Besluit van 11 september 2014, houdende regels ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176) (Besluit uitvoering publicatieverplichtingen richtlijn kapitaalvereisten)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 26 juni 2014, FM/2014/1019 M, directie Financiële Markten, gedaan mede namens Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

Gelet op artikel 3:74a, derde lid, van de Wet op het financieel toezicht en de artikelen 391, vijfde lid, en 417 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 25 juli 2014, nr. W06.14.0209/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 5 september 2014, FM/2014/1241 U, directie Financiële Markten, uitgebracht mede namens Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1 (definities)

In dit besluit wordt verstaan onder:

bank:

een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

beleggingsonderneming:

een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4, eerste lid, punt 2, van de verordening kapitaalvereisten;

bijkantoor:

een bijkantoor als bedoeld in artikel 4, eerste lid, punt 17, van de verordening kapitaalvereisten;

richtlijn kapitaalvereisten:

richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2103 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176);

verordening kapitaalvereisten:

verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).

Artikel 2 (reikwijdte)

Dit besluit is van toepassing op banken en beleggingsondernemingen met zetel in Nederland.

Artikel 3 (country by country reporting)

  • 1. Een bank of beleggingsonderneming doet op geconsolideerde basis mededeling over de volgende informatie, voor elke staat waarin zij of haar dochterondernemingen een vestiging hebben:

    • a. de naam, aard van de activiteiten en geografische locatie;

    • b. de omzet;

    • c. het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

    • d. de winst of het verlies voor belasting;

    • e. de belasting over winst of verlies; en

    • f. de ontvangen overheidssubsidies.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt onderzocht overeenkomstig artikel 393, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt, indien mogelijk, gelijktijdig met de jaarrekening van de onderneming of de geconsolideerde jaarrekening van de onderneming openbaar gemaakt. Indien de informatie niet in de jaarrekening wordt opgenomen, maakt de onderneming bekend waar en wanneer de informatie kan worden gevonden.

  • 4. Dit artikel is van toepassing op de boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2014.

Artikel 4 (direct ingaande verplichtingen)

  • 1. Een bank of beleggingsonderneming maakt, in aanvulling op artikel 3, eerste lid, de in de onderdelen a, b en c van dat lid bedoelde informatie over het laatst afgesloten boekjaar binnen vier weken na de inwerkingtreding van dit besluit openbaar.

  • 2. Een bank of beleggingsonderneming die door de Financial Stability Board is aangemerkt als mondiaal systeemrelevant, overlegt binnen vier weken na de inwerkingtreding van dit besluit de informatie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen d, e en f, over het laatst afgesloten boekjaar op vertrouwelijke basis aan de Europese Commissie en aan de Nederlandsche Bank.

  • 3. Artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing op de informatie, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 5 (bekendmaking rendement op activa)

  • 1. Een bank of beleggingsonderneming maakt in haar jaarverslag als een van de belangrijkste indicatoren haar rendement op activa bekend, berekend als de nettowinst gedeeld door het balanstotaal.

  • 2. Dit artikel is van toepassing op de jaarverslagen die worden opgesteld over de boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2014.

Artikel 6 (inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 7 (citeertitel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering publicatieverplichtingen richtlijn kapitaalvereisten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 11 september 2014

Willem-Alexander

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Uitgegeven de vierentwintigste september 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Het onderhavige besluit dient ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van de richtlijn kapitaalvereisten1. Deze richtlijn, vaak aangeduid als CRD IV, strekt ertoe het prudentieel toezicht op banken en beleggingsondernemingen te versterken, in antwoord op de financiële crisis van de jaren 2007–2010. De richtlijn kapitaalvereisten is geïmplementeerd door middel van de Implementatiewet richtlijn en verordening kapitaalvereisten, waarmee (met name) de Wet op het financieel toezicht (Wft) aan de eisen van de richtlijn en de bijbehorende verordening2 is aangepast.

De implementatie van de richtlijn vergt eveneens aanpassing van enkele op de Wft gebaseerde besluiten: zie het Implementatiebesluit richtlijn en verordening kapitaalvereisten. In aanvulling daarop worden in dit besluit de artikelen 89 en 90 van de richtlijn geïmplementeerd. Artikel 89 bepaalt dat banken en beleggingsondernemingen jaarlijks informatie openbaar dienen te maken over (onder andere) hun activiteiten, omzet, aantal werknemers, behaalde winst of verlies en belastingen, uitgesplitst naar ieder land waarin zij actief zijn. Dit valt onder het bredere begrip country by country reporting, of CBCR (zie bijvoorbeeld ook de bepalingen voor de mijnbouw- en bosbouwsectoren in Richtlijn 2013/34/EU over de jaarrekening en het jaarverslag (PbEU 2013, L 182)). Ingevolge artikel 90 van de richtlijn dienen banken en beleggingsondernemingen in hun jaarverslag het gerealiseerde rendement op activa te vermelden.

Beide richtlijnartikelen hebben raakvlakken met het jaarrekeningenrecht. Om hieraan recht te doen berust het onderhavige besluit op de artikelen 391, vijfde lid, en 417 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW), naast artikel 3:74a, derde lid, van de Wft. Ter wille van de duidelijkheid is ervoor gekozen de regels voor banken en beleggingsondernemingen in één nieuw besluit op te nemen. Aanpassing van het Besluit van 1 juni 2010 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent de inhoud van het jaarverslag van banken (Stb. 2010, 215) of het Besluit van 10 mei 1993, houdende bepalingen voor de balans, de winst- en verliesrekening en de toelichtingen daarop van banken (Stb. 1993, 259) lag minder voor de hand, temeer omdat de nu voorliggende materie geen verband heeft met de huidige inhoud van die besluiten.

§ 2. Gevolgen voor het bedrijfsleven

Voor een uitgebreide beschouwing over de gevolgen van de richtlijn en de verordening voor banken en beleggingsondernemingen zij verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de Implementatiewet3. Die analyse omvat mede de gevolgen voor het bedrijfsleven van de in dit besluit geïmplementeerde openbaarmakingsverplichtingen.

§ 3. Consultatie

De implementatie van de artikelen 89 en 90 van de richtlijn kapitaalvereisten maakte aanvankelijk deel uit van het Implementatiebesluit richtlijn en verordening kapitaalvereisten, en liep mee in de internetconsultatie van dat besluit. Naderhand is, om de hiervoor uiteengezette redenen, besloten het onderwerp te regelen in een afzonderlijk besluit. In dit besluit is rekening gehouden met de uitkomsten van technisch overleg in een panel van de Nederlandsche Bank (DNB), banken en accountantskantoren over de uitwerking van de publicatieverplichtingen. Over het resulterende ontwerpbesluit is vervolgens nogmaals een verkorte internetconsultatie gehouden.

In de eerste consultatie over het implementatiebesluit is een opmerking gemaakt bij de implementatie van de artikelen 89 en 90 waarmee reeds rekening was gehouden. In de consultatie over het onderhavige ontwerpbesluit zijn reacties ontvangen van Eumedion, een organisatie die de belangen van de bij haar aangesloten institutionele beleggers behartigt op het gebied van corporate governance en duurzaamheid, en van de Vereniging VEB NCVB, die opkomt voor de belangen van effectenbezitters. Zij steunen het besluit, omdat het de transparantie van banken en beleggingsondernemingen verhoogt. De door Eumedion en de VEB gesignaleerde aandachtspunten hebben geleid tot enkele aanpassingen in de toelichting bij het ontwerpbesluit.

Het ontwerpbesluit is eveneens besproken in de Raad voor de Jaarverslaggeving. Naar aanleiding van die bespreking is het besluit op enkele punten verduidelijkt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De richtlijn kapitaalvereisten en de verordening kapitaalvereisten hebben betrekking op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen zoals gedefinieerd in de verordening. In de Wft wordt niet het begrip «kredietinstelling» maar het begrip bank gehanteerd. Daartoe behoren ook de zogeheten opt-in banken, die zich vrijwillig onderwerpen aan de strenge toezichteisen voor banken. In artikel 1 van het besluit wordt daarom voor de definitie van «bank» verwezen naar de Wft, en voor de definitie van beleggingsonderneming naar de verordening.

Wanneer in het kader van artikel 89 van de richtlijn wordt gesproken over het begrip vestiging, worden daarmee de zetel (de hoofdvestiging) en de bijkantoren van de bank of beleggingsonderneming bedoeld, en tevens de zetel en de bijkantoren van de dochterondernemingen. Het begrip bijkantoor wordt in artikel 1 gedefinieerd. In de verordening wordt voor de definitie van «dochteronderneming» (artikel 4, eerste lid, punt 16) verwezen naar de EU-richtlijn inzake de jaarrekening4, zodat het begrip dochteronderneming hier dezelfde betekenis heeft als in het jaarrekeningenrecht. Ook het begrip zetel wordt in dit besluit gebruikt in de betekenis die het heeft in het BW en de Wft.

Artikel 2

De in het onderhavige besluit opgenomen publicatieverplichtingen zijn van toepassing op banken en beleggingsondernemingen met zetel in Nederland. Banken en beleggingsondernemingen met zetel in een andere lidstaat dienen in hun land van herkomst te voldoen aan de nationale wetgeving ter uitvoering van de artikelen 89 en 90 van de richtlijn. De publicatieverplichtingen op grond van de richtlijn zijn niet van toepassing op banken en beleggingsondernemingen uit derde landen.

Artikel 3

Het eerste lid van artikel 3 implementeert artikel 89, eerste lid, van de richtlijn. Een bank of beleggingsonderneming dient voor elk boekjaar op geconsolideerde basis bepaalde informatie openbaar te maken, afzonderlijk voor elke staat waar zij of haar dochterondernemingen een vestiging (zetel of bijkantoor) hebben. Het betreft de volgende gegevens:

  • a. naam, aard van de activiteiten en geografische locatie van de onderneming en haar dochterondernemingen en bijkantoren: dit zijn de namen van de in de consolidatie opgenomen rechtspersonen en van de bijkantoren van de bank of beleggingsonderneming. Ondernemingen mogen ook handelsnamen bekend maken als zij dit relevant vinden. De aard van de activiteiten dient per staat te worden beschreven. Bij de vaststelling van de geografische locatie dient onder meer rekening te worden gehouden met factoren zoals staat van oprichting of staat van vestiging van een bijkantoor, de vestigingsplaats voor belastingdoeleinden en plaats van vestiging van het management.

  • b. omzet: het begrip «omzet» dient te worden opgevat in overeenstemming met de invulling die hieraan in de jaarrekening van de onderneming is gegeven.

  • c. gemiddeld aantal werknemers in voltijdse equivalenten: de ondernemingen zijn alleen verplicht informatie te publiceren over werknemers, niet over andere personen werkzaam binnen of voor de onderneming. Het staat de ondernemingen vrij om additionele informatie te verstrekken om bijzondere gevallen toe te lichten. Ook deze informatie komt al in de jaarrekening voor en kan daarom worden gebaseerd op de daarvoor gangbare jaarrekeningvoorschriften.

  • d. winst of verlies vóór belasting: voor de betekenis hiervan dient eveneens aansluiting te worden gezocht bij de regels voor de jaarrekening van de onderneming.

  • e. belasting over winst of verlies: ook deze wordt bepaald op dezelfde wijze als in de verlies- en winstrekening van de jaarrekening van de desbetreffende bank of beleggingsonderneming is toegepast.

  • f. ontvangen overheidssubsidies: het begrip «overheidssubsidies» dient eveneens te worden gerapporteerd op de wijze zoals deze bate wordt verantwoord in de winst- en verliesrekening. Specifieke fiscale faciliteiten die via de Nederlandse vennootschapsbelasting (bijvoorbeeld de zogenoemde «innovatiebox» opgenomen in artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969) of via de buitenlandse winstbelasting lopen, worden niet als overheidssubsidies beschouwd. Staatssteun of andere vormen van financiële bijstand door overheden aan ondernemingen ter bewaring van de financiële stabiliteit vallen hier evenmin onder.

Zoals uit het bovenstaande moge blijken, is het uitgangspunt dat de publicatie geschiedt volgens dezelfde methoden en grondslagen die door de betrokken bank of beleggingsonderneming worden toegepast voor de jaarrekening, ongeacht of deze wordt opgesteld conform titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel conform IFRS. Dit waarborgt de consistentie van de financiële verantwoording en voorkomt dat banken en beleggingsondernemingen op dit vlak met verschillende eisen zouden worden geconfronteerd. Ook voor de uitleg van het begrip «op geconsolideerde basis» wordt aangesloten bij de regels voor consolidatie zoals die bestaan in het (internationale) jaarrekeningenrecht, zowel met betrekking tot de wijze van consolidatie als met betrekking tot de vraag wanneer een geconsolideerde jaarrekening moet worden opgemaakt. Voor de goede orde zij opgemerkt dat het banken of beleggingsondernemingen vrijstaat nadere toelichting te verstrekken of meer informatie te publiceren dan voorgeschreven als zij dit zinvol achten. Er is geen model of ander vormvereiste waaraan de publicatie dient te voldoen.

Het tweede lid bepaalt dat de informatie wordt gecontroleerd door de externe controlerende accountant op de wijze zoals voorzien in artikel 2:393, derde lid, BW voor de controle van de jaarrekening. Daarmee wordt voldaan aan de eis ingevolge artikel 89, vierde lid, van de richtlijn, dat controle dient plaats te vinden overeenkomstig richtlijn 2006/43/EG5.

Ingevolge het derde lid dient de publicatie indien mogelijk gelijktijdig met de jaarrekening of de geconsolideerde jaarrekening plaats te vinden (artikel 89, vierde lid, van de richtlijn). De gegevens kunnen in de jaarrekening worden opgenomen of als bijlage bij de jaarrekening, maar andere methoden zijn eveneens toegestaan, mits de informatie eenvoudig vindbaar en vrij toegankelijk is. Als voor een andere methode wordt gekozen dient de onderneming bekend te maken waar de informatie kan worden gevonden. Banken en beleggingsondernemingen kunnen derhalve aan hun rapportageverplichting voldoen binnen de jaarrekening of door de informatie te publiceren op hun website. In alle gevallen geldt dat de publicatie volgens artikel 2:394 BW uiterlijk dertien maanden na afloop van het boekjaar plaats dient te vinden.

Ingevolge het vierde lid gaat de publicatieverplichting van het eerste lid in per 1 januari 2015. De gegevens hebben dan betrekking op het boekjaar dat is aangevangen op of na 1 januari 2014.

Artikel 4

Banken en beleggingsondernemingen behoeven in eerste instantie alleen de in artikel 3, eerste lid, onderdelen a, b en c, bedoelde informatie openbaar te maken. Volgens de richtlijn zou die openbaarmaking uiterlijk per 1 juli 2014 moeten plaatsvinden. Omdat dit besluit na die datum in werking treedt, schrijft artikel 4, eerste lid, publicatie binnen vier weken na inwerkingtreding voor. De te rapporteren gegevens zullen betrekking hebben op het laatst afgesloten boekjaar en dat zal doorgaans het jaar 2013 zijn. De informatie zal doorgaans op die datum en over dat boekjaar niet meer opgenomen kunnen worden in de desbetreffende jaarrekening, zodat het de bank of beleggingsonderneming vrij staat om deze informatie op een andere manier openbaar te maken, bijvoorbeeld door publicatie op de eigen website.

De publicatieverplichtingen ingevolge artikel 89 van de richtlijn kapitaalvereisten worden ten dele eerst geëvalueerd voordat ze voor alle betrokken ondernemingen van kracht worden. Mondiaal systeemrelevante instellingen, zoals aangewezen door de Financial Stability Board6, dienen in dat kader gegevens over winst of verlies, belasting daarover en van overheidswege ontvangen subsidies (artikel 3, eerste lid, onderdelen d, e en f) op vertrouwelijke basis aan de Europese Commissie en DNB te overleggen. De Commissie onderzoekt vervolgens, in overleg met de Europese toezichtautoriteiten, of de publicatie van die gegevens geen negatieve gevolgen heeft voor de concurrentiepositie, de beschikbaarheid van krediet en de stabiliteit van de financiële sector. De uitkomst van dat onderzoek zou ertoe kunnen leiden dat publicatie van de gegevens bedoeld in de onderdelen d, e en f over de boekjaren vanaf 2014 wordt uitgesteld of aangepast. In dat geval zal artikel 3, eerste lid, onderdelen d, e en f, in het onderhavige besluit dienovereenkomstig worden aangepast.

De verplichting voor mondiaal systeemrelevante banken en beleggingsondernemingen om de hiervoor besproken informatie aan de Europese Commissie en DNB over te leggen is neergelegd in het tweede lid van artikel 4. Ook hier gaat het om informatie over het laatst afgesloten boekjaar. Deze dient binnen vier weken na de inwerkingtreding van dit besluit – wanneer de door de richtlijn voorgeschreven datum van 1 juli al is gepasseerd – te worden overgelegd.

Ingevolge het derde lid wordt aan de publicatie ingevolge het eerste en tweede lid niet de eis gesteld dat de te publiceren of te overleggen informatie wordt gecontroleerd door de externe accountant. Dit heeft met name een praktische achtergrond: de gewone jaarlijkse verantwoordingscyclus is op dat moment in de regel al afgerond. Daarbij is tevens voor wat betreft de mondiaal systeemrelevante banken en beleggingsondernemingen in aanmerking genomen dat het in het tweede lid niet gaat om openbaar te maken informatie, maar om een rapportage aan de Europese Commissie ten behoeve van het hierboven genoemde onderzoek. Artikel 89, vierde lid, van de richtlijn verplicht enkel tot accountantscontrole van de informatie die met ingang van 1 januari 2015 openbaar gemaakt moet worden.

Schematisch ziet een en ander er als volgt uit:

 

Publicatieverplichting voor alle banken en beleggingsondernemingen met zetel in Nederland

Aanvullende verplichting voor mondiaal systeemrelevante banken en beleggingsondernemingen

Binnen vier weken na inwerkingtreding van dit besluit (boekjaar 2013)

Bekendmaking gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a–c

Vertrouwelijke rapportage gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen d–f, aan de Europese Commissie en DNB

M.i.v. 1 januari 2015 over boekjaar 2014 en ieder volgend boekjaar

Bekendmaking gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen a–f, tenzij regels intussen zijn aangepast

 

Voor de goede orde zij het volgende opgemerkt met betrekking tot situaties waarin de openbaarmaking al op een andere manier heeft plaatsgevonden. Als een bank of beleggingsonderneming deel uitmaakt van een groep, wordt zij geacht te hebben voldaan aan deze verplichtingen, indien de moeder de op basis van artikel 3, eerste lid, en artikel 4, eerste lid, te publiceren informatie op geconsolideerde basis bekend heeft gemaakt voor alle groepsmaatschappijen en voor elke staat waarin een groepsmaatschappij is gevestigd, en de onderneming bekend heeft gemaakt waar deze informatie kan worden gevonden. Hier gelden de gewone regels van het jaarrekeningenrecht.

Als al voldaan is aan de publicatieverplichting in Nederland of in een andere lidstaat in overeenstemming met de implementatie van artikel 89 van de richtlijn kapitaalvereisten in die lidstaat, hoeft een bank of beleggingsonderneming de desbetreffende informatie niet nogmaals bekend te maken, mits de onderneming bekend maakt, bijvoorbeeld op haar website, waar deze informatie kan worden gevonden.

Artikel 5

Artikel 5 dient ter uitvoering van artikel 90 van de richtlijn, dat bepaalt dat banken en beleggingsondernemingen in hun jaarverslag het behaalde rendement op activa openbaar dienen te maken, daaronder te verstaan de nettowinst als percentage van het balanstotaal. Ingevolge het tweede lid dient voor het eerst aan deze verplichting te worden voldaan in het jaarverslag over het boekjaar 2014. Nu deze informatie in het jaarverslag wordt opgenomen, zal deze onderdeel zijn van de gangbare accountantscontrole voor het jaarverslag uit artikel 2:393, derde lid, BW. De accountant zal controleren of het jaarverslag overeenkomstig de voorschriften is opgesteld en met de jaarrekening verenigbaar is.

Artikel 6

Het besluit treedt in werking met ingang van de dag na de publicatie in het Staatsblad. Er is in dit geval aanleiding een uitzondering te maken op de regel van de vaste verandermomenten, aangezien dit besluit dient ter uitvoering van een Europese richtlijn waarvan de implementatietermijn intussen is overschreden.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2103 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PbEU 2013, L 176).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PbEU 2013, L 176).

X Noot
3

Kamerstukken II 2013/14, 33 849, nr. 3, § 6, blz. 22.

X Noot
4

Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182).

X Noot
5

Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PbEU 2006, L 157).

X Noot
6

Zie Annex I bij de 2013 update of Group of global systemically important banks, gepubliceerd dor de FSB op 11 november 2013 (http://www.financialstabilityboard.org/publications/r_131111.pdf). ING Bank is de enige Nederlandse bank die in deze lijst is opgenomen.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven