening en persoonlijk inburgeringsbudget

D

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

1. Ten behoeve van het jaar 2007 stelt de Minister ambtshalve een voorschot op de financiële bijdrage vast welke vóór 26 februari 2007 bekend wordt gemaakt.

2. Ten behoeve van de jaren 2008 en 2009 maakt de Minister voor 15 september 2007, respectievelijk 15 september 2008, een indicatief voorschot bekend.

3. Het college dient voor 15 oktober 2007, respectievelijk 15 oktober 2008, een aanvraag in tot verlening van een financiële bijdrage.

4. De Minister stelt de hoogte van het voorschot, bedoeld in het tweede lid, voor 1 december 2007, respectievelijk 1 december 2008 vast.

5. Voorschotten worden uiterlijk binnen zes maanden na de vaststelling ervan betaald.

E

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4

1. Het college of het bestuur kan aan een inburgeraar een inburgeringsvoorziening of een gecombineerde inburgeringsvoorziening aanbieden die op de persoonlijke situatie van de inburgeraar is afgestemd. Indien de inburgeraar daarom verzoekt, kan de inburgeringsvoorziening of de inburgeringscomponent van de gecombineerde inburgeringsvoorziening worden aangeboden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

2. Zowel een inburgeringsvoorziening als een gecombineerde inburgeringsvoorziening bereidt voor op en leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen.

3. Het college of het bestuur draagt er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening, dan wel de gecombineerde inburgeringsvoorziening, uiterlijk 31 december van het tweede kalenderjaar na het jaar waarin de voorziening is vastgesteld, wordt afgesloten door middel van deelname aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen.

4. De inburgeraar is de in artikel 23, tweede lid, van de wet bedoelde eigen bijdrage verschuldigd, tenzij hij op last van het college of bestuur, dan wel een andere instantie, genoemd in artikel 21, tweede lid, van de wet, een gecombineerde inburgeringsvoorziening dient te volgen.

F

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

1. Indien een inburgeraar in aanmerking wordt gebracht voor een inburgeringsvoorziening of een gecombineerde inburgeringsvoorziening doet het college of het bestuur de inburgeraar terzake een aanbod.

2. Indien het aanbod, bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk bestaat uit een persoonlijk inburgeringsbudget begeleidt het college of het bestuur de inburgeraar op diens verzoek bij de vormgeving van zijn inburgeringsprogramma en de keuze van een inburgeringsbedrijf. Het college of het bestuur beoordeelt het voorstel van de inburgeraar en sluit vervolgens een overeenkomst met het inburgeringsbedrijf.

3. Indien een inburgeraar tevens geestelijke bedienaar is, wordt hem, onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, de cursus, bedoeld in artikel 4.25 van de Regeling inburgering aangeboden.

G

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

1. Tegelijkertijd met het doen van het aanbod, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, informeert het college of het bestuur de inburgeraar omtrent de hoofdlijnen van de met hem te sluiten overeenkomst terzake van de vaststelling van zijn inburgeringsvoorziening, dan wel gecombineerde inburgeringsvoorziening.

2. Indien de inburgeraar het aanbod, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, aanvaardt, sluit het college of het bestuur de in het eerste lid bedoelde overeenkomst met de inburgeraar.

3. De overeenkomst bevat ten minste een omschrijving van de inburgeringsvoorziening, dan wel de gecombineerde inburgeringsvoorziening, alsmede een omschrijving van de rechten en verplichtingen van de inburgeraar ten aanzien van:

a. de termijn waarbinnen de inburgeraar moet hebben deelgenomen aan het inburgeringsexamen dan wel het staatsexamen;

b. de verschuldigdheid van de eigen bijdrage en de mogelijkheid van betaling in termijnen;

c. de verlening van toestemming om de in de bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van het besluit bedoelde (persoons)gegevens welke betrekking hebben op de inburgeraar, op te nemen in het Informatiesysteem Inburgering;

d. de gevolgen van niet-nakoming van de overeenkomst.

4. De overeenkomst wordt door partijen niet later ondertekend dan 31 december 2009.

H

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

1. Het college of het bestuur verstrekt de volgende prestatiegegevens:

a. het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening is gesloten;

b. het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een gecombineerde inburgeringsvoorziening is gesloten;

c. het aantal inburgeraars, tevens zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening is gesloten;

d. het aantal in onderdeel a bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010 en 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

e. het aantal in onderdeel b bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010 en 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

f. het aantal in onderdeel c bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010 en 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

g. het aantal in onderdeel c bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010 en 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het aanvullend praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.8 van het besluit.

2. Indien het college of het bestuur toepassing geeft aan artikel 8, tweede lid, doet het college of het bestuur tevens een opgave van het daarmee gemoeide bedrag, alsmede het aantal opleidingen educatie, bedoeld in artikel 8, eerste lid.

3. Het college of het bestuur verstrekt de gegevens en de opgave, bedoeld in het eerste lid, tezamen met de jaarrekening, bedoeld in artikel 186 van de Gemeentewet, welke betrekking heeft op het jaar 2011. De jaarrekening is voorzien van de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, van de Gemeentewet.

4. Het college of het bestuur verstrekt de gegevens en het bedrag, bedoeld in het tweede lid, tezamen met de jaarrekening, bedoeld in artikel 186 van de Gemeentewet, welke betrekking heeft op het jaar 2007. De jaarrekening is voorzien van de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, van de Gemeentewet.

5. Het college of het bestuur vergewist zich ervan dat de gegevens, bedoeld in het eerste lid, zijn opgenomen in het Informatiesysteem Inburgering.

I

Artikel 11, eerste en tweede lid, komen te luiden:

1. De Minister stelt de financiële bijdrage vast aan de hand van de formule A – Q = [ ( B × C ) + ( D × E ) + ( F × G ) + ( H × I ) + ( J × K ) + ( L × M ) + ( N × O ) ] × P waarin wordt voorgesteld:

– met de letter A: de financiële bijdrage;

– met de letter B: het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening is gesloten;

– met de letter C: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van een inburgeringsvoorziening, bedoeld in letter B;

– met de letter D: het aantal inburgeraars, niet zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een gecombineerde inburgeringsvoorziening is gesloten;

– met de letter E: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van een gecombineerde inburgeringsvoorziening, bedoeld in letter D;

– met de letter F: het aantal inburgeraars, tevens zijnde geestelijke bedienaar, met wie in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 een overeenkomst tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening is gesloten;

– met de letter G: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van een inburgeringsvoorziening, bedoeld in letter F;

– met de letter H: het aantal in de letter B bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010, 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

– met de letter I: de bijdragevergoeding ten aanzien van de deelname aan het inburgeringsexamen en het staatsexamen, bedoeld in letter H;

– met de letter J: het aantal in de letter D bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010, 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

– met de letter K: de bijdragevergoeding ten aanzien van de deelname aan het inburgeringsexamen en het staatsexamen, bedoeld in letter J;

– met de letter L: het aantal in de letter F bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010, 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen;

– met de letter M: de bijdragevergoeding ten aanzien van de deelname aan het inburgeringsexamen en het staatsexamen, bedoeld in letter L;

– met de letter N: het aantal in de letter F bedoelde inburgeraars dat uiterlijk respectievelijk 31 december 2009, 31 december 2010, 31 december 2011 heeft deelgenomen aan het aanvullend praktijkdeel, bedoeld in artikel 3.8 van het Besluit;

– met de letter O: de bijdragevergoeding ten aanzien van de deelname aan het aanvullend praktijkdeel, bedoeld in letter N;

– met de letter P: de door de Minister vast te stellen correctiefactor;

– met de letter Q: het bedrag, bedoeld in artikel 9, tweede lid.

2. De Minister stelt de financiële bijdrage uiterlijk 1 oktober 2012 vast.

Artikel II

De bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:

Onder het opschrift ‘Onderdeel c (andere dan de in onderdeel a of b bedoelde personen, ten aanzien van wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld die toeleidt naar het inburgeringsexamen op grond van de Regeling inburgering allochtone vrouwen G31, de Regeling inburgering allochtone vrouwen niet-G31, de Pilot inburgering allochtone vrouwen Taal Totaal, de Uitvoeringsregeling brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid of de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007)’ wordt na de derde alinea een alinea ingevoegd, luidende:

Voorts worden gegevens opgenomen die betrekking hebben op de administratieve verwerking door de IB-Groep van:

– het inburgeringsexamen;

– het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

– overige contactgegevens, waaronder in ieder geval emailadressen en telefoonnummers.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat artikel I, onderdeel A, derde lid, en artikel I, onderdeel D, terugwerken tot en met 1 augustus 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, C.P. Vogelaar.

Toelichting

Algemeen

Het op 7 september 2007 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden Deltaplan inburgering (Kamerstukken II, 2007/08, 31 143, nr. 1) beoogt onder meer door vereenvoudiging van regelgeving een kwaliteitsverbetering te bereiken van de inburgering. Als onderdelen van deze kwaliteitsverbetering zijn onder andere genoemd het direct kunnen opgaan voor het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II (hierna: staatsexamen) en de bevordering van de inzet van een persoonsvolgend budget (in de onderhavige regeling aangeduid als persoonlijk inburgeringsbudget). De onderhavige wijziging van de Regeling vrijwillige inburgering beoogt deze kwaliteitsverbeteringen te realiseren.

Daarnaast is op 4 juni 2007 het Bestuursakkoord Rijk en gemeenten gesloten waarin onder andere de vorming van een participatiefonds wordt aangekondigd. Door de inrichting van een participatiefonds wordt inburgering beleidsmatig, juridisch, financieel en organisatorisch meer verbonden met educatie en re-integratie. Vooruitlopend op de invoering van het participatiefonds worden in 2008 in een aantal gemeenten voorbereidingstrajecten voor het participatiefonds opgezet.

Er wordt naar gestreefd het participatiefonds op 1 januari 2009 in werking te laten treden. Ten aanzien van de uniformering van de regelgeving omtrent inburgering, bestaande uit onder meer het opnemen van de vrijwillige inburgering in de Wet inburgering, is in het Deltaplan inburgering aangegeven dat vóór 1 juli 2008 een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet inburgering zal worden ingediend. In afwachting van de inwerkingtreding van bedoeld wetsvoorstel – hetgeen niet voor 1 januari 2009 wordt verwacht – is besloten om de vrijwillige inburgering ten behoeve van de jaren 2008 en 2009 vooralsnog vorm te geven via een verruiming van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007. Hiermee wordt bereikt dat gemeenten nu reeds zekerheid hebben omtrent de vrijwillige inburgering tot het jaar 2010. Zodra de bedoelde wetswijziging en het participatiefonds in werking treden, zal de vrijwillige inburgering daarin zijn opgenomen.

Ten aanzien van het direct kunnen opgaan voor het staatsexamen en het persoonlijk inburgeringsbudget als invulling van een inburgeringsvoorziening is in het Deltaplan inburgering aangegeven dat de regelgeving met betrekking tot vrijwillige inburgering hierin per 1 januari 2008 zal voorzien. Met het mogelijk maken van het direct kunnen opgaan voor het staatsexamen kunnen inburgeraars die daarvoor toegerust zijn direct een hoger niveau behalen waardoor de mogelijkheden om te kunnen participeren in de Nederlandse samenleving worden vergroot. Het persoonlijk inburgeringsbudget tenslotte is bedoeld om het gemeenten mogelijk te maken meer maatwerk te leveren en tevens de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar bij de vormgeving en invulling van zijn inburgeringsprogramma te stimuleren.

Verder wordt een aantal (technische) aanpassingen doorgevoerd welke hierna zullen worden toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Het tweede lid breidt de doelgroep van de vrijwillige inburgering enigszins uit. In artikel 5, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inburgering is onder meer bepaald dat het familielid van – kort gezegd – de vreemdeling die EU-onderdaan dan wel EER-onderdaan is niet inburgeringsplichtig is. Deze doelgroep moet evenwel wel vrijwillig kunnen inburgeren op grond van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007.

Het derde lid is noodzakelijk in verband met de invoering van een kwalificatieplicht (Wet van 24 mei 2007 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet inburgering in verband met onder meer de invoering van een kwalificatieplicht, Stb. 2007, 203) en bewerkstelligt dat de omschrijving van de doelgroep van de vrijwillige inburgering aansluit bij de criteria van artikel 5, eerste lid, van de Wet inburgering.

Het vierde lid bevat een drietal nieuwe begripsbepalingen in verband met de introductie van het persoonlijk inburgeringsbudget als invulling van een inburgeringsvoorziening en het staatsexamen.

Artikel I, onderdelen B, E, G, H en I

Deze onderdelen brengen (deels) tot uitdrukking dat een inburgeraar, al naar gelang zijn capaciteiten, direct kan opgaan voor het staatsexamen hetgeen betekent dat hij niet eerst aan het inburgeringsexamen hoeft deel te nemen.

Artikel I, onderdeel D

Gemeenten worden voor de jaren 2008 en 2009 bevoorschot op basis van een door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie bekend gemaakt indicatief voorschot en een door de gemeente afgegeven prognose. Hiermee wordt aangesloten bij de bekostigingssystematiek van het Besluit inburgering.

Het eerste en vijfde lid van artikel 3 komen inhoudelijk overeen met het oude eerste en derde lid van dat artikel.

Artikel I, onderdelen E, F en G

In deze onderdelen wordt het persoonlijk inburgeringsbudget geïntroduceerd. Daarnaast zijn in deze onderdelen delen van de oude artikelen 4 en 5 verwerkt: het stelsel van aanbod, aanvaarding en overeenkomst zoals dat reeds in de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 was opgenomen, blijft in stand.

Het persoonlijk inburgeringsbudget is een specifieke manier om de inburgeringsvoorziening dan wel de inburgeringscomponent van de gecombineerde inburgeringsvoorziening vorm te geven. Het is een geschikt instrument om invulling te geven aan meer maatwerk en meer eigen verantwoordelijkheid van de inburgeraar bij de vormgeving en invulling van zijn inburgeringsprogramma. Bij de intake beoordeelt de gemeente of een inburgeraar in aanmerking komt voor een persoonlijk inburgeringsbudget. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de voorkeur van de inburgeraar, immers hij kan om een persoonlijk inburgeringsbudget verzoeken. Doorslaggevend is die voorkeur echter niet: de gemeente moet wel de overtuiging hebben dat de inburgeraar de beoogde eigen verantwoordelijkheid kan dragen. De gemeente wordt immers mede bekostigd op de deelname door die inburgeraar aan het staatsexamen dan wel het inburgeringsexamen.

Indien een inburgeraar een aanbod voor een persoonlijk inburgeringsbudget aanvaardt, gaat hij in beginsel zelf op zoek naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Van gemeenten wordt verwacht dat zij inburgeraars hierbij zoveel mogelijk behulpzaam zijn, maar het is de inburgeraar zelf die uiteindelijk – met het inburgeringsbedrijf – zijn inburgering invult en vorm geeft. Wel dient de gemeente het uiteindelijke programma te beoordelen daar het programma geschikt moet zijn om voor te bereiden op en toe te leiden naar deelname aan het inburgeringsexamen dan wel het staatsexamen. Anders dan bij reguliere inburgeringsvoorzieningen, welke door gemeenten doorgaans op grote schaal worden ingekocht, sluit de gemeente per individuele inburgeraar vervolgens een overeenkomst met het desbetreffende inburgeringsbedrijf.

Het verdient aanbeveling dat gemeenten in de op grond van artikel 8 van de Wet inburgering vastgestelde verordening eveneens regels stellen over de informatieverstrekking door gemeenten aan inburgeraars terzake van hun rechten en plichten uit hoofde van de (gewijzigde) Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 en over de door gemeenten te hanteren procedure en toekenningscriteria met betrekking tot de verlening van een persoonlijk inburgeringsbudget.

Artikel I, onderdelen H en I

De door gemeenten in te dienen prestatiegegevens en de bekostigingsparameters van artikel 11 worden aangevuld met de deelname aan het staatsexamen.

Om de beoogde verruiming van de instroom van vrijwillige inburgeraars vorm te geven, dient de bekostiging van de start van (gecombineerde) inburgeringsvoorzieningen zich mede uit te strekken tot de jaren 2008 en 2009. De inburgeraars die in 2008, respectievelijk 2009 met hun inburgering beginnen, zullen uiterlijk 31 december 2010, respectievelijk 31 december 2011, moeten hebben deelgenomen aan het inburgeringsexamen of het staatsexamen.

De bijdragevergoedingen welke zullen worden gehanteerd ten aanzien van de start van de inburgering (de letters B, D en F in de formule van artikel 11, eerste lid) en de afsluiting ervan (de letters H, J, L en N in de formule van artikel 11, eerste lid) worden achteraf, in 2012, vastgesteld. Deze bijdragevergoedingen kunnen als gevolg van loon- en prijsbijstellingen per kalenderjaar verschillen. In de formule van artikel 11 wordt echter per type inburgeringsvoorziening slechts één bijdragevergoeding gehanteerd. Hiertoe worden gewogen gemiddelde vergoedingen vastgesteld, waarbij de weging geschiedt aan de hand van de landelijk door gemeenten gerealiseerde prestaties – welke zijn opgenomen in het Informatiesysteem Inburgering – per kalenderjaar.

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is bij brief van 8 oktober 2007 – Kamerstukken II, 2007/08, 31 143, nr. 2 – bericht dat de niet-G31 gemeenten de ruimte zal worden gegeven om eventuele achterblijvende prestaties in 2007 te compenseren door het mogelijk te maken het voor dit jaar verstrekte budget ook aan te wenden in de jaren 2008 en 2009. Daartoe dient de verantwoording van de in het jaar 2007 geleverde prestaties te worden uitgesteld. Om de verantwoordingslasten zoveel mogelijk terug te dringen is er voor gekozen om alle prestaties met betrekking tot vrijwillige inburgering in de jaren 2007 tot en met 2011 in één keer te verantwoorden en af te rekenen: de verantwoording geschiedt door middel van de jaarrekening van 2011.

Daarnaast is in artikel 9, vierde lid, bepaald dat het verantwoordingsmoment met betrekking tot de door inburgeraars op 1 januari 2007 nog gevolgde opleidingen Nederlands als tweede taal, die op basis van de Wet educatie en beroepsonderwijs zijn begonnen, ten opzichte van het oude artikel 9, derde lid, wordt vervroegd naar 2008. Aldus sluit de verantwoording van deze opleidingen aan bij het verantwoordingsregime zoals dat is vastgelegd in artikel 9.3 van het Besluit inburgering.

Artikel II

Artikel 6.1, derde lid, van het Besluit inburgering maakt het mogelijk dat de bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, van het Besluit inburgering wordt gewijzigd bij ministeriële regeling.

In onderdeel c van genoemde bijlage worden gegevens opgenomen die betrekking hebben op de administratieve verwerking door de IB-Groep, waaronder het staatsexamen.

Artikel III

De terugwerkende kracht van artikel I, onderdeel A, derde lid, houdt verband met de datum van inwerkingtreding van de wet van 25 mei 2007 (Stb. 2007, 203), te weten 1 augustus 2007.

De terugwerkende kracht van artikel I, onderdeel D, houdt verband met de bekostigingscyclus, welke begint in september van het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop het te verlenen voorschot betrekking heeft. Gemeenten zijn bij brief van 29 augustus 2007 op de hoogte gesteld van het voor hen geldende indicatieve voorschot voor het jaar 2008. Vooruitlopend op de onderhavige wijziging van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007 is gemeenten reeds gevraagd om in hun prognose ook de inburgeraars te betrekken. Met de verlening van terugwerkende kracht tot 1 augustus 2007 aan onderdeel D van artikel I wordt het gehele proces met betrekking tot de bekostiging ten behoeve van het jaar 2008 achteraf bekrachtigd.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

C.P. Vogelaar

Naar boven