21 501 32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 730 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 september 2013

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken hebben enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de Informele Landbouw- en Visserijraad op 8–10 september 2013 in Vilnius (Kamerstuk 21 501-32, nr. 728). De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag.

De op 3 september 2013 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Staatssecretaris bij brief van 5 september 2013 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Van Bree

Inhoudsopgave

 
     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     
 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen van de leden van de SGP-fractie

6

 

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

7

     

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

8

     

III

Volledige agenda

16

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Informele Landbouwraad als thema «de toekomst van het familiebedrijf in de landbouw in het kader van de globalisering» heeft. Het Litouwse voorzitterschap heeft een discussiedocument opgesteld met betrekking tot deze thematiek. De leden van de VVD-fractie vragen wat de aanleiding is geweest voor het voorzitterschap om dit thema te agenderen voor de Informele Landbouwraad en hierover een discussiedocument op te stellen? De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland evenals het Litouwse voorzitterschap groot belang hecht aan het gezinsbedrijf in de landbouwsector. De leden van de VVD-fractie willen van de Staatssecretaris weten wat haar visie is op de toekomst van het gezinsbedrijf in Nederland in relatie tot het discussiedocument dat het voorzitterschap heeft opgesteld? De leden van de VVD-fractie lezen verder dat de Staatssecretaris aangeeft welke mogelijkheden het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) biedt voor het versterken van het gezinsbedrijf. De leden van de VVD-fractie willen in dit kader opmerken dat Nederlandse gezinsbedrijven steeds meer onder druk komen te staan vanwege de toenemende (nationale) regeldruk op het gebied van bijvoorbeeld dierenwelzijn, diergezondheid en milieu. Kan de Staatssecretaris toelichten op welke wijze Nederland gebruik gaat maken van de voorzieningen voor het GLB met betrekking tot het gezinsbedrijf en welke acties zij zelf gaat ondernemen op nationaal niveau, zodat gezinsbedrijven in Nederland weer de ruimte krijgen om te ondernemen?

EU-maatregelen ten aanzien van de Faeröer

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Faeröer zich eenzijdig hebben teruggetrokken uit de afspraken over de verdeling van de totale toegestane vangst van het Atlantisch-Scandinavisch haringbestand. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom de Faeröer zich eenzijdig uit de afspraken hebben teruggetrokken? De leden van de VVD-fractie zijn bezorgd dat het eenzijdig opzeggen door Faeröer leidt tot nadelige gevolgen voor de Europese vissers en in het bijzonder de Nederlandse vissers. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de gevolgen zijn voor Europa en Nederland en is de Staatssecretaris van mening dat de genomen maatregelen tegen de Faeröer voldoende zijn om negatieve gevolgen tegen te gaan? Welke andere instrumenten heeft de Europese Commissie nog in handen om tegen de Faeröer op te treden? De leden van de VVD-fractie lezen dat zij de maatregelen direct in zal trekken, zodra de Faeröer zich weer gecommitteerd hebben aan de afspraken. De leden van de VVD-fractie vragen hoe hoog de Staatssecretaris de kans acht dat de Faeröer zich weer gaan committeren aan de afspraken en onder welke condities zij weer kunnen toetreden? Tot slot willen de leden van de VVD-fractie weten op basis van welke gronden de Faeröer een arbitrageprocedure tegen de Europese Unie (EU) zijn gestart?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken voor de Informele Landbouwraad van 8 tot 10 september aanstaande.

Europees Parlement

De leden van de PvdA-fractie lezen dat er onrust is ontstaan, nadat het Europees Parlement heeft aangekondigd mogelijk heronderhandeling te willen over het Meerjarig Financieel Kader. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het daarmee staat en wat haar inzet zal zijn?

Visserij

De leden van PvdA-fractie steunen Eurocommissaris Damanaki in haar strijd voor het verbeteren van de visstand. In dat licht hebben deze leden zorgen over de plannen van dezelfde Eurocommissaris om de quota voor de pelagische visserij te verhogen. De bijvangst voor de pelagische sector kan in theorie vrij laag zijn, aangezien ze op scholen vissen. Zolang er geen goede controle is op zaken zoals discarden en highgraden, vinden de leden van de PvdA-fractie het niet verstandig om de quota te verruimen. De Staatssecretaris geeft aan van de Eurocommissaris te willen weten welke richtsnoeren zij gebruikt bij het mogelijk verruimen van de quota. Naar de richtsnoeren zijn de leden van de PvdA-fractie ook erg benieuwd en zij zouden deze graag ontvangen en bespreken voordat hier in Brussel een besluit over wordt genomen. De Staatssecretaris heeft zich in een eerder stadium al een uitgelaten over een pilot met camera’s aan boord. Vindt een dergelijk standpunt steun in Europa en zijn andere landen wellicht van zins hetzelfde te doen?

Voedselverspilling

De leden van de PvdA-fractie zijn blij met het Hongaarse voorstel om voedselverspilling hoger op de agenda te zetten. De Staatssecretaris gaf aan dat er in Nederland gestreefd wordt naar een vermindering van de verspilling van voedsel met 20%. Op zich is dat prima, maar omdat er nergens registratieplicht is van de hoeveelheid verspilling, is het lastig te bepalen wanneer de 20% bereikt is. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe ze dit gaat aanpakken?

Etikettering

De leden van de PvdA-fractie kijken uit naar de resultaten van het onderzoek naar herkomstetikettering, zoals door Eurocommissaris Borg aangekondigd. Wat is het standpunt van de Staatssecretaris in dezen?

Gabon

De leden van de PvdA-fractie hebben zorgen over het recent afgesloten visserijakkoord met Gabon. Begrijpen deze leden het nu goed dat er momenteel gevist wordt zonder dat het protocol officieel in werking is getreden? Als deze leden dat juist hebben begrepen uit de stukken van de Staatssecretaris, hechten zij eraan te melden dat het bijzonder spijtig is dat besluitvorming op een dergelijk ondemocratische wijze tot stand is gekomen. De leden van de PvdA-fractie lezen over de bezwaren die de Staatssecretaris in de Raad heeft geuit ten aanzien van dit protocol en horen graag meer over de uitkomsten van het debat. Deze leden hebben begrepen dat het vooral om tonijn gaat en maken zich zorgen over het toezicht op de vangst, en over bijvangst van onder andere schildpadden. Over de bestanden van de Skipjack is weinig bekend. Hoe wordt overbevissing voorkomen voor de wateren van Gabon, vragen deze leden de Staatssecretaris. De leden van de PvdA- fractie zouden ook graag antwoord willen op de vraag, wie toezicht houdt op de visserij in de wateren van Gabon en graag een appreciatie van het niveau van toezicht ontvangen. Ook willen de leden van de PvdA-fractie graag weten op welke wijze er gevist wordt, met welke vangstmethode. Daarnaast willen de leden van de PvdA-fractie graag dat de Staatssecretaris aangeeft welk effect het protocol heeft op de lokale vissersgemeenschappen.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Familiebedrijven

Het Litouws voorzitterschap heeft de rol van familiebedrijven in de landbouwsector en de ondersteuning aan familiebedrijven geagendeerd op de komende Informele Landbouw- en Visserijraad. De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat het Litouws voorzitterschap aandacht vraagt voor familiebedrijven.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat er een goed inkomen verdiend moet kunnen worden uit een familiebedrijf. Daarnaast verdienen jonge boeren, tuinders en vissersmannen een eerlijke kans om een bedrijf te starten of het ouderlijke bedrijf voort te zetten. Voor de leden van de CDA-fractie staat een eerlijke economie, waarin de land- en tuinbouw en visserij een eerlijke prijs kunnen verdienen voor een eerlijk product, centraal. Vanuit de Europese en Nederlandse overheid worden de land- en tuinbouw en visserij geconfronteerd met hogere eisen vanuit dierenwelzijn en milieu en voor deze inspanning moeten de sectoren beloond worden.

Deelt de Staatssecretaris bovenstaande mening van de leden van de CDA-fractie? Zo nee, waarom niet? En wordt dit ook de inzet van haar inbreng? Zo nee, waarom niet?

In de brief van de Staatssecretaris van 29 augustus 2013 brengt de Staatssecretaris naar voren dat zij in de Informele Raad gaat voorstellen om de Europese Commissie te vragen om een langetermijnvisie te ontwikkelen over de continuïteit van het gezinsbedrijf in de landbouw. De leden van de CDA-fractie kunnen zich hierin vinden, maar vragen waarom de Nederlandse regering zelf geen langetermijnvisie ontwikkelt ten behoeve van gezinsbedrijven?

Verdienmodellen

De leden van de CDA-fractie hebben uit de media vernomen dat de Staatssecretaris in een toespraak bij het seminar «Proef de toekomst! De Nederlandse akkerbouw in 2030» heeft uitgesproken dat zij in overleg wil met de supermarktbranche om nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen. De leden van de CDA-fractie staan positief tegenover het enthousiasme dat de Staatssecretaris toont.

De leden van de CDA-fractie zouden graag zien dat de Staatssecretaris minimaal onderstaande punten als inzet kiest voor haar gesprek met de supermarkten.

  • 1) sluitende afspraken binnen de keten over duurzaamheid, dierenwelzijn en de prijs die daar tegenover staat;

  • 2) inzetten op een gedragscode voor supermarkten en deze onafhankelijk laten toetsen;

  • 3) dat primaire producten niet onder de kostprijs worden verkocht;

Is de Staatssecretaris bereid om bovenstaande drie punten als inzet mee te nemen?

Wanneer gaat de Staatssecretaris de Kamer inlichten over welke inzet ze verder kiest en de uitkomsten van de gesprekken?

De structuur van de landbouwsector kan in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening worden versterkt door het bevorderen van samenwerking tussen boeren middels coöperaties en producentenorganisaties. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar deze mogelijkheid? Uit de antwoorden op de schriftelijke vragen voor de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli blijkt dat de Staatssecretaris voornemens is om interbranche-organisaties te ondersteunen met Plattelandsontwikkelingsgelden, echter worden in het antwoord producentenorganisaties niet genoemd. Met POP3-middelen kan de oprichting en de samenwerking tussen landbouwers in producentenorganisaties worden ondersteund. Is de Staatssecretaris voornemens deze samenwerkingsvorm met POP3-middelen te ondersteunen? Indien de Staatssecretaris hiervoor geen middelen beschikbaar stelt, verzoeken de leden van de CDA-fractie om dit nader te verklaren want juist producentenorganisaties in de Gemeenschappelijke Marktordening hebben tot doel om in de verschillende landbouwsectoren betere verdienmodellen te realiseren.

In eerdere overleggen betreffende het nieuwe GLB heeft de Staatssecretaris altijd kenbaar gemaakt dat de implementatiekeuzes aan de Kamer worden voorgelegd in november 2013. Via de media hebben wij vernomen dat de peildatum voor de toeslagen wordt bepaald op basis van de gecombineerde opgave in 2014 of de totale waarde van de toeslagrechten die een ondernemer heeft op 15 mei 2014. De leden van de CDA-fractie vragen waarom deze informatie op dit moment naar buiten wordt gebracht, terwijl het nog niet 100% zeker is. En indien dit zeker is, vragen deze leden waarom dit niet officieel naar buiten wordt gebracht.

Daarnaast willen de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris feliciteren met het behaalde resultaat inzake de onderhandelingen over het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) in juli 2013, aangezien het voor Nederland beschikbare geldbedrag voor de komende periode behouden blijft. Met deze financiële middelen kan de innovatieve richting, die de Nederlandse visserijsector ingezet heeft, verder worden ondersteund.

In haar brief van 29 augustu 2013 stelt de Staatssecretaris de Europese Commissie te ondersteunen in het nemen van sancties tegen de Faeröer eilanden. Met betrekking tot deze problematiek zouden de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris willen vragen om duidelijker te maken wat hier gebeurt. IJsland en de Faeröer eilanden brengen namelijk de visserijrechten van Nederland en het welvaren van de Nederlandse visserijsector in gevaar door het unilateraal vaststellen van vangstquota voor haring en makreel. Deze leden vragen hoe het huidige pakket sancties er precies uit ziet en wat het palet aan mogelijke sancties is waarmee de EU kan trachten de Faeröerse en IJslandse visserijsector in het gareel te krijgen? Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie wat de hogere vangsten buiten de oude beheerafspraken voor gevolgen hebben op de makreel- en haringbestanden in de Noord-Atlantische Oceaan?

In verband met de huidige sancties zijn er onduidelijkheden voor de koopvaardijvloot. Dienaangaande vragen de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris om de Europese Commissie hierover om opheldering te vragen. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris om de Europese Commissie te vragen of zij kan bevestigen dat artikel 5, lid 2 van Uitvoeringsverordening 793/2013 slechts van toepassing is op schepen die «op dat moment de vis of visserijproducten vervoeren» en dus niet op schepen die die producten «hebben vervoerd»? Deze leden vragen de Staatssecretaris om hierover aanvullende informatie te verzoeken bij de Europese Commissie. Indien deze regeling geldt voor schepen die deze producten hebben vervoerd, verzoeken deze leden de Staatssecretaris om bij de Europese Commissie aan te dringen op aanvullende regelgeving met betrekking tot de duur van de sanctie en hoe moet worden omgegaan met de uitvoering van overeenkomsten die zijn gesloten voor 28 augustus 2013.

Betreffende het door de Russische federatie ingestelde importverbod op plantmaterialen uit de Europese Unie, vragen de leden van de CDA-fractie de Staatssecretaris om inzicht te geven in de huidige stand van zaken? Is er contact geweest met de Russische autoriteiten over dit probleem? Heeft u hierover gesproken met de Nederlandse betrokken sectoren, in het bijzonder de pootgoedsector? Zijn er vorderingen in de gesprekken tussen de Europese Commissie en de Russische autoriteiten?

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris aandacht te hebben voor de bestrijding van stuifschade in Texel bij de onderhandelingen over het 5de actieprogramma Nitraatrichtlijn. Draagt de Nederlandse delegatie bij de onderhandelingen uit dat er in Nederland behoeft bestaat voor een ontheffing voor bovengronds uitrijden in de Veenkoloniën en Texel ten behoeve van de bestrijding van stuifschade? De leden van de CDA-fractie verzoeken de Staatssecretaris om dit uit te dragen in de onderhandelingen over het 5de actieprogramma Nitraatrichtlijn.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

De Staatssecretaris heeft tijdens het plenaire Kamerdebat over het landbouwonderdeel van de EZ-begroting aangegeven dat de Europese Commissie voor de zomer van 2013 met een rapport zou komen over mededinging in relatie tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De leden van de SGP-fractie vragen of dit rapport al afgerond en openbaar gemaakt is.

Deze leden willen het belang van samenwerking tussen landbouwbedrijven en met ketenpartijen onderstrepen. Nu bedrijfstoeslagen verminderd worden, maar milieu en dierenwelzijnseisen aangescherpt worden, is het van groot belang dat familiebedrijven in staat gesteld worden hun verdienmodel aan te passen. Een betere machtspositie in de keten door meer samenwerking kan daar een bijdrage aan leveren. Is de Staatssecretaris bereid erop aan te dringen dat na het GLB-akkoord over onder meer ruimere mogelijkheden voor producentenorganisaties niet stilgezeten wordt, maar dat verder gezocht wordt naar mogelijkheden voor meer samenwerking tussen primaire producenten, bijvoorbeeld als het gaat over mogelijk mededinging beperkende afspraken op het gebied van dierenwelzijn en milieu?

Agrarische familiebedrijven hebben te maken met een mondiale markt. Zij hebben te maken met concurrentie vanuit landen zoals Brazilië. Een relevante factor hierbij is de wijze waarop in handelsakkoorden omgesprongen wordt met onderwerpen zoals dierenwelzijn en milieu. Als via dergelijke handelsakkoorden een ongelijk speelveld gecreëerd wordt, wordt het voor agrarische familiebedrijven lastiger om te investeren in dierenwelzijn en milieu. Is de Staatssecretaris bereid dit aandachtspunt tijdens de Informele Landbouwraad in te brengen?

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben de geannoteerde agenda voor de Informele Landbouw & Visserijraad gelezen. Zij willen graag nog enkele vragen stellen.

Informele Landbouwraad 9-10 september

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben er met veel belangstelling kennis van genomen dat de Informele Raad als thema heeft «de toekomst van het familiebedrijf in de landbouw in het kader van globalisering». Deze leden zijn het met het Litouwse voorzitterschap eens dat familiebedrijven bijdragen aan de sociale cohesie van het platteland, het landschap onderhouden en deel uitmaken van de culturele identiteit. Bovendien zien de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat gezinsbedrijven een belangrijke rol hebben in het creëren van korte voedselketens en lokale voedselsystemen. De Staatssecretaris gaat op dit laatste aspect echter niet in, zo valt de leden van de Partij voor de Dieren-factie op. Waarom niet? Kan de Staatssecretaris duidelijk maken welke rol zij precies toeschrijft aan gezinsbedrijven? Onderschrijft zij dat deze bedrijven een onmisbare schakel zijn in een duurzame landbouw, die regionaal georganiseerd is en korte ketens kent, waardoor de boer goed kan verdienen aan zijn producten en de consumenten vertrouwen kunnen hebben in de herkomst en de veiligheid van hun voedsel? Zo ja, op welke wijze wil de Staatssecretaris ervoor zorgen dat gezinsbedrijven in Nederland en in Europa de ruimte krijgen om zich te handhaven en verder te ontwikkelen? Onderschrijft de Staatssecretaris de analyse dat de duidelijk waarneembare trend van schaalvergroting in de landbouw een grote bedreiging is voor veel gezinsbedrijven, waardoor er steeds meer bedrijven failliet gaan of geen opvolging krijgen? Zo ja, deelt de Staatssecretaris dan ook de mening dat een rem op de schaalvergroting in de landbouw noodzakelijk is om de gezinsbedrijven, aan wie zij veel waarde zegt te hechten, te behouden in ons land en in de rest van de Europese Unie? Zal haar inzet voor de lange termijn visie op het gezinsbedrijf in Europa er dan ook op gericht zijn om ook de schaalvergroting in de landbouw tegen te gaan, bijvoorbeeld door zich hard te maken voor een Europees verbod op megastallen? Zo nee, waarom niet, en waar zal haar inzet dan wel op gericht zijn?

EU-maatregelen ten aanzien van de Faeröer

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EU optreedt tegen de aanhoudende verwoestende haring- en makreelvisserij van de Faeröer. De voorgestelde sancties zouden de Faeröer beletten om op EU-grondgebied de genoemde vissen binnen te brengen en zou hen verbieden voor deze visserij EU-havens te gebruiken. In dit kader benadrukt de Staatssecretaris dat de EU vastberadenheid moet tonen om duurzaamheid van afspraken te garanderen. Het lijkt de leden van de Partij voor de Dieren-fractie echter minstens zo belangrijk dat diezelfde afspraken ook van kracht zijn in de andere kuststaten. De leden van de Partij voor de Dieren-factie willen de Staatssecretaris vragen of ook IJsland, Noorwegen en de Russische Federatie maatregelen hebben genomen ten aanzien van de visserij van de Faeröer. Zo ja, zijn deze maatregelen voldoende om tezamen met de EU het gevaar van de visserij van de Faeröer tegen te gaan? Zo nee, wordt er vanuit de EU druk uitgeoefend op deze andere kuststaten? Wat kan de Staatssecretaris zeggen over het verloop van dat proces?

Hoewel de leden van de Partij voor de Dieren-fractie de sancties tegen de Faeröer betreffende de overbevissing van haring en makreel steunen, vinden deze leden het bijzonder wrang om te moeten constateren dat er op andere onacceptabele gedragingen van de Faeröer kennelijk nog steeds geen sancties staan. Het is de Staatssecretaris welbekend dat er op de Faeröereilanden onder het mom van volksvermaak jaarlijks massale dolfijnenslachtingen plaatsvinden. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het onbegrijpelijk dat deze gruwelijke slachtingen nog altijd bestaan onder het oog van een Europese lidstaat. Waarom treedt de EU wel op tegen de Faeröer als het gaat om haring en makreel, en niet als het gaat om dolfijnen? Het kan toch niet zo zijn dat alleen de beschadiging van de eigen commerciële belangen een reden is om op te treden tegen een land als de Faeröer, en dat barbaars volksvermaak, waarvan weerloze zeezoogdieren het slachtoffer worden, onbesproken blijft? Is de Staatssecretaris het met de leden van de Partij voor de Dieren-fractie eens dat de EU zich maximaal zou moeten inspannen om de dolfijnenslachtingen te stoppen? Zo ja, kan de Staatssecretaris uiteenzetten wat tot nu toe de stappen hiertoe zijn geweest en wat het resultaat daarvan was? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris bereid om zich in te zetten voor maximale druk op Denemarken, zowel vanuit Nederland als vanuit de EU, om de slachtingen op de Faeröer eilanden te stoppen? Welke stappen wil zij hiertoe ondernemen? De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen bovendien van de Staatssecretaris weten of zij, zoals de Kamer al eerder aan de Nederlandse regering heeft gevraagd, bereid is om zich ervoor in te zetten om de beschermingsafspraken van de Internationale Walvisvaart Commissie uit te breiden naar de kleine walvisachtigen, zodat ook de dolfijnen die nu nog jaarlijks op de Faeröer en in Japan worden geslacht voortaan in internationaal verband beschermd kunnen worden. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten wat de voortgang is op dit punt?

II Antwoord van de Staatssecretaris

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Informele Raad

De leden van de VVD-fractie vragen wat de aanleiding is geweest voor het voorzitterschap om het thema «familiebedrijf» te agenderen voor de Informele Landbouwraad en hierover een discussiedocument op te stellen. Tevens vragen zij naar de visie van Nederland op de toekomst van het gezinsbedrijf in relatie tot het discussiedocument wat het voorzitterschap heeft opgesteld. Ook vragen de leden op welke wijze ik gebruik ga maken van de voorzieningen voor het GLB met betrekking tot het gezinsbedrijf en welke acties ik ga ondernemen op nationaal niveau zodat gezinsbedrijven in Nederland weer de ruimte krijgen om te ondernemen.

Het voorzitterschap heeft het thema gekozen met het oog op het gegeven dat de Verenigde Naties 2014 heeft uitgeroepen als het jaar van het gezinsbedrijf. Hiermee wil de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) de aandacht vestigen op de rol van gezinslandbouw bij de wereldwijde voedselvoorziening, de bestrijding van honger en armoede en het verbeteren van de middelen van bestaan, waarbij tegelijkertijd het milieu en de biodiversiteit beschermd worden.

Inmiddels is de Europese Commissie een online publieke consultatie gestart over de rol van gezinslandbouw, gericht op de belangrijkste uitdagingen en prioriteiten voor de toekomst. De resultaten zullen input vormen voor de conferentie die de Europese Commissie hierover gepland heeft voor 29 november, met het doel bij te dragen aan de publieke bewustwording en meningsvorming op Europees niveau.

Ik acht deze discussie van belang omdat het erom gaat een beeld te vormen over de belangrijkste uitdagingen en prioriteiten waar het moderne (gezins)bedrijf voor staat of komt te staan. Vanuit dit perspectief constateer ik dat het nieuwe GLB diverse bestaande en nieuwe instrumenten bevat om het marktgericht en duurzaam ondernemerschap verder te stimuleren, zoals ik in de geannoteerde agenda heb toegelicht.

Voor de discussie in de Raad wil ik vanuit een Nederlands perspectief de overdracht van landbouwbedrijven aan volgende generaties als aandachtspunt inbrengen.

Het moderne (gezins)bedrijf zal naar mijn overtuiging ook in de toekomst en met een enorme variëteit aan verschijningsvormen een belangrijke drager blijven in de Europese landbouw. De diversiteit in vormen binnen en tussen lidstaten van het moderne (gezins)bedrijf rechtvaardigen naar mijn mening de Europese Commissie te verzoeken vanuit een Europees perspectief een visie te ontwikkelen op continuïteit van het moderne (gezins)bedrijf in de landbouw, waarin ook aandacht wordt gegeven aan de vraag wat Europees en wat nationaal kan worden gedaan.

EU-maatregelen tegen Faeröer

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Faeröer zich eenzijdig hebben teruggetrokken uit de afspraken over de verdeling van de totale toegestane vangst van het Atlantisch-Scandinavisch haringbestand en wat de gevolgen zijn voor Europa en Nederland.

Tijdens het overleg tussen de kuststaten (Europese Unie, Faeröer, IJsland, Noorwegen en de Russische Federatie) dat plaatsvond van oktober 2012 tot januari 2013 om te spreken over de regelingen aangaande het beheer van het Atlantisch-Scandinavisch haringbestand voor 2013, heeft de delegatie van de Faeröer de voortzetting van de huidige regeling van de vangstverdeling bij herhaling afgewezen. Uiteindelijk hebben slechts vier kuststaten regelingen voor 2013 gesloten, teneinde, voor zover mogelijk, het gecoördineerde beheer van het bestand door de kuststaten voort te zetten. Tijdens het overleg hebben de delegaties van de kuststaten expliciet uitdrukking gegeven aan hun bezorgdheid over het feit dat de Faeröer zich zonder voorafgaande kennisgeving uit de overeenkomst van de kuststaten hadden teruggetrokken. In de loop van het overleg tussen de kuststaten hebben de afgevaardigden van de Faeröer niet om een bepaald aandeel verzocht, geen schriftelijk of mondeling voorstel voor een nieuwe verdelingsregeling gedaan, geen contact gezocht met de vier andere partijen en geen enkele inspanning gedaan om deel te nemen aan de bespreking van een regeling voor 2013.

Als de door de vier kuststaten en de Faeröer vastgestelde vangsthoeveelheden worden bereikt, dan zou dat een overbevissing ten opzichte van de door International Council for the Exploration of the Sea (ICES) aanbevolen totale vangsthoeveelheid inhouden. Volgens de beoordeling van ICES zou een dergelijke vangst begin 2014 leiden tot een biomassa van het paaibestand ver onder het niveau waarvan wordt aangenomen dat het de maximale duurzame opbrengst kan produceren, waardoor het gevaar op een ineenstorting van het bestand zou toenemen.

Voorts vragen de leden of ik van mening ben dat de genomen maatregelen tegen de Faeröer voldoende zijn om negatieve gevolgen tegen te gaan en welke andere instrumenten de Europese Commissie nog in handen heeft om tegen de Faeröer op te treden. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe hoog ik de kans acht of de Faeröer zich weer zal committeren aan de afspraken en onder welke condities zij weer kunnen toetreden.

Of de pas ingestelde maatregelen het beoogde effect zullen sorteren moet blijken. Ik doe geen uitspraak over de kans dat de Faeröer zich weer aan de gezamenlijke afspraken tussen de kuststaten zullen committeren en de eventuele voorwaarden waaronder. Als de maatregelen geen of onvoldoende effect sorteren en de Faeröer niet-duurzame visserij blijven toelaten, kunnen nadere maatregelen worden vastgesteld. Hierbij moet met name worden gedacht aan een kwantitatieve beperking van de invoer in de Europese Unie van alle visproducten, waaronder naast verse visproducten ook verwerkte producten zoals vismeel en -olie.

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie weten op basis van welke gronden de Faeröer een arbitrageprocedure tegen de EU zijn gestart.

De Faeröer zijn een arbitrageprocedure tegen de EU gestart omdat de EU naar de mening van de Faeröer niet alle mogelijkheden voor geschillenbeslechting heeft uitgeput waarin met name het VN Zeerechtverdrag voorziet.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Meerjarig Financieel Kader

De leden van de fractie van de PvdA vragen naar de stand van zaken van het Meerjarig Financieel Kader, naar aanleiding van berichten dat het Europees Parlement mogelijk zou willen heronderhandelen.

Ik verwijs voor de laatste stand van zaken naar het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli 2013 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 725) waarin staat beschreven met welke procedure en inzet het voorzitterschap wil komen tot een slotakkoord. Op dit moment is mij nog niet bekend of en wanneer het voorzitterschap met de Europese Commissie en het Europees Parlement verder gaat overleggen over eventuele resterende punten.

Quota pelagische visserij

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de richtsnoeren van de Europese Commissie voor het verhogen van de quota voor de pelagische visserij.

Overeenkomstig het op 30 mei 2013 bereikte akkoord tussen Raad, Europese Commissie en Europees Parlement zal bij de implementatie van de aanlandplicht ook de gevolgen voor de vangstquota nader moeten worden bezien. Dit geldt voor alle bestanden, niet alleen voor de pelagische. Deze bepaling staat los van het toezicht op handhaving van de highgrading en andere verboden activiteiten. De Europese Commissaris heeft nog geen mededeling gedaan over de relaties met de quota. De Europese Commissie zal rekening moeten houden met de wens van de Raad dat bij de ophoging van de quota de relatieve stabiliteit behouden blijft. De aanlandplicht voor de pelagische visserij gaat in op 1 januari 2015. Zodra hierover meer bekend wordt zal ik uw Kamer hiervan op de hoogte stellen.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie of de Nederlandse pilot voor de aanlandplicht in de pelagische industrie steun krijgt van andere landen en of andere landen voornemens zijn hetzelfde te doen.

Over de Nederlandse pilot zal overleg plaatsvinden met andere lidstaten. Het onderzoek wordt op dit moment verder uitgewerkt. Eveneens zal hierover overleg met de Europese Commissie plaatsvinden.

Voedselverspilling

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie naar de methodiek om (terugbrenging van) voedselverspilling te meten.

De ontwikkeling van een dergelijke methodiek is in volle gang. Op 21 mei 2013 (Kamerstuk 31 532, nr. 115) heb ik U de eerste monitor Voedselverspilling in Nederland aangeboden. Deze monitor geeft een tussenstand van de mate van voedselverspilling in Nederland over de periode 2009–2015. Zoals aangegeven in mijn brief van 11 juli 2013 (Kamerstuk 31 532, nr. 118) wordt deze Monitor de komende jaren doorontwikkeld in samenwerking met het bedrijfsleven. De Alliantie Verduurzaming Voedsel zet zich ervoor in dat ketenpartners inzicht geven in de mate van verspilling. In laatstgenoemde brief zijn ook de overige inspanningen rondom het verminderen van de voedselverspilling vermeld.

Etikettering

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie naar de resultaten van een onderzoek naar herkomstetikettering, aangekondigd door Commissaris Borg en mijn standpunt in deze.

In het kader van de in december 2011 vastgestelde EU-verordening voor voedselinformatie voor consumenten (EG 1169/2011) is besloten tot de invoering van verplichte herkomstetikettering van vers vlees. De wijze waarop een dergelijke etikettering vorm zal krijgen moet nog worden vastgesteld.

Er lopen nog diverse studies naar de haalbaarheid van een verplichte herkomstetikettering voor verschillende ingrediënten, waaronder vlees en zuivel. De eerste uitkomsten van deze studies worden dit najaar verwacht. Zodra deze bekend zijn zal ik u nader informeren.

Visserijakkoord Gabon

De leden van de fractie van de PvdA vragen of EU-vaartuigen in Gabon hebben gevist zonder dat het protocol officieel in werking is getreden. Ook vragen zij op de hoogte te worden gehouden van het debat rond Gabon in de Raad.

EU-vaartuigen kunnen sinds 24 juli gebruik maken van de voorlopige inwerkingtreding van het protocol. Het is gebruikelijk dat de Raad niet alleen een besluit neemt over een protocol, maar eveneens een separaat besluit neemt over de ondertekening en de voorlopige inwerkingstelling daarvan. Op deze manier kan de visserijsector op voorlopige basis gebruik maken van een protocol, in afwachting van instemming van het Europees Parlement.

Ingeval van het protocol met Gabon heeft een aantal lidstaten bezwaren geuit tegen de nieuwe procedure die de Europese Commissie voorstelde voor eventuele aanpassingen van het protocol. Deze bezwaren waren nadrukkelijk niet gericht tegen het protocol als zodanig. Hierover zal naar verwachten in september in de Raad verder worden gesproken. Ik zal u informeren over de uitkomsten.

De leden van de PvdA-fractie vragen eveneens hoe overbevissing van de skipjack tonijn kan worden voorkomen, wie toezicht houdt op de visserij in Gabon en welke vangstmethode vaartuigen gebruiken.

Het wetenschappelijk comité van International Commission for the Conservation of Atlantic Tunas (ICCAT) bespreekt begin oktober de stand van zaken met betrekking tot de skipjack. Ik zal u hierover nader informeren.

Het toezicht op de visserij in de wateren van Gabon is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van Gabon zelf. Lidstaten spelen wel een rol in bijvoorbeeld het doorgeven van de zgn. Vessel Monitoring System posities van de vaartuigen.

Tot slot willen de leden van de PvdA-fractie weten welk effect het protocol heeft op lokale vissersgemeenschappen.

Een voorwaarde voor de visserijakkoorden is dat de vangsten van EU-vaartuigen niet ten koste mogen gaan van de visserijmogelijkheden voor de lokale bevolking en de lokale werkgelegenheid. Voorts mag de lokale voedselzekerheid niet in gevaar komen door de partnerschapovereenkomsten. EU vaartuigen mogen in het kader van de visserijakkoorden alleen vissen op bestanden waarvan een surplus bestaat.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Informele Landbouwraad

De CDA-fractie geeft aan vernomen te hebben dat ik tijdens het seminar «Proef de toekomst! De Nederlandse akkerbouw in 2030» heb aangegeven om in overleg te gaan met de supermarktketen om nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen. De leden van de CDA-fractie zouden graag zien dat daarin de onderstaande punten als inzet worden gekozen: 1) sluitende afspraken binnen de keten over duurzaamheid, dierenwelzijn en de prijs die daar tegenover staat; 2) inzetten op een gedragscode voor supermarkten en deze onafhankelijk laten toetsen; 3) dat primaire producten niet onder de kostprijs worden verkocht.

De leden vragen verder of ik bereid ben om bovenstaande drie punten als inzet mee te nemen en de Kamer ingelicht kan worden over de inzet en uitkomsten van de gesprekken.

Ik verwijs hiervoor naar mijn brief Duurzame Voedselproductie van 11 juli (Kamerstuk 31 532 nr. 118). Hierin heb ik, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, u geïnformeerd over deze problematiek.

De leden van de CDA-fractie steunen het verzoek om een lange termijn visie over de continuïteit van gezinsbedrijven, maar vragen zich af waarom Nederland dat niet zelf doet.

Ik verwijs hier naar het antwoord op vragen van de VVD-fractie.

De leden van de CDA fractie zien eerder een oplossing in het versterken van de organisatiestructuur van de primaire sector, onder meer via de verruimde mogelijkheden in het GLB voor samenwerking tussen boeren middels coöperaties en producentenorganisaties en vragen naar mijn visie daarop.

Ik verwijs hiervoor naar de brief van de Minister van Economische Zaken en mij van 1 mei jl. over de toekomst van de Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) (Kamerstuk 32 615, nr. 8) en naar het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 24-15 juni jl. (Kamerstuk 21 501-31, 721).

Voorts vragen de leden van de CDA of ik voornemens ben om ook samenwerking in producentenorganisaties te ondersteunen vanuit het POP-3. Deze leden lezen namelijk in de antwoorden op de schriftelijke vragen voor de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli jl. dat ondersteuning alleen zou gaan gelden voor interbrancheorganisaties.

Zoals eerder aangegeven zal ik u in november nader berichten over de keuzes ten aanzien van de implementatie van het nieuwe GLB, waaronder POP3.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de CDA-fractie geven aan dat via de sectorale krant naar buiten is gebracht dat de peildatum voor de nieuwe toeslagen wordt bepaald op basis van de gecombineerde opgave in 2014 of op basis van de totale waarde van de toeslagrechten die een ondernemer heeft op 15 mei 2014. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom deze informatie op dit moment naar buiten wordt gebracht, terwijl het nog niet 100% zeker is. En indien dit zeker is waarom dit niet officieel naar buiten wordt gebracht.

Lidstaten hebben de keus tussen de door de fractie van het CDA genoemde mogelijkheden. Deze twee mogelijkheden zijn beide opgenomen in het besluit van de Raad afgelopen juni over het nieuwe GLB. Welke van toepassing zal worden voor Nederland zal onderdeel uitmaken van de komende implementatiekeuzes.

EU-maatregelen tegen Faeröer

Voorts vragen de leden zich af hoe het huidige pakket sancties er precies uit ziet en wat het palet aan mogelijke sancties is waarmee de Europese Unie kan trachten de Faeröerse en IJslandse visserijsector in het gareel te krijgen. Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie zich af wat de hogere vangsten buiten de oude beheerafspraken voor gevolgen hebben op de makreel- en haringbestanden in de Noord-Atlantische oceaan. Ook verzoeken de leden mij om navraag te doen bij de Europese Commissie over de reikwijdte van artikel 5 lid 2 van Uitvoeringsverordening 793/2013, en indien nodig aan te dringen op aanvullende regelgeving.

Doel van de huidige maatregelen ten aanzien van de Faeröer is het waarborgen van de instandhouding op lange termijn van het Atlantisch-Scandinavisch haringbestand en te voorkomen dat de Faeröer voordeel halen uit de markten, havens en faciliteiten van de Europese Unie om hun niet-duurzame visserij op dit haringbestand voort te zetten. De maatregelen betreffen – als eerste stap – een verbod: i) om op het grondgebied van de Europese Unie Atlantisch-Scandinavische haring of makreel binnen te brengen, of visserijproducten die onder de controle van de Faeröer gevangen en Atlantisch-Scandinavische haring of makreel bevatten, daaruit bestaan of daarmee zijn vervaardigd; ii) op het gebruik van havens van de Unie door vaartuigen die de vlag van de Faeröer voeren en op Atlantisch-Scandinavische haring of makreel vissen, en door vaartuigen die vis of visserijproducten vervoeren die afkomstig zijn van Atlantisch-Scandinavische haring of makreel die is gevangen door vaartuigen die de vlag van de Faeröer voeren of door vaartuigen die een vergunning van dat land hebben en de vlag van een ander land voeren.

Nader overleg vindt plaats met de Europese Commissie en lidstaten over de reikwijdte van artikel 5 lid 2 van uitvoeringsverordening Nr. 793/2013 en de praktische uitwerking daarvan. Ik zal u ter zake nader informeren.

Wat de vragen over het palet aan mogelijke maatregelen en de gevolgen van hogere vangsten betreft, verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen van de VVD-fractie.

Importverbod Rusland op plantmateriaal uit Europa

De leden van de CDA-fractie vragen mij om inzicht te geven in de huidige stand van zake met betrekking tot het importverbod door de Russische Federatie op plantmateriaal uit de Europese Unie.

Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de Kamervragen van de leden Lodders, De Liefde en Ten Broeke van 19 augustus jl. (Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 2991) en mijn brief van 11 juli jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 724).

Verder vragen de leden van de CDA-fractie of er contact is geweest met de Russische autoriteiten om dit probleem te bespreken. En vragen zij of er vorderingen in de gesprekken tussen de Europese Commissie en de Russische autoriteiten zijn.

In mijn gesprek met de Eurocommissaris Borg is aangegeven dat er spoedig vervolgoverleg zal plaatsvinden tussen de Europese Commissie en de Russische autoriteiten. Daarnaast zal op 12 september a.s. in een (technische) raadswerkgroep met de Europese lidstaten worden gesproken over de mogelijke oplossingsrichtingen voor het opheffen van het Russische importverbod.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of gesproken is met de Nederlandse betrokken sectoren en in het bijzonder de aardappelsector.

Met de sector vindt intensief overleg plaats.

5e Actieprogramma nitraatrichtlijn en stuifschade Texel en Veenkoloniën

De leden van de CDA fractie verzoeken verder om in de onderhandelingen met de Europese Commissie over het vijfde actieprogramma nitraatrichtlijn te pleiten voor een ontheffing voor bovengronds uitrijden van mest in de Veenkoloniën en Texel ten behoeve van de bestrijding van stuifschade.

Op korte termijn ontvangt de Kamer een brief met de concrete inzet van de regering bij de onderhandelingen met de Europese Commissie over het vijfde actieprogramma met daarin ook een voorstel voor de aanpak van de stuifbestrijding in de Veenkoloniën en op Texel.

Vragen van de leden van de SGP-fractie

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

De leden van de fractie van de SGP vragen of het rapport van de Europese Commissie over mededinging in relatie tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid al is afgerond en openbaar gemaakt.

Ik zal informatie inwinnen bij de Europese Commissie en de Kamer daarover informeren.

Tevens vragen de leden of ik bereid ben erop aan te dringen dat, ook met de ruimere mogelijkheden in het nieuwe GLB voor producentenorganisaties, verdere mogelijkheden voor meer samenwerking te willen blijven verkennen, bijvoorbeeld als het gaat over mogelijk mededinging beperkende afspraken op het gebied van dierenwelzijn en milieu.

Het nieuwe markt- en prijsbeleid van het GLB (iGMO) dat vanaf 2014 in werking treedt zal in alle sectoren ruimte bieden voor samenwerking tussen primaire producenten en tussen verschillende schakels in de keten.

Waar het gaat om afspraken met het oog op duurzaamheid die mogelijk mededingingsbeperkend zijn, is op grond van de aangenomen motie Dijkgraaf en Geurts (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 99)1 een concept beleidsregel opgesteld (Kamerstuk 31 532, nr. 118). De beleidsregel staat tot 9 september open voor consultatie. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) voert daarna een uitvoerbaarheid- en handhaafbaarheidtoets (UHT) uit. Dit najaar zal de definitieve beleidsregel kunnen worden vastgesteld en na vaststelling zal de Tweede Kamer hierover worden geïnformeerd.

Informele Landbouwraad

De leden van de fractie van de SGP meent dat voorkomen moet worden dat handelsakkoorden leiden tot een ongelijk speelveld, waardoor het voor gezinsbedrijven lastiger wordt te investeren in dierenwelzijn en milieu. De leden van de fractie vragen of ik bereid dit in te brengen in de Informele Raad.

Voor het antwoord verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie. Ik deel de mening dat bij handelsakkoorden een gelijk speelveld een belangrijk aandachtspunt is opdat deze aansluiten bij de koers naar een marktgerichte en duurzame Europese landbouw.

Vragen van de leden van de Partij van de Dieren-fractie

Informele Landbouwraad

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen mij de rol van familiebedrijven verder te verduidelijken. De leden van de fractie vragen naar voldoende ontwikkelingsruimte voor een regionaal georganiseerde duurzame landbouw met korte ketens en tevens een rem op verdere schaalvergroting, zo nodig door Europees te pleiten voor een verbod op megastallen.

Voor het antwoord verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de VVD-fractie. In aanvulling daarop wil ik aangeven dat er verschillende initiatieven zijn op het gebied van lokaal en regionaal geproduceerd voedsel. Voor het overige wil ik verwijzen naar het Kabinetsstandpunt inzake omvang intensieve veehouderij en schaalgrootte (Kamerstuk 28 973, nr. 134).

EU-maatregelen tegen Faeröer

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen naar sancties van de overige kuststaten jegens de Faeröer. Verder vragen de leden naar mijn standpunt omtrent de jacht op doflijnen in de Faeröer.

Voor zover mij nu bekend, hebben in elk geval ook IJsland en Noorwegen beperkende maatregelen ten aanzien van de Faeröer getroffen om de instandhouding op lange termijn van het Atlantisch-Scandinavisch haringbestand te waarborgen. Voor mijn standpunt ten aanzien van de slachtingen van grienden verwijs ik naar mijn brief van 4 maart 2013 (Kamerstuk 33 400 XIII, nr. 136). Ik blijf mij inzetten in de daarvoor beschikbare internationale fora, waaronder ASCOBANS en IWC. Mijn inzet binnen de IWC zal ik u verder in de voorbereiding van de aankomende IWC jaarvergadering doen toekomen.

III Volledige agenda

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 29 augustus 2013 – Geannoteerde agenda Informele Landbouwraad 9-10 september 2013 (Zaaknummer 2013Z16225)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 16 juli 2013 – Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 15 juli 2013 (Kamerstuk 21 501-32 nr. 725)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 11 juli 2013 – Beantwoording vragen commissie over de Landbouw- en Visserijraad van 15 juli 2013 – (Kamerstuk 21 501-32 nr. 726)

Brief regering – Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – 11 juli 2013 – Russisch invoerverbod ingesteld op aardappelen en plantmateriaal uit de EU (Kamerstuk 21 501-32 nr. 724)


X Noot
1

De motie verzoekt de regering om beleidsregels vast te stellen voor de Autoriteit Consument en Markt (ACM) met daarin aanwijzingen voor het bieden van ruimte voor afspraken in de agronutriketen over publieke belangen als dierenwelzijn en milieu

Naar boven