Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Kuiken aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de declaraties van de korpsleiding van de politie.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. In het afgelopen weekend is er wederom, en terecht, ophef ontstaan over de vergoedingen en de declaraties van de politietop; bovenop een goed basissalaris, extra euro's voor representatiekosten, in sommige gevallen woonvergoedingen, forse piketvergoedingen en daarbovenop nog eens stevige declaraties voor diners, smokings en allerlei andere zaken. Dit alles staat niet in verhouding tot het salaris en de toelagen van agenten op straat en is in deze financieel krappe tijden zeker niet uit te leggen. Het is niet eerlijk, niet sociaal en dus onacceptabel voor ons. Bovendien zijn de bestaande regels ondoorzichtig en te ruimhartig. De verschillen tussen de korpsen zijn te groot. Wij zijn daarom boos en geïrriteerd, net zoals de agenten en burgers die hierover lezen in de kranten en geïnformeerd worden door de media en ons daarover dan weer mailen. Ook de minister heeft haar afkeuring laten blijken.

De PvdA maakt zich op alle fronten sterk om tot een rechtvaardig beloningsbeleid te komen en om excessen te bestrijden. Dat geldt voor de zorg, het onderwijs en de woningcorporaties. Ook de politie hoort daar zeker bij. Het is dan ook teleurstellend dat de korpsbeheerders en de korpschefs in de verdedigingsbankjes klimmen of zelfs boos worden, in plaats van kritisch naar zichzelf te kijken en het goede voorbeeld te geven. Het lijkt ons niet meer dan logisch dat een piketregeling voor iedereen gelijk is. Declaraties bovenop een vaste onkostenvergoeding zijn niet de bedoeling.

Daarom heb ik voor de minister de volgende vragen. Wat is er gebeurd met het eigen voornemen van de korpsbeheerders om vergoedingen van de korpsen te stroomlijnen? Wat zijn de huidige afspraken en regels? Is er inderdaad sprake van onterechte vergoedingen of declaraties? Wie bepaalt en wie controleert nu eigenlijk deze vergoedingen en declaraties? En als er sprake is van onrecht, wat zijn dan de consequenties? Wordt er op zijn minst terugbetaald? Welke acties gaat de minister ondernemen om ervoor te zorgen dat er redelijke, eerlijke en min of meer gelijke vergoedingen komen? Mijn laatste vraag: wanneer kunnen wij het resultaat van deze afspraken verwachten, waarvan wij hopen dat de minister ze gaat maken met de korpsen?

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Ik heb dezelfde gevoelens als mevrouw Kuiken, namelijk irritatie en boosheid over het feit dat er bovenop toch niet slechte salarissen – laat ik het zo maar noemen – allerhande vergoedingen en toelagen et cetera worden toegekend. Ik denk dat het goed is om een onderscheid te maken tussen declaraties aan de ene en toelagen aan de andere kant.

Mevrouw Kuiken heeft een vraag gesteld over declaraties. Ik ben van mening – en ik zal de korpsbeheerders daarop ook wijzen – dat als er bedragen zijn toegekend die buiten de regelingen vallen, die moeten worden terugbetaald. Misschien zijn de toelagen nog een belangrijker onderwerp. Ik constateer dat er een te ruime mogelijkheid is om toelagen toe te kennen. Ook vind ik die regelingen te divers. Dat is de reden dat ik al een aantal maanden geleden een voorstel heb gemaakt, dat ik heb doen toekomen aan de korpsbeheerders. Daarin staat hoe ik vind dat de beloningsstructuur voor de top van de politie er zou moeten uitzien. Ik zal de voorstellen in januari met het Korpsbeheerdersberaad, dat de voorstellen nu in beraad heeft, bespreken. De kern van deze voorstellen is dat de top van de politie in feite op dezelfde manier gaat worden beloond als gebruikelijk is in de rijksdienst, zowel als het gaat over het maximumsalaris als wanneer het gaat over de mogelijkheid van toelagen en incidentele beloningen. Ik ga ervan uit dat ik er met de korpsbeheerders op een goede manier zal uitkomen. Als dat voorstel wordt aangenomen, betekent dat in feite dat er in de eerste plaats eenduidigheid is voor de hele politietop in Nederland en voor alle korpsen, en in de tweede plaats dat een aantal zaken dat nu wel gebeurt, dan niet meer mogelijk is.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dank voor de reactie van de minister en voor het ongenoegen dat zij met ons deelt over het gegeven dat dit soort zaken eigenlijk niet kan. In januari treedt zij in overleg met de korpsbeheerders. Kunnen wij in diezelfde maand het resultaat van dat overleg verwachten? Gaat zij zelf onderzoek doen naar de declaraties? Wat is er fout gegaan en wat gebeurt er vervolgens? Zitten de piketvergoedingen in het pakket dat de minister in januari bespreekt?

Minister Ter Horst:

Dat overleg vindt plaats in januari. Ik denk dat het goed mogelijk is dat de Kamer ervan kennis kan nemen als dat overleg tot een goed resultaat leidt. Wat mij betreft kan dat dus.

Mevrouw Kuiken vroeg of ik zelf controle ga doen. Net als bij de Rijksoverheid worden er ook accountantsverklaringen gegeven over uitgaven die binnen korpsen worden gedaan. Daarom heb ik een onderscheid gemaakt tussen declaraties die rechtmatig zijn en binnen de regels zijn gedaan enerzijds, en declaraties die daarbuiten zijn gedaan anderzijds. Daarop zal moeten worden gecontroleerd. Het is in de eerste instantie aan de korpsbeheerders om daarop te controleren, maar ik zal hen daar zeker toe aanzetten. Als er uitkeringen zijn gedaan die niet binnen de regels vallen, dan moeten die worden gecorrigeerd.

Of de piketvergoedingen in de voorstellen zitten, weet ik niet zeker. Dat antwoord moet ik mevrouw Kuiken schuldig blijven. Ik kan mij voorstellen dat dit het geval is, maar er moet zeker worden gekeken naar wat de regelingen zijn voor de rest van het politiepersoneel en deze moeten daarmee in overeenstemming zijn.

De heer Van Raak (SP):

Dit is veel te mager. Voor politieagenten is er tekort aan alles en bij de top van de politie wordt er flink gegraaid. Nu zegt de minister: ik ga praten en hoop dat wij eruit komen, maar ik weet niet eens of wij wel over alles gaan praten. Zo kunnen wij de problemen niet oplossen. Ik heb twee vragen. Ten eerste moet de minister niet praten maar regels stellen. Zij moet zeggen: het is afgelopen, wij gaan het zo doen. Mijn voorstel is om de regels voor de korpschef over piketdiensten, vergoedingen en toeslagen hetzelfde te maken als de regels voor gewone agenten. Dat is heel logisch. Dat vinden agenten logisch en dat moeten de korpschefs ook logisch vinden. Gaat de minister dat gewoon voorschrijven? Er moeten dus geen bijzondere regels zijn voor korpschefs maar gewoon dezelfde regels als voor gewone agenten. Ten tweede, zijn hier regels overtreden? Is hier gesjoemeld? Hebben korpschefs of korpsbeheerders de regels overtreden? Als een gewone agent de regels overtreedt, dan krijgt hij een berisping en wordt hij ontslagen. Worden korpschefs, als zij de regels hebben overtreden, ook ontslagen?

Minister Ter Horst:

Het gaat hier om het mogelijkerwijs overtreden van regels, want voordat iemand veroordeeld is, is hij alleen nog maar verdacht. Het lijkt mij dus verstandig om daar zorgvuldig mee om te gaan. Of er sprake is van het overtreden van regels, wordt nagegaan. Als dat zo is, dan zullen daar passende maatregelen tegen worden getroffen. Dan zal er in de eerste plaats sprake zijn van terugbetaling en zijn er misschien nog meer maatregelen te nemen afhankelijk van de regel die zou zijn overtreden.

Verder vroeg de heer Van Raak of ik voor de leiding van de politie dezelfde piketregeling wil treffen als voor agenten. Ik moet bezien wat er nu in de voorstellen zit, zo gaf ik net al aan in reactie op de vraag van mevrouw Kuiken. Ik vind het redelijk om te bezien of de piketregeling voor de korpsleiding vergelijkbaar is met de rest van de agenten. Waar dat precies op uitkomt, zal de heer Van Raak nog even moeten afwachten, al begrijp ik zijn ongeduld.

Wat de term "overleg" betreft. Ik vind dat je eerst netjes met elkaar moet overleggen. Pas als blijkt dat er geen overeenstemming is, moet het machtswoord worden gesproken maar niet op voorhand. Ik heb al eerder, naar aanleiding van de lijst van toelages, die wij hier een keer aan de orde hebben gehad, gezegd dat ik die veel te divers vond en dat wij naar uniformiteit moesten. Dat heb ik besproken in het dagelijks bestuur van het korpsbeheerdersberaad. Dat was het op dat moment met mij eens. Nu gaat het om de invulling daarvan.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voor Trots op Nederland zijn bezuinigingen op de politie ontoelaatbaar, behalve één, namelijk op de vergoedingen van de korpschefs. Mijn vraag is heel kort: wanneer is dat geregeld? Niet: wanneer gaat u om de tafel, maar: wanneer is het geregeld? Wanneer zijn de terugbetalingen geregeld en wanneer is geregeld dat dit niet meer voorkomt?

Minister Ter Horst:

Ik zei al dat ik daarover in januari overleg zal hebben met het Korpsbeheerdersberaad. Dat betekent dat er in de loop van die maand een nieuw systeem op tafel ligt, waarbij sprake is van uniformiteit voor de betaling van de top van de politie. De diversiteit die we nu hebben, zijn we dan kwijt. Diversiteit is op zichzelf niet zo erg, maar zij leidt in dit geval tot onoverzichtelijkheid. Als het voorstel er ligt, kan mevrouw Verdonk haar opvatting daarover geven. Ik gaf al de richting aan: ik vind dat de top van de politie op eenzelfde wijze moet worden betaald als de top van de rijksoverheid.

De heer Brinkman (PVV):

De minister noemt de salarissen van topchefs bij de politie "niet slecht". Dat is het understatement van de dag. Meer dan € 200.000 is niet bijzonder voor een groot aantal korpschefs. Ik heb twee vragen. Mensen die iets hebben gedeclareerd wat volgens de regels niet mag, krijgen van de minister de kans om het te veel geïnde geld terug te betalen. Als een normale politieman het zou doen, krijgt hij gewoon ontslag. Er wordt door bondsleden al gesproken over fraude. Heeft de minister de Rijksrecherche ingeschakeld om een onderzoek te doen naar deze mogelijke fraudegevallen?

Er is een groot aantal toelages, zoals de toelage voor werving en behoud en de prestatietoelage, die gewone politiemensen niet krijgen. Zo'n toelage is alleen voor chefs. Toevallig hebben die hem ook zelf bedacht. Ik vind dit een onverkwikkelijke zaak en ik wil van de minister klip-en-klaar weten, voordat ze überhaupt met die mensen gaat praten, dat die beloningen en toelages volgend jaar worden weggehaald.

Minister Ter Horst:

De heer Brinkman spreekt over de sancties die zouden moeten worden getroffen als sprake is van onterechte declaraties. Ik vind dat je onderscheid moet maken tussen moedwil en onverstand. Dat is een heel belangrijk onderscheid. Als er echt sprake zou zijn van fraude, wat ik op dit moment in het geheel niet kan beoordelen – de heer Brinkman reageert ook op suggesties in die richting – spreekt vanzelf dat daar de gepaste straf op staat. De heer Brinkman spreekt ook over de hoogte van salarissen. Nogmaals, als mijn voorstel wordt overgenomen en wordt uitgevoerd, zal 130% van het ministerssalaris het absolute maximum zijn.

De voorzitter:

De heer Brinkman vroeg zich af of u de Rijksrecherche hebt ingeschakeld.

Minister Ter Horst:

Nee, ik heb op dit moment niet de Rijksrecherche ingeschakeld, omdat ik van mening ben dat eerst bekeken moet worden of er sprake is van laakbaar gedrag. Ik maak daarbij onderscheid tussen moedwil en onverstand. Als er sprake zou zijn van moedwil of fraude, is er reden om het te doen, maar we moeten qua proportionaliteit niet beginnen met het allerzwaarste middel, namelijk het inschakelen van de Rijksrecherche.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik vind het een gotspe. Het is een gotspe dat we maanden debatteren over bezuinigingen op de politie, die voornamelijk terechtkomen bij de politieagenten op straat en bij de politiebureaus in de wijken, en dat we nu horen wat de declaraties en de salarissen zijn van een aantal korpschefs. Niet van allemaal overigens. Ik vind het een gotspe en ik vind het godgeklaagd. Ik hoop dat de minister via de korpsbeheerders aan de korpschefs duidelijk maakt dat dit getuigt van een gebrek aan moreel kompas.

Ik heb twee vragen aan de minister. Mijn eerste vraag is in hoeverre het ministerie van BZK op de hoogte was van deze toelages en salarissen. Ik heb uit de berichtgeving begrepen dat bijvoorbeeld het salaris van de interim-hoofdcommissaris in Twente door het ministerie is geaccordeerd. Kan de minister er nader op ingaan in hoeverre dat ook geldt voor andere toelages? Mijn tweede vraag is of de minister de Kamer een brief kan sturen met een overzicht van alle soorten toelages en salarissen. Die informatie wordt nu via de media gebracht en het lijkt mij beter als wij als Kamer goed worden geïnformeerd.

Minister Ter Horst:

Mevrouw Azough vraagt of ik duidelijk wil maken dat deze gang van zaken niet op mijn instemming kan rekenen; ik formuleer het maar even zo. Dat zal ik zeker doen. Ik ben het helemaal met haar eens dat er, waar door iedereen wordt aangedrongen op matigheid bij salarissen, ook binnen de politie sprake moet zijn van matigheid. Dat is niet het beeld dat oprijst uit het overzicht dat wij nu hebben gekregen.

Mevrouw Azough vraagt ook of ik op de hoogte bent van alle toelagen die worden verstrekt. Dat ben ik niet, omdat de verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de korpsbeheerder. Dat is ook de reden dat ik heb gezegd, toen ik kennisnam van de grote diversiteit en ook in een richting die mij niet aanspreekt, dat ik wil dat er voor de top van de Nederlandse politie een uniforme regeling komt.

Van de externe inhuur ben ik wel op de hoogte, omdat die veel meer te maken heeft met de directe salarissen. Er is geen sprake van toelagen. Wij hebben in overleg met het korps dat het betrof, erop aangedrongen dat het inhuurtarief dat gehanteerd zou worden, teruggebracht zou worden tot het tarief dat bij BZK geldt. Dat is ook gebeurd. Daarnaast is ook geregeld dat de inhuur waarvan sprake was omdat er een acute noodsituatie bij het korps was, zo kort mogelijk zou duren. Die is ook na drie maanden omgezet in een tijdelijke regeling. Op het moment dat deze persoon definitief in dienst komt, zal sprake zijn van een normale aanstelling zoals voor de andere korpschefs ook geldt. Het is dus een bijzondere situatie die zich daar voordeed. Wij hadden daar kennis van en ik ben ook van mening dat het binnen de regels die wij daarvoor hebben, acceptabel is.

De voorzitter:

Mevrouw Azough vroeg naar het overzicht van alle regelingen.

Minister Ter Horst:

Ik weet niet of zij bedoelt het overzicht van alle regelingen of de facto de toelagen die zijn verstrekt op naam en toenaam. Zij bedoelt het laatste, begrijp ik. Op grond van het WOB-verzoek beschikt RTL4 daarover. Ik moet even kijken of wij daarover beschikken. Ik weet dat niet. Ik ga dat na en dan zal ik die informatie ook doen toekomen.

Mevrouw Griffith (VVD):

De VVD-fractie vindt dat het systeem van de toelagen, de cumulatie van de toelagen en de declaraties het gezag van de politie aantast. Zij vindt dat dit echt raakt aan de integriteit van de politie. Wij hebben een brief van 23 juni van de minister waarin zij heeft aangegeven dat er negen functionarissen zijn die boven een bepaalde grens verdienen. Ik heb de minister gevraagd om een brief waarin duidelijk wordt aangegeven hoe nauw die toelagen zijn opgebouwd. Ik wacht nog steeds op het antwoord. Ik heb die brief nog steeds niet gekregen. De minister weet dus precies welke korpschefs en welke plaatsvervangend korpschefs welk bedrag verdienen. Mijn vraag aan haar is dan ook of zij nu verontwaardigd is over de declaraties of dat zij verontwaardigd is over de toelagen. Wat de toelagen betreft krijgt zij namelijk ieder jaar bij de begrotingen van alle korpsen een overzicht tot in details van wat de korpschefs verdienen. Zij heeft dus de informatie en zij kan dus niet verbaasd zijn over de toelagen. Zij kan hooguit verbaasd zijn over de declaraties.

Al jaren, eigenlijk altijd in december, komen de kranten en de televisie met publicaties over de declaraties. Sinds 2004. Kan de minister heel helder aangeven wanneer het systeem van de toelagen zodanig zal zijn dat wij niet meer met dit soort taferelen geconfronteerd worden?

Minister Ter Horst:

Dat van de brief moet ik nagaan. Als ik een brief heb toegezegd en de Kamer heeft die niet gekregen, dan daarvoor excuses. Dan zal ik ervoor zorgen dat de Kamer die zo snel mogelijk krijgt. Het staat mij op dit moment niet bij, maar dat kan aan mij liggen.

Dat van de declaraties onttrekt zich geheel aan mijn waarneming.

Wat de toelagen betreft kan ik natuurlijk wel uitspitten wat er in de begroting van elk korps staat, als daarin al specifiek is geformuleerd of het over de korpschef gaat of dat het een totaalbedrag voor de korpsleiding is. In de brief gaat het over een aantal korpsen waarvan de korpschef boven de norm zat. Daar gaat het natuurlijk om, dat is wat wij niet willen. Wij willen dat korpschefs gewoon maximaal verdienen wat er bij het Rijk wordt verdiend. Dat is, nogmaals, een heel redelijk salaris.

Ik denk dat mevrouw Griffith duidt op het systeem van toelagen dat wij bij het Rijk hebben, in 2004?

Mevrouw Griffith (VVD):

Nee.

De voorzitter:

Wat bedoelt u wel?

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik zei: sinds 2004. De voorganger van deze minister is er op aangesproken en er is toegezegd om te komen tot die harmonisatie.

Minister Ter Horst:

Bij de politie?

Mevrouw Griffith (VVD):

Ja.

Minister Ter Horst:

In ieder geval moet ik dan constateren dat als dit in 2004 is gebeurd, en misschien is er toen wel geharmoniseerd, dit in ieder geval niet heeft geleid tot een vorm van harmonisatie waarmee wij nu allemaal gelukkig zijn. Ik weet niet of het zo is. Ik dacht dat mevrouw Griffith doelde op de afspraken die wij bij het Rijk hebben gemaakt. Die hebben er in ieder geval toe geleid dat er naast het salaris, de aanstellingsmogelijkheden en de bijzondere beloningen geen bijzondere regelingen zijn. Dat is ook waar ik met de politie naartoe wil: geen bijzondere regelingen voor de politie ten opzichte van het Rijk.

Mevrouw Griffith (VVD):

De vraag is nog niet beantwoord per wanneer, op welke termijn, dit soort toelagen niet meer van toepassing zal zijn.

De voorzitter:

Die vraag is ook al eerder gesteld door mevrouw Verdonk.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik heb geen concrete datum gehoord.

De voorzitter:

Eind januari is het overleg.

Minister Ter Horst:

Ik heb in januari overleg met de korpsbeheerders daarover. Ik ga ervan uit dat wat ik hen heb voorgelegd ook hun instemming heeft. Het ligt allemaal vast in regelingen, maar wij zullen zo snel mogelijk de Kamer daarvan op de hoogte stellen en ervoor zorgen dat de regelingen worden gewijzigd.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft heel veel waardering voor onze blauwe mannen en vrouwen op straat, maar dit gedrag van de top is toch wel zorgelijk en buitenproportioneel. Wij hebben dit al eerder met elkaar besproken. Ik heb de notulen van het debat van 1 juli er even op nageslagen. Daarin zegt de minister: ik ben ook op dit punt niet amused. Wat is er sinds 1 juli gebeurd? Dit onderwerp speelde al eerder, ook bij haar voorgangers. Wat kan de minister daadwerkelijk? Het zijn toch die 26 korpsbeheerders die in overleg treden met de 26 korpschefs. De schaal staat vast, maar alles daarboven is onderhandelbaar. Kan de minister aangeven wat zij nu daadwerkelijk kan? Moeten wij niet zo langzamerhand naar een nationale politie? Dan kan zij toch die aanwijzing geven.

Ik hoor geluiden dat sommige korpschefs bovenop hun salaris ongeveer € 80.000 aan declaraties krijgen. Klopt dat? Zo niet, dan willen wij dat ook weten. Zo ja, dan willen wij dat graag terugzien op het lijstje waar mevrouw Azough om vroeg.

Minister Ter Horst:

Dat lijstje heb ik u al toegezegd. Dan kunt u controleren of datgene wat u vraagt juist is of niet.

Ik zal u vertellen wat er vanaf juli is gebeurd. Meteen nadat wij dat besproken hadden, heb ik gezegd dat ik vind dat wij tot een uniforme regeling moeten komen, niet alleen voor werving en aanstelling, maar ook voor salariëring en ontslag. Ik heb de korpsbeheerders voorgesteld – zij zijn daarmee akkoord gegaan – om al die dingen, werving, aanstelling, salariëring, beloning en ontslag, onder te brengen bij de Algemene Bestuursdienst. Ik had twee redenen om dat te doen. Wij hebben daar deskundigheid opgebouwd die ook van groot belang kan zijn voor de politie op het gebied van werving en selectie. De andere kant daarvan was dat ik wilde dat het salarisgebouw dat wij kennen bij de rijksoverheid en het systeem van toelagen dat wij daar kennen, dat volgens mij redelijk is, van toepassing werden verklaard op de politietop. Dat hebben wij uitgewerkt voor de politie. Je kunt dat grotendeels van het Rijk overnemen. Wel zijn er een paar specifieke situaties waarin de politie echt afwijkt van rijksambtenaren. Dat zal ik in de loop van januari met de korpsbeheerders bespreken en ook aan de Kamer melden.

De heer Pechtold (D66):

Het is natuurlijk uiterst pijnlijk dat de week nadat wij hier de begroting van Binnenlandse Zaken hebben vastgesteld dit aan het licht komt. Het kabinet wil bezuinigen op de politie en dan moet je verdedigen dat er in de top wel dingen mis zijn. Ik vind dat de minister terecht onderscheid maakt tussen de declaraties en de toelagen. Graag krijg ik een bevestiging dat er gewoon wordt ingegrepen, als er iets mis is met die declaraties.

Het verschil in toelagen is mij nog een beetje onduidelijk. Was echt niet op het ministerie bekend dat er zoveel diversiteit in die toelagen zat? Was de minister of haar ministerie van geen enkel individueel geval op de hoogte? En waarom is er niet ingegrepen?

Als de minister per januari de zaken wil veranderen, lukt dat haar dan ook wel? Is het arbeidsrechtelijk wel mogelijk om een eenmaal toegekende toelage weer stop te zetten? Of moeten wij wachten totdat een functie door een nieuw iemand wordt vervuld?

Minister Ter Horst:

Ik begrijp het betoog van de heer Pechtold heel goed. Hij zegt dat na de bespreking over de bezuinigingen, die toch niet mals zijn, wij nu gaan verdedigen dat er toelages worden verstrekt. Dat doen wij niet; ik verdedig dat niet. Maar het is wel pijnlijk dat dit punt nu aan de orde is, absoluut.

Was het ministerie op de hoogte van die toelages? Van sommige van die toelages of regelingen hebt u zelfs in de krant kennis kunnen nemen, toen de regeling met de korpschef in een van de grotere steden in Nederland, zal ik maar zeggen, aan de orde was. Maar u kunt zich voorstellen dat in ons systeem de minister van Binnenlandse Zaken niet verantwoordelijk is voor de directe regelingen tussen de korpsbeheerder en de korpschef. Ik denk dat dit niet langer te verdedigen is, niet omdat wij naar een nationale politie toe willen maar omdat het systeem zichzelf opdrijft. Een korpschef die hoort dat een andere korpschef die regeling heeft, zegt tegen zijn korpsbeheerder: Pietje heeft het ook; dus ik wil het ook. Daar moeten wij vanaf. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat het simpel en eenvormig wordt.

Is het arbeidsrechtelijk mogelijk? Uiteraard hebben wij rekening te houden met het arbeidsrecht. Het hangt er een beetje van af hoe het is vastgelegd, maar u kunt er in ieder geval van uitgaan dat wij, als ik vind dat het anders moet – ik denk dat het daarop neerkomt – alle middelen zullen inzetten om dat snel te realiseren en om dat bijvoorbeeld niet alleen voor nieuwe personeelsleden te laten ingaan.

De heer Heerts (PvdA):

Ik denk dat wel duidelijk is dat collega Kuiken dit terecht op de agenda heeft gezet. Wij steunen u in het overleg dat u in januari zult hebben met de korpsbeheerders. Daar mogen zij best een beetje met knikkende knieën en trillende benen naartoe, maar wilt u daarbij expliciet meenemen dat er geen uitzonderingen meer zijn op het punt van de piketregeling voor beschikbaarheid en bereikbaarheid, ook in de brede zin van de Algemene Bestuursdienst? Ook bij mensen die zo veel salaris verdienen bij de politie, wordt de vergoeding voor beschikbaarheid en bereikbaarheid gewoon geacht een deel van de beloning te zijn. Dat geldt voor anderen in de ABD en ook voor de politiemensen.

Minister Ter Horst:

Ik zeg de heer Heerts toe dat ik dit punt zeker zal meenemen.

Naar boven