Aanwijzing buitengewoon opsporingsambtenaren Dienst Werk en Inkomen gemeente Amsterdam

Besluit van de Minister van Justitie d.d. 6 maart 2006, nr. 5407748/506/CBK, houdende de aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam

De Minister van Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op artikel 142, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder buitengewoon opsporingsambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 2.

Artikel 2

Maximaal 50 personen, werkzaam bij de teams opsporing van de afdeling Handhaving van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam, zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 3

1. De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd tot het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens:

a. De Wet werk en bijstand,

b. de artikelen 177, 177a, 179, 180, 181, 182, 184, 185, 189, 225, 226, 227, 227a, 227b, 230, 231, 266, 321, 326, 350a, 350b, 362 t/m 363, 416, 417 bis, 435, onder ten vierde, 447b, 447c, 447d en 447e van het Wetboek van Strafrecht.

2. De opsporingsbevoegdheid geldt voor het grondgebied van Nederland.

Artikel 4

1. Als toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te Amsterdam.

2. Als direct toezichthouder van de buitengewoon opsporingsambtenaar is aangewezen de korpschef van het regionaal politiekorps Amsterdam-Amstelland.

Artikel 5

De buitengewoon opsporingsambtenaar is bevoegd bij de opsporing van de in artikel 3, eerste lid, onder a. en b. genoemde strafbare feiten gebruik te maken van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 8, eerste en derde lid, van de Politiewet 1993. De buitengewoon opsporingsambtenaar gedraagt zich overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar. Alvorens de buitengewoon opsporingsambtenaar de bevoegdheden gebruikt, voldoet hij aan de eisen als gesteld in de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 6

De directeur van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam brengt jaarlijks, voor 1 april, met betrekking tot de bij die dienst werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren aan de Minister van Justitie verslag uit over:

a. het aantal buitengewoon opsporingsambtenaren dat op 31 december werkzaam was bij de teams Opsporing van de Afdeling Handhaving van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam;

b. de door die buitengewoon opsporingsambtenaren verrichte activiteiten;

c. de stand van zaken met betrekking tot de opleiding van die buitengewoon opsporingsambtenaren, waarbij in ieder geval wordt aangegeven hoeveel personen in het verslagjaar zijn aangemeld voor het door de minister van Justitie goedgekeurde examen en voor de toetsen van de Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar, en hoeveel personen in dat jaar voor die examens zijn geslaagd.

Artikel 7

Het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Sociale Dienst Amsterdam 20051 wordt ingetrokken.

Artikel 8

De op naam gestelde akten van opsporingsbevoegdheid en beëdiging, de legitimatiebewijzen buitengewoon opsporingsambtenaar en de overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het in artikel 7 genoemde besluit, worden voor de duur van hun geldigheid geacht te zijn akten en legitimatiebewijzen of overige benoemingsbescheiden, afgegeven mede op basis van het onderhavige besluit.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, werkt terug tot en met 1 januari 2006 en vervalt met ingang van 22 februari 2010.

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Dienst Werk en Inkomen gemeente Amsterdam 2006.

Binnen zes weken na publicatie van dit besluit kan een belanghebbende daartegen een bezwaarschrift indienen bij de Minister van Justitie, postbus 20301, 2500 EH, Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn gemotiveerd.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Den Haag, 6 maart 2006.
De Minister van Justitie,
namens deze:
hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden, R.R. Joesoef Djamil.

Toelichting

De Dienst Werk en Inkomen heeft op 15 februari 2006 verzocht om wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar Sociale Dienst Amsterdam 2005.

Sinds 1 januari 2006 is de Sociale Dienst Amsterdam, samen met Maatwerk en de NV Werk, opgegaan in de nieuwe Dienst Werk en Inkomen. Als gevolg van deze naamswijziging heb ik besloten de categoriale beschikking van de Sociale Dienst Amsterdam integraal te wijzigen.

Gezien het feit dat het wegens administratieve procedures praktisch niet uitvoerbaar is om met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit aan alle buitengewoon opsporingsambtenaren werkzaam bij de teams Opsporing van de afdeling Handhaving van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam een nieuwe akte van opsporingsbevoegdheid uit te reiken, is in artikel 8 van het onderhavige besluit een overgangsregeling opgenomen. Op grond van deze regeling behouden de akten en overige benoemingsbescheiden van de betreffende buitengewoon opsporingsambtenaren nog hun geldigheid tot het moment waarop zij vervallen.

De Minister van Justitie

namens deze:

hoofd Bureau Juridische en Beleidsondersteunende Aangelegenheden,

R.R. Joesoef Djamil

  • 1

    Besluit van 1 februari 2005.

Naar boven