Regeling dierenvervoer 2007
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 december 2006, nr. TRCJZ/2006/3773, houdende regels omtrent de bescherming van dieren tijdens vervoer en daarmee samenhangende activiteiten
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en Verordening (EG) nr. 1255/97, en de artikelen 59, 59a, eerste en vijfde lid en 94, eerste lid, onderdelen d, e en f, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
Besluit:
§ 1
Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
EG-verordening nr. 1/2005: verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en Verordening (EG) nr. 1255/97;
Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
§ 2
Het vervoeren van dieren
Artikel 2
1. De Minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 21, derde lid, 22, eerste lid, eerste zin, 23, eerste en vierde lid en 26, eerste en vierde lid, onderdelen a en b, en bijlage II, onderdeel 3, onder c, van EG-verordening nr. 1/2005.
2. De Minister draagt zorg voor de taken die in artikel 26, zesde lid, van EG-verordening nr. 1/2005 aan de lidstaten zijn opgedragen.
Artikel 3
1. Een vergunning als bedoeld in de artikelen 10, eerste en tweede lid, 11, eerste en derde lid, van EG-verordening nr. 1/2005 wordt op aanvraag verleend door de Minister.
2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan op een daartoe door de Voedsel en Waren Autoriteit beschikbaar gesteld formulier, waarvan een model op www.vwa.nl wordt geplaatst.
4. De Minister kan een vergunning als bedoeld in het eerste lid schorsen of intrekken in de gevallen, bedoeld in artikel 26, vierde lid, aanhef en onderdeel c, van EG-verordening nr. 1/2005.
Artikel 4
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 23, derde lid, van EG-verordening nr. 1/2005 wordt verleend door de Minister.
2. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de Minister het besluit tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in het vierde lid niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt de Minister alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en de bekendmaking.
Artikel 5
1. Een certificaat van goedkeuring van een vervoermiddel als bedoeld in de artikelen 18, eerste lid, en 19, eerste lid, van EG-verordening nr. 1/2005 wordt op aanvraag verleend door de Minister.
2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan op een daartoe door de Voedsel en Waren Autoriteit beschikbaar gesteld formulier, waarvan een model op www.vwa.nl wordt geplaatst.
4. De Minister kan het certificaat van goedkeuring schorsen of intrekken in de gevallen bedoeld in artikel 26, vierde lid, aanhef en onderdeel c, van EG-verordening nr. 1/2005.
Artikel 6
1. Als bevoegde autoriteit als bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, 5, derde lid, onderdeel b, en 6, eerste lid, tweede zin, vijfde, achtste en negende lid, van EG-verordening nr. 1/2005 worden aangewezen:
a. de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
b. de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit;
c. de inspecteurs van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming.
2. Als bevoegde autoriteit als bedoeld in de artikelen 6, tweede lid, en 9, tweede lid, onderdeel c, en bijlage II, onderdelen 3, onder b, 4 , 5 en 8 van EG-verordening nr. 1/2005 worden aangewezen: de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit.
Artikel 7
1. Als officiële dierenartsen als bedoeld in artikel 21, eerste en tweede lid, en in bijlage II, onderdeel 7, van verordening nr. 1/2005, worden aangewezen de dierenartsen die zijn verbonden aan de Voedsel en Waren Autoriteit.
2. Als bevoegde dierenartsen als bedoeld in bijlage I, hoofdstuk III, onderdeel 1.2, onder b, van verordening nr. 1/2005, worden aangewezen de dierenartsen die zijn verbonden aan de Voedsel en Waren Autoriteit.
Artikel 8
1. Een erkenning van een examen als bedoeld in bijlage IV, onderdeel 1, van EG-verordening nr. 1/2005 wordt op aanvraag verleend door de Minister.
2. Een door het Examenhuis logistiek en transport afgenomen examen wordt aangemerkt als een erkend examen als bedoeld in bijlage IV, onderdeel 1, van EG-verordening nr. 1/2005.
3. Een getuigschrift van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van EG-verordening nr. 1/2005 wordt verleend door het Examenhuis logistiek en transport.
4. De Minister kan een getuigschrift van vakbekwaamheid schorsen of intrekken in de gevallen, bedoeld in artikel 26, vijfde lid, van EG-verordening nr. 1/2005.
Artikel 9
Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3 tot en met 9 en artikel 12 van EG-verordening nr. 1/2005.
§ 3
Slotbepalingen
Artikel 10
De Regeling halteplaatsen1 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel a, wordt ‘halteplaatsen’ vervangen door: controleposten.
B
In de artikelen 2, 2c, 3, eerste en tweede lid, wordt ‘halteplaats’ vervangen door: controlepost.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt ‘artikelen 3, tweede lid’ vervangen door: artikelen 3, derde lid.
2. Artikel 3, derde lid, komt te luiden:
3. De minister kan het gebruik van een controlepost tijdelijk verbieden in de gevallen bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de verordening. De minister kan het tijdelijke verbod opheffen indien is voldaan aan het bepaalde in artikel 3, vierde lid, van de verordening.
D
Na artikel 3 wordt het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 3a
Als officiële dierenartsen als bedoeld in artikel 6 van de verordening worden aangewezen de dierenartsen die zijn verbonden aan de Voedsel en Waren Autoriteit.
E
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling controleposten.
F
Er wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 6
Deze regeling berust op artikel 59a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Artikel 11
In artikel 1, onderdeel e, van de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren2 wordt ‘58 tot en met 60’ vervangen door: 58 tot en met 59b.
Artikel 12
De Vrijstellingsregeling dierenwelzijn3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van het Ingrepenbesluit, voor zover het betreft het verkorten van de boven- en ondersnavel bij kippen of kalkoenen die worden gehouden of bestemd zijn om te worden gehouden in een huisvestingssysteem waarin de kippen zich vrijelijk over de vloer van de stal of op en naar verschillende niveaus binnen de stal kunnen bewegen of in een aangepast kooihuisvestingssysteem;.
Artikel 13
De volgende regelingen worden ingetrokken:
a. de Regeling aanwijzing slachtinrichtingen 2004;
b. de Regeling dierenvervoer;
c. de Regeling vrijstelling dierenvervoer.
Artikel 14
Deze regeling treedt in werking met ingang van 5 januari 2007.
Artikel 15
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling dierenvervoer 2007.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 8 december 2006.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P. Veerman.
Toelichting
1. Hoofdlijnen van verordening nr. 1/2005
Op 5 januari 2005 is verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en Verordening (EG) nr. 1255/97 (hierna: verordening nr. 1/2005) gepubliceerd (Pb L3). Deze verordening is met ingang van 5 januari 2007 rechtstreeks van toepassing in de lidstaten.
Verordening nr. 1/2005 beoogt strengere voorwaarden aan dierenvervoer te stellen om dieren pijn en leed te besparen en het welzijn en de gezondheid van de dieren tijdens en na het vervoer te beschermen dan de voormalige richtlijn nr. 91/628/EEG.
De belangrijkste onderwerpen die verordening nr. 1/2005 regelt, zijn de volgende.
Als eerste geldt dat dieren alleen mogen worden vervoerd door vervoerders die een vergunning hebben. Bij een aanvraag om een vergunning moet een vervoerder onder meer aantonen dat hij beschikt over geschikt personeel.
In de tweede plaatst moeten bestuurders en verzorgers van dieren die op lange transporten worden ingezet, een geldig getuigschrift van vakbekwaamheid hebben. Om zo’n vakbekwaamheidsbewijs te verkrijgen moeten zij een door de minister erkende opleiding hebben gevolgd.
Een derde voorwaarde is dat vervoermiddelen die worden gebruikt voor transporten van meer dan 8 uur moeten zijn goedgekeurd.
Ten vierde is nieuw in verordening nr. 1/2005 ten opzichte van de voormalige richtlijn nr. 91/628 een satellietnavigatiesysteem dat verplicht wordt voor vrachtwagens waarin dieren worden vervoerd op lange transporten (meer dan 8 uur). Deze verplichting geldt met ingang van 5 januari 2007 voor nieuwe veewagens en met ingang van 2009 voor alle veewagens.
In de vijfde plaats geldt dat verordening nr. 1/2005 strengere eisen stelt aan het vervoer van zieke dieren dan richtlijn nr. 91/628. Uitgangspunt is dat gewonde, zieke en zwakke dieren niet mogen worden vervoerd. Een uitzondering geldt alleen voor licht zieke of licht gewonde dieren waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt. Het gevolg is dat wrakke dieren niet meer mogen worden vervoerd ter noodslachting, maar op de boerderij moeten worden gedood. In het voormalige Besluit dierenvervoer 1994 werd het vervoer van wrakke dieren onder voorwaarden nog wel toegestaan.
Voorts zijn in de verordening meer procedures voor controles op de naleving van de regels ter bescherming van dieren tijdens vervoer Europees voorgeschreven dan voorheen.
De voorschriften over rij- en rusttijden van dieren, de beladingsgraad, de verzorging van dieren tijdens het vervoer en het laden en lossen van dieren, die in verordening nr. 1/2005 zijn opgenomen, verschillen niet wezenlijk van die in de voormalige richtlijn nr. 91/628, en dus ook niet van de voorheen geldende nationale regels inzake het dierenvervoer. Tenslotte zijn er in de verordening voorschriften over de uitwisseling van informatie over overtreders tussen lidstaten opgenomen.
2. Uitvoering van verordening nr. 1/2005 in de Nederlandse regelgeving
In de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna: Gwwd) is een wettelijke basis opgenomen voor de implementatie van Europese regelgeving inzake de bescherming van dieren tijdens vervoer en aanverwante activiteiten (Stb. 2006, 457 en Stb. 2006, 599). Artikel 59a, eerste lid, van de Gwwd bevat een specifieke basis om bij ministeriële regeling regels te stellen voor een goede uitvoering van EG-verordeningen.
Bij verordening nr. 1/2005 is richtlijn nr. 91/628/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 november 1991 betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de richtlijnen nr. 90/425/EEG en nr. 91/496/EEG ingetrokken. Die richtlijn was geïmplementeerd in het Besluit dierenvervoer 1994 en de Regeling dierenvervoer. Omdat een verordening een rechtstreekse bron van rechten en verplichtingen is, vervallen de bepalingen van het Besluit dierenvervoer 1994 en de Regeling dierenvervoer.
Met deze regeling wordt de Regeling dierenvervoer ingetrokken. Ook het Besluit dierenvervoer 1994 is ingetrokken, waardoor de grondslag aan de Regeling vaststelling bescheiden dierenvervoer is vervallen. Die regeling is dan ook van rechtswege vervallen.
In de onderhavige regeling worden de regels voor een goede uitvoering van verordening nr. 1/2005 neergelegd. Het gaat daarbij onder meer om het aanwijzen van de bevoegde autoriteit voor taken die zijn vermeld in verordening nr. 1/2005, het aanwijzen van de officiële dierenartsen, regels inzake het verlenen, schorsen en intrekken van certificaten van goedkeuring van vervoermiddelen, vergunningen van vervoerders en getuigschriften van vakbekwaamheid, het erkennen van examens en een verbod te handelen in strijd met voorschriften van verordening nr. 1/2005.
Ter uitvoering van verordening nr. 1/2005 zijn ook wijzigingen in veterinairrechtelijke regelgeving doorgevoerd, te weten de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s en de Regeling handel levende dieren en levende dierlijke producten. Die wijzigingen zijn meegenomen in een separate regeling tot wijziging van diverse veterinairrechtelijke voorschriften, die in december 2006 in de Staatscourant wordt gepubliceerd.
3. Toezicht en handhaving
De voorschriften inzake het vervoer van dieren worden hoofdzakelijk strafrechtelijk gehandhaafd. Daarnaast is bestuursrechtelijke handhaving mogelijk. De wijze van handhaving is hieronder nader uiteen gezet.
Deze regeling is gebaseerd op de artikelen 59a, eerste en vijfde lid, van de Gwwd. Handelen in strijd met deze artikelen is ingevolge artikel 1, onderdeel 4°, van de Wet op de economische delicten strafbaar gesteld. Dit betekent dat degene die deze regeling overtreedt kan worden gestraft met zes maanden hechtenis, een taakstraf of een geldboete van de vierde categorie.
De ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst (AID) en de inspecteurs van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) zijn aangewezen als buitengewoon opsporingsambtenaar. Zij zijn onder meer belast met de opsporing van strafbare feiten inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten.
Met het toezicht op de naleving van de Gwwd zijn ingevolge artikel 114 van de Gwwd en de Regeling aanwijzing ambtenaren Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de ambtenaren van de AID en VWA belast. In die regeling zijn ook de inspecteurs van de LID aangewezen als toezichthouder, onder meer voor de artikelen 58 tot en met 59b van de Gwwd en de daarop berustende bepalingen. Krachtens werkafspraken tussen de AID en LID richt het toezicht van de LID zich primair op het welzijn van gezelschapsdieren. Voor het toezicht op de naleving van verordening nr. 1/2005 zal de LID dan ook voornamelijk fungeren als ‘achtervang’ voor de AID.
In afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald welke bevoegdheden toezichthouders hebben. Zo mag een toezichthouder elke plaats betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner. Een toezichthouder kan inlichtingen en inzage in zakelijke gegevens en bescheiden vorderen. Voor de bescherming van dieren tijdens vervoer is met name van belang dat de toezichthouder vervoermiddelen en de lading kan onderzoeken en de bestuurder van een vervoermiddel inzage kan vorderen in wettelijk voorgeschreven bescheiden. Met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden kan hij een vervoermiddel stilhouden.
In deze regeling worden nog specifieke bevoegdheden toegekend op grond van verordening nr. 1/2005. Zo is onder meer voorgeschreven dat wordt gecontroleerd of vervoerders in het bezit zijn van de voorgeschreven vergunningen, certificaten van goedkeuring voor vervoermiddelen en getuigschriften van vakbekwaamheid. Verder dient onder meer worden gecontroleerd of de opgegeven transporttijden realistisch zijn en of de opgegeven reis- en rusttijden de limieten in de verordening niet overschrijden.
4. Administratieve lasten voor het bedrijfsleven
Deze regeling leidt tot een aantal wijzigingen in de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Uit deze regeling vloeien geen extra administratieve lasten voor de burger voort.
In deze paragraaf wordt de wijziging in de administratieve lasten als gevolg van de intrekking van de intrekking van het Besluit dierenvervoer 1994, de intrekking van de Regeling dierenvervoer en de inwerkingtreding van de onderhavige regeling tezamen berekend.
De administratieve lasten voor het bedrijfsleven vloeien rechtstreeks voort uit verordening nr. 1/2005. Er zijn dan ook geen alternatieven voor de in de verordening voorgeschreven vergunningen en certificaten mogelijk die lagere administratieve lasten tot gevolg hebben.
Bij de uitvoering van de verordening is er alles aan gedaan om de administratieve lasten als gevolg van informatieverplichtingen die samenhangen met in de verordening voorgeschreven vergunningen, certificaten, controles, etc. zo laag mogelijk te houden. Zo is op de beslissingen op de aanvraag om vergunningen en certificaten de procedure uit titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Verder zijn voor de aanvragen om vergunning en aanvragen van certificaten standaardformulieren beschikbaar op de website van de VWA, waardoor de tijd die benodigd is voor het aanvragen van vergunningen en certificaten zo beperkt mogelijk wordt gehouden.
De VWA is het centrale loket voor zaken die met het vervoer van dieren te maken hebben. Dat betekent dat alle documenten die in verordening nr. 1/2005 zijn voorgeschreven, kunnen worden aangevraagd bij de VWA.
De wijzigingen in het instrumentarium van verordening nr. 1/2005 zijn deels van terminologische aard. Een voorbeeld is het certificaat van goedkeuring voor vervoermiddelen dat in de plaats van het huidige bewijs van geschiktheid van een vervoermiddel komt. De huidige erkenning van vervoersondernemingen wordt vervangen door een vergunning voor vervoerders.
Wel geheel nieuw is het satellietnavigatiesysteem dat met ingang van 2007 voor nieuwe veewagens voor lange transporten verplicht is en met ingang van 2009 ook voor bestaande veewagens voor lange transporten (langer dan 8 uur). Op de gevolgen van deze wijzigingen voor de administratieve lasten wordt hierna ingegaan.
Verordening nr. 1/2005 leidt zowel tot administratieve lasten per transport, als tot lasten per vervoerder. Er zijn ook administratieve lasten die slechts één keer per 5 jaar voorkomen. Alle administratieve lasten zijn verrekend naar jaarlijkse lasten.
Aangezien een nulmeting van de administratieve lasten op grond van de voormalige regelgeving ontbreekt, is die alsnog gemaakt, zodat de administratieve lasten die uit verordening nr. 1/2005 voortvloeien kunnen worden vergeleken met de voormalige administratieve lasten, die voor het totale bedrijfsleven € 3.626.468,– per jaar bedroegen.
De wijzigingen in de administratieve lasten vloeien voort uit de volgende verplichtingen.
Bij ieder transport van dieren dat korter dan 8 uur duurt moeten vervoersdocumenten worden ingevuld. Deze documenten worden desgevraagd aan de bevoegde autoriteit ter beschikking gesteld. Er vinden per jaar circa 489.022 korte transporten van dieren plaats. De administratieve lasten die voortvloeien uit het invullen van de documenten bedragen per transport circa € 6,–. Voor het totale bedrijfsleven komen deze lasten op € 2.934.137,– per jaar. Voor de administratieve lasten die voortvloeien uit controles van de documenten bedragen de lasten voor het bedrijfsleven € 15.000,– per jaar. (Artikel 4 van verordening nr. 1/2005).
Voor lange transporten, dat wil zeggen langer dan 8 uur, en voor transporten van dieren naar derde landen (dat wil zeggen landen die geen lidstaat van de EU zijn) moet een journaal worden ingevuld. (Artikel 5, vierde lid, van verordening nr. 1/2005 en bijlage II bij deze verordening). Deze transporten komen circa 34.713 keer per jaar voor. De administratieve lasten hiervan bedragen circa € 6,35 per transport en € 221.297,– per jaar voor het gehele bedrijfsleven.
Verder vloeit uit artikel 5, in samenhang met de artikelen 14 en 15 en bijlage I, hoofdstuk V, van verordening nr. 1/2005 voort dat de rusttijd van dieren moet worden geregistreerd. Dit heeft tot gevolg dat in voorkomende gevallen een halteplaats moet worden gepland en gereserveerd voor het rusten van de dieren tijdens transport. De administratieve lasten die hiermee gemoeid zijn, bedragen € 45,– per keer en in totaal € 497.264,– per jaar.
In verordening nr. 1/2005 zijn technische voorschriften opgenomen waaraan dierenvervoer moet voldoen. Kosten om aan technische eisen te voldoen zijn in beginsel geen administratieve lasten. Een uitzondering daarop zijn het alarmsysteem voor de temperatuur (Bijlage 1, hoofdstuk VI, onderdelen 3.3. en 3.4, van verordening nr. 1/2005) en het satellietnavigatiesysteem (Bijlage 1, hoofdstuk VI, onderdeel 4, van verordening nr. 1/2005). Het gaat hier om registratiesystemen om aan informatieverplichtingen te voldoen. De kosten van de aanschaf van deze systemen zijn daarom meegenomen in de berekening van de administratieve lasten. Per satelliet navigatiesysteem bedragen de kosten € 5.000,–. Gelet op de afschrijvingstermijn van dergelijke systemen van circa 5 jaar, vloeien hier voor de gehele sector administratieve lasten van € 529.900,– per jaar uit voort.
Exploitanten van verzamelcentra moeten de nodige interne voorschriften vaststellen om naleving van de eisen die in artikel 9, tweede lid, van verordening nr. 1/2005 aan verzamelcentra zijn gesteld te garanderen. Per verzamelcentrum moet dit eenmalig gebeuren. De administratieve lasten hiervan bedragen € 39,75 per verzamelcentrum en € 2.544,– in totaal. (Artikel 9, tweede lid, onderdeel e, van verordening nr. 1/2005).
Alleen vervoerders die in het bezit zijn van een vergunning mogen dieren vervoeren. De verordening schrijft zowel voor korte transporten (meer dan 50 km, maar korter dan 8 uur) als voor lange transporten (langer dan 8 uur) een vergunning voor. Een vergunning voor lange transporten geldt voor alle transporten. Een bedrijf dat zowel over korte als over lange afstanden dieren vervoert, hoeft dus alleen vergunning voor lange transporten te hebben. Een vergunning kan worden aangevraagd bij de VWA en is vijf jaar geldig. Om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo laag mogelijk te houden, zijn standaardaanvraagformulieren opgesteld, waarvan een model op de website van de VWA is geplaatst. De administratieve lasten die het gevolg zijn van de vergunningplicht voor korte transporten bedragen € 3,75 per vergunning. De lasten voor het totale bedrijfsleven zijn dan per 5 jaar € 5.938,–, hetgeen neerkomt op een jaarlijks bedrag van € 1.187,–. Voor lange transporten komen de administratieve lasten als gevolg van de vergunningaanvraag op € 3.281,– voor vijf jaar, dus € 656,– per jaar voor het gehele bedrijfsleven. Ook voor de lange transporten zijn de administratieve lasten € 3,75 per vergunning. Daar komen nog de lasten bij voor het opstellen van een noodplan, dat bij de vergunningaanvraag moet worden overgelegd. Het opstellen van een plan voor noodgevallen heeft administratieve lasten van € 45,– per keer tot gevolg. Voor de gehele sector betekent dat administratieve lasten van € 39.375,– per vijf jaar, wat neerkomt op een bedrag van € 7.875,– per jaar. (Artikel 6, eerste lid, in samenhang met artikelen 10 en 11 van verordening nr. 1/2005).
Een wegvoertuig waarmee als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, runderen, schapen, geiten, varkens of pluimvee worden vervoerd, mag alleen worden bestuurd of begeleid door een persoon die in het bezit is van een getuigschrift van vakbekwaamheid. (Artikel 6, vierde lid, in samenhang met artikel 17, tweede lid, en bijlage IV van verordening nr. 1/2005). Ook personeel van verzamelcentra moet een opleiding hebben gevolgd, maar zij hoeven geen getuigschrift van vakbekwaamheid te behalen. (Artikel 9, tweede lid, van verordening nr. 1/2005). De administratieve lasten die hieruit voortvloeien bedragen € 9,75 per chauffeur. Voor het gehele bedrijfsleven zijn de lasten € 36.900,–. Omdat vakbewaamheidsbewijzen een geldigheidsduur zullen krijgen van vijf jaar, in aansluiting op de huidige praktijk, komt dat neer op jaarlijkse administratieve lasten van € 7.380.–.
Wegvervoermiddelen die worden gebruikt voor lange transporten en veeschepen moeten beschikken over een certificaat van goedkeuring. Ook voor deze certificaten geldt dat ze kunnen worden aangevraagd bij de VWA en dat standaardaanvraagformulieren op de website van de VWA zijn geplaatst. Certificaten van goedkeuring van vervoermiddelen hebben een geldigheidsduur van vijf jaar. Uit het certificaat voor wegvervoermiddelen vloeien administratieve lasten van € 28.388,– per jaar voort. Per certificaat bedragen de administratieve lasten € 7,50. Er zijn geen Nederlandse ondernemingen met veeschepen voor dierenvervoer. De verplichting van een certificaat voor veeschepen brengt dan ook geen administratieve lasten voor het Nederlandse bedrijfsleven met zich. (Zie artikelen 18 en 19 van verordening nr. 1/2005).
Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn in overleg om te bezien of de inspectie van wegvervoermiddelen die in verordening nr. 1/2005 is voorgeschreven gecombineerd kan plaatsvinden met de inspectie van vervoermiddelen die op grond van de Wegenverkeerswet verplicht is. Het is de bedoeling dat de Rijksdienst voor wegverkeer die controles gecombineerd gaat verrichten, met als doel de lasten voor het bedrijfsleven zo laag mogelijk te houden. In de berekening van de administratieve lasten kon hier nog geen rekening mee worden gehouden.
In artikel 21, eerste lid, van verordening nr. 1/2005 worden controles voorgeschreven door officiële dierenartsen van dieren die op plaatsen van uitgang of grensinspectieposten worden aangeboden. Deze verplichting leidt tot administratieve lasten voor het bedrijfsleven van € 26,50 per controle en € 88.855,– in totaal per jaar.
De totale administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van verordening nr. 1/2005 komen hiermee op € 4.629.773,– per jaar. Dat betekent een toename van € 1.003.305,– per jaar ten opzichte van de administratieve lasten die uit de oude regelingen ter bescherming van dieren tijdens vervoer voortvloeien.
Gedurende de implementatietermijn die in verordening nr. 1/2005 is opgenomen, heeft het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een aantal informatiebijeenkomsten voor de sector georganiseerd, zodat de sector tijdig is geïnformeerd over de wijzigingen in de transportregelgeving. Bij die bijeenkomsten waren zowel vertegenwoordigers van het bedrijfsleven aanwezig, zoals Saveetra (branche-organisatie voor veetransporteurs), de Productschappen Vee, Vlees en Eieren, de Nederlandse Bond voor waaghouders, de Veepro (informatiecentrum voor Nederlands rundvee), de NBHV (brancheorganisatie voor handelaren, commissionairs en bemiddelaars in levend vee) , EVO (een vereniging van verladers, ontvangers en eigen vervoerders in onder meer de agrarische sector), als de Nederlandse Vereniging tot bescherming van dieren. Daarnaast is in het kader van het rijksbrede project vereenvoudiging vergunningen in het voorjaar 2005 informatie aan het bedrijfsleven en de Dierenbescherming verstrekt over wijzigingen in de transportregelgeving. De wijzigingen in de regelgeving die in dat verband zijn belicht, zijn alle relevant voor de wijziging van de administratieve lasten.
Een aantal onderdelen van verordening nr. 1/2005 wachten nog op nadere invulling door de Europese Commissie, zoals de eisen aan het satellietnavigatiesysteem. Zodra daarover meer bekend is, zal het ministerie van LNV voorlichting aan het bedrijfsleven verstrekken. De eenmalige kosten van het bedrijfsleven om kennis te nemen van de wijzigingen in de transportregelgeving zullen daarom nihil zijn.
De conceptregeling is naar het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) gestuurd. Actal heeft geadviseerd de regeling vast te stellen.
5. Artikelsgewijs
Artikel 2
De bevoegdheden uit de verordening waarvoor in dit artikel de Minister van LNV als bevoegde autoriteit is aangewezen, gaan met name over bestuursdwang, maatregelen bij onvoorziene omstandigheden om oponthoud tijdens vervoer of lijden van dieren te voorkomen of tot een minimum te beperken en om het treffen van voorzieningen indien een partij dieren bij vervoer moet worden vastgehouden. Deze bevoegdheden zijn gemandateerd aan de ambtenaren van de AID en VWA. In de praktijk kan dus in spoedeisende gevallen snel worden gehandeld.
Artikelen 3 en 4
In deze artikelen is de Minister van LNV aangewezen als de bevoegde autoriteit voor het verlenen van een vergunning voor vervoerders. Deze vergunningplicht vervangt de erkenning van een vervoersonderneming die in het Besluit dierenvervoer 1994 was voorgeschreven. Verordening nr. 1/2005 onderscheidt drie soorten vergunningen:
– een vergunning voor transporten die korter dan acht uur duren (artikel 10 van verordening nr. 1/2005)
– een vergunning voor lange transporten, dat wil zeggen langer dan acht uur (artikel 11)
– een vergunning voor het geval dat bestuursdwangmaatregelen, die wegens overtreding van de verordening worden genomen, noodzakelijk maken dat dieren moeten worden vervoerd in strijd met bepalingen van de verordening (artikel 23, derde lid).
Uit de aanwijzing van de minister als bevoegde autoriteit om vergunningen te verlenen, vloeit voort dat hij ook bevoegd is om de vergunningen onder beperkingen te verlenen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van EG-verordening nr. 1/2005.
De vergunning kan ingevolge artikel 26, vierde lid, van verordening nr. 1/2005 worden geschorst of ingetrokken als een vervoerder de verordening niet in acht heeft genomen of als een vervoermiddel niet aan de verordening voldoet. Dit is ook mogelijk als een kennisgeving van een bevoegde autoriteit uit een andere EU-lidstaat is ontvangen dat een vervoerder de verordening niet in acht heeft genomen of een vervoerder niet aan de verordening voldoet.
Artikel 5
In de artikelen 18 en 19 van verordening nr. 1/2005 wordt een certificaat van goedkeuring van een vervoermiddel voorgeschreven. Dit certificaat is te vergelijken met het voormalige bewijs van geschiktheid van een vervoermiddel, dat in het Besluit dierenvervoer 1994 werd voorgeschreven. Een verschil is dat een bewijs van geschiktheid alleen voor wegvervoermiddelen was voorgeschreven, terwijl het certificaat van goedkeuring zowel voor wegvervoermiddelen als voor schepen verplicht is. Daarnaast was het voormalige bewijs van geschiktheid voor alle wegvervoermiddelen voorgeschreven, terwijl het certificaat van goedkeuring in verordening nr. 1/2005 alleen is verplicht voor wegvervoermiddelen voor transporten van meer dan 8 uur.
Een ander verschil met het voormalige Besluit dierenvervoer 1994 en de Regeling dierenvervoer, is de afschaffing van de dierenvervoerplaat. Dit was een op het voertuig bevestigde plaat, waarop de in het bewijs van geschiktheid vermelde gegevens waren opgenomen.
Ook een certificaat van goedkeuring van een vervoermiddel kan worden geschorst of ingetrokken als een vervoerder de verordening niet in acht heeft genomen of een vervoermiddel niet aan de verordening voldoet, dan wel als een kennisgeving daarvan door een bevoegde autoriteit uit een andere lidstaat is gedaan.
Artikel 6
In het eerste lid worden de ambtenaren van de AID, VWA en de inspecteurs van de LID rechtstreeks als bevoegde autoriteit aangewezen. Het gaat hier om taken die nauw samenhangen met de toezichthoudende functie van de ambtenaren van de AID en VWA en de inspecteurs van de LID. Een voorbeeld hiervan zijn de artikelen uit de verordening waarin het verstrekken van documenten of informatie aan de bevoegde autoriteit is voorgeschreven.
Artikel 7
In dit artikel worden de dierenartsen van de VWA aangewezen als de officiële dierenartsen en de bevoegde dierenartsen die taken uit verordening nr. 1/2005 mogen uitvoeren. Het gaat daarbij controles die op plaatsen van uitgang en grensinspectieposten moeten worden uitgevoerd. Bij een grensinspectiepost worden veterinaire controles uitgevoerd op dieren die uit derde landen aankomen aan de grens van het grondgebied van de Europese Gemeenschap. Een plaats van uitgang is een grensinspectiepost of een door een lidstaat aangewezen plaats waar dieren het grondgebied van de Europese Gemeenschap verlaten.
De bevoegde dierenartsen die in het tweede lid worden aangewezen, moeten ingevolge bijlage I, hoofdstuk III, bij verordening nr. 1/2005, toezicht houden op het laden en lossen van dieren, indien dat meer dan vier uur duurt. Deze verplichting geldt niet voor het laden en lossen van pluimvee.
Artikel 8
In bijlage IV bij verordening nr. 1/2005 is voorgeschreven dat bestuurders van wegvoertuigen en verzorgers van dieren een opleiding moeten volgen en moeten beschikken over een getuigschrift van vakbekwaamheid. Het Examenhuis logistiek en transport was al de examinerende instantie in het kader van de IKB-opleiding veewaardig vervoer.
In deze regeling wordt bij de bestaande praktijk aangesloten door het Examenhuis logistiek en transport aan te wijzen als instantie die erkende examens als bedoeld in verordening nr. 1/2005 kan afnemen en getuigschriften van vakbekwaamheid als bedoeld in verordening nr. 1/2005 kan verlenen.
Ook andere opleidingsinstanties die opleidingen bieden die aan de eisen in verordening nr. 1/2005 voldoen kunnen de minister verzoeken om erkenning.
Indien een verzorger of bestuurder de verordening overtreedt, kan het getuigschrift van vakbekwaamheid worden geschorst (artikel 26, vijfde lid, van verordening nr. 1/2005).
Artikel 9
In dit artikel is het verbod opgenomen te handelen in strijd met de artikelen 3 tot en met 9 en artikel 12 van verordening nr. 1/2005. Zoals in paragraaf 2 van deze toelichting is aangegeven, is overtreding van dit verbod strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten.
Artikel 10
In verordening nr. 1/2005 wordt verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad van de Europese Unie van 25 juni 1997 betreffende de communautaire criteria voor halteplaatsen en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema gewijzigd. Verordening nr. 1255/97 was uitgevoerd in de Regeling halteplaatsen. De belangrijkste wijziging is van terminologische aard: de term ‘halteplaats’ wordt in de gehele verordening vervangen door ‘controlepost’. Als gevolg daarvan wordt de citeertitel van de Regeling halteplaatsen gewijzigd in Regeling controleposten. Voorheen was in artikel 3, derde lid, van de Regeling halteplaatsen de bevoegdheid voor de Minister opgenomen om de erkenning van een halteplaats te schorsen of in te trekken. Deze bevoegdheid is vervangen door de bevoegdheid om het gebruik van een controleplaats tijdelijk te verbieden.
Met deze wijziging krijgt de Regeling controleplaatsen een nieuwe basis in artikel 59a van de Gwwd. Daarmee wordt voorkomen dat deze regeling van rechtswege vervalt door de intrekking van het Besluit dierenvervoer 1994, waarop de voormalige Regeling halteplaatsen was gebaseerd.
Artikel 12
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn te wijzigen. In het Algemeen Overleg Ingrepenbesluit op 1 juni 2006 (Kamerstukken II 2005/06, 28 286 en 30 300 XIV, nr. 33) is door een aantal kamerleden gevraagd om snavelbehandelen toe te staan bij leghenkuikens die bestemd zijn om in verrijkte oftewel aangepaste kooien te worden gehouden. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 23 oktober 2006 (Kamerstukken II 2006/07, 28 286, nr. 38) heb ik toegezegd om het snavelbehandelen ook in de verrijkte kooi tot uiterlijk 1 september 2011 toe te staan. Met deze wijziging van de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn wordt deze toezegging gestand gedaan. In voormelde brief heb ik aangegeven dat het hier gaat om een Europees toegestaan systeem en dat het niet behandelen van de snavels bij dieren die worden gehouden in de verrijkte kooi evenals bij andere huisvestingssystemen tot onacceptabele welzijnsproblemen zal leiden. Met ingang van 1 september 2011 is het snavelbehandelen in alle huisvestingssystemen van legkippen verboden. Ik heb erop gewezen dat de sector een ‘Plan van Aanpak Ingrepen Pluimvee’ opstelt met als doel het terugdringen van alle soorten ingrepen in de pluimveehouderij. Ik heb de sector uitdrukkelijk verzocht in dat Plan van Aanpak ook aandacht te besteden aan de alternatieven voor snavelbehandeling van leghennen die in de verrijkte kooi worden gehouden.
Artikel 14
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de Regeling aanwijzing slachtinrichtingen 2004 in te trekken. Inmiddels is in de Vrijstellingsregeling dierenwelzijn vrijstelling verleend van artikel 44, vierde tot en met zevende lid en achtste lid, onderdeel b, tweede volzin, van de Gwwd. In die bepalingen is geregeld dat alleen in een aangewezen inrichting ritueel mag worden geslacht. Om zicht te houden op de inrichtingen die ritueel slachten is aan voormelde vrijstelling de voorwaarde verbonden dat een inrichting voorafgaand aan het slachten aan de Minister van LNV meldt dat in de inrichting dieren volgens de islamitische of israëlitische ritus zullen worden geslacht. Gelet op vorenstaande kon de Regeling aanwijzing slachtinrichtingen 2004 worden ingetrokken.
De Regeling vaststelling bescheiden dierenvervoer van rechtswege is vervallen, omdat de rechtsgrondslag van deze regelingen is vervallen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.P. Veerman
Uitvoeringstabel
Verordening 2005/1 | Regeling dierenvervoer 2007 |
---|
Artikel 1 | – |
Artikel 2 | Artikel 58, eerste en tweede lid, Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) |
Artikelen 3, 4, 5, 7, 8, 9, 12 | Artikel 9 Regeling dierenvervoer 2007; artikelen 121 en 122 Gwwd, artikel 1, 4° Wet op de economische delicten (WED) |
Artikel 4, tweede lid, | Artikel 6, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 5, derde lid, onderdeel b | Artikel 6, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 6, eerste, vijfde, achtste en negende lid, | Artikel 6, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007; artikelen 121 en 122 Gwwd; artikel 1, 4° WED |
Artikel 6, tweede lid, | Artikel 6, tweede lid, Regeling dierenvervoer |
Artikel 6, derde, vierde, zesde en zevende lid, | Artikel 9 Regeling dierenvervoer 2007; artikelen 121 en 122 Gwwd, artikel 1, 4° WED |
Artikel 10 | Artikel 3 Regeling dierenvervoer 2007; Algemene wet bestuursrecht |
Artikel 11, eerste en derde lid, | Artikel 3 Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 11, tweede lid, | – |
Artikel 13, eerste lid, | Artikel 3 Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 13, tweede lid, | Artikel 3 Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 13, derde en vierde lid, | – |
Artikel 14, eerste lid, | – |
Artikel 14, tweede lid, | – |
Artikel 15 | – |
Artikel 16 | – |
Artikel 17, eerste lid, | – |
Artikel 17, tweede lid, | Artikel 8, tweede lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 18, eerste lid, | Artikel 5, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007, Algemene wet bestuursrecht |
Artikel 18, tweede, derde en vierde lid, | – |
Artikel 19, eerste lid, | Artikel 5, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007, Algemene wet bestuursrecht |
Artikel 19, tweede, derde en vierde lid, | – |
Artikel 20, eerste en tweede lid, | Artikel 2, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 21, eerste en tweede lid, | Artikel 7, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 21, derde lid, | Artikel 2, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 22, eerste lid | Artikel 2, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 22, tweede lid, | – |
Artikel 23, eerste, tweede en vierde lid, | Artikel 2, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 23, derde lid, | Artikel 5, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 23, vijfde lid, | – |
Artikel 24, eerste lid | – |
Artikel 24, tweede lid, | Artikel 2, tweede lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 25 | Artikel 9 Regeling dierenvervoer 2007 artikelen 121 en 122 Gwwd; artikel 1, 4° WED |
Artikel 26, eerste en vierde lid, onder a en b, | Artikel 2, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 26, vierde lid, onder c, | Artikel 3, vierde lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Artikel 26, tweede, derde en zevende lid, | – |
Artikel 26, vijfde lid, | Artikel 8, derde lid, |
Artikel 26, zesde en zevende lid, | Artikel 2, tweede lid, |
Artikel 27 | – |
Artikel 28 | – |
Artikel 29 | – |
Artikelen 30, 31, 32, | – |
Artikel 33 | – |
Artikel 34 | Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s Regeling handel levende dieren en levende dierlijke producten |
Artikel 35 | – |
Artikel 36 | Artikelen 1, onderdeel a, 2, 2c, 3, 3a, 5, van de Regeling controleposten |
Artikel 37 | – |
Bijlage I, hoofdstuk III, onderdeel 1.2, onder b, | Artikel 7, tweede lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Bijlage I (overig) | – |
Bijlage II, onderdelen 3, onder c, en 8 | Artikel 2, eerste lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Bijlage II, onderdelen 3, onder b, 4 en 5 | Artikel 6, tweede lid, Regeling dierenvervoer 2007 |
Bijlage II (overig) | – |
Bijlage III | – |
Bijlage IV | Artikel 8, eerste lid, |
Bijlage V | – |
Bijlage VI | – |
- 1
Stcrt. 1999, 116; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 30 juli 2004, Stcrt. 2004, 146.
- 2
Stcrt. 1993, 7; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 24 januari 2006, Stcrt. 19.
- 3
Stcrt. 2001, 167; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 2 oktober 2006, Stcrt. 197.