Vragen van het lid Karabulut aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over jongeren zonder leerwerkplek.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Belofte maakt schuld. Ik hoor het de staatssecretaris nog zo zeggen in april van dit jaar: elke jongere die een baan, opleiding, stageplaats of combinatie daarvan zoekt, zou er een krijgen. Hij hoefde alleen maar naar de gemeente te gaan en te vragen wat er voor hem in de mand zat. Die garantie blijkt een fopspeen, want de mand van de staatssecretaris blijkt steeds leger en leger te zijn. Dat geldt in ieder geval voor leerlingen die een mbo-opleiding volgen en die op zoek zijn naar een leerwerkplaats om een goede timmerman, tegelzetter of schilder te worden. Een van de jongens, Björn, toekomstig timmerman, is weggestuurd van zijn leerwerkplek en noemt dit in de Volkskrant van 16 november een flinke nederlaag. Voorzitter, ik vind het gewoon een flinke blamage. In tegenstelling tot de beloftes van de staatssecretaris groeit de werkloosheid onder jong, maar ook onder oud. Daar hebben wij het zojuist over gehad. Er zitten intussen meer dan 100.000 jongeren thuis zonder werk, zonder opleiding en zonder stageplaats. Degenen die nu nog wel een opleiding volgen, zijn er niet zeker van dat ze die kunnen afmaken, omdat er geen leerwerkplekken zijn. Als er niet snel iets verandert, moet de Stichting Haagbouw, die leerwerkplekken aanbiedt, leerlingen naar huis sturen. Er komen honderden jongeren in de knel. Scholen zeggen ook dat het zo niet langer gaat, omdat zij geen stageplaatsen en leerwerkplaatsen kunnen vinden. Vaklui, die de staatssecretaris zegt straks o zo hard nodig te hebben, komen dus thuis te zitten.

De sociale partners zeggen dat de convenanten die de staatssecretaris heeft afgesloten niet werken. René Paas, voorzitter van de club van sociale diensten, zegt zelfs dat de hel is geplaveid met convenanten. Ik weet dat de staatssecretaris een sociaal gezicht heeft, vooral bij haar PvdA-achterban, en ik denk dat ze het ook wel kan. Ik vraag haar om niet alleen een sociaal gezicht te hebben, maar vooral ook sociaal te doen en concreet te worden. Hoeveel leerwerkplekken, hoeveel banen en hoeveel stageplaatsen gaat de staatssecretaris regelen en hoe gaat zij dat per sector aanpakken?

Staatssecretaris Klijnsma:

Voorzitter. Mevrouw Karabulut heeft gelijk als ze zegt dat wij in deze Kamer in april en ook daarna regelmatig hebben gesproken over het bestrijden van de jeugdwerkloosheid. De Kamer heeft een actieplan geaccordeerd op basis waarvan we flink aan de slag zijn gegaan. Er worden inderdaad arrangementen afgesloten, ook in de bouw, wat betekent dat er veel werkplekken voorradig zijn. Mevrouw Karabulut heeft echter ook een punt als ze zegt dat het in de bouw wel erg ingewikkeld is, want de bouw is bij uitstek een sector die door de crisis wordt geplaagd. We moeten dus bekijken hoe we met jonge mensen omgaan in de bouw. Ik heb zelf veel van deze jonge mensen ontmoet, die eigenlijk graag de leerwerkplek in de bouw willen behouden, maar best zien dat zij hun stageplek niet kunnen behouden als hun werkgever failliet gaat of even geen opdrachten heeft. Dat vinden die jonge mensen op zichzelf logisch. Tegelijkertijd willen we hen wel behouden, omdat we weten dat op termijn de bouw weer zal aantrekken en we al die expertise nodig zullen.

Het is nu dus de kunst om te zorgen dat jonge mensen gebruik kunnen blijven maken van plekken die er nog wel zijn. Ze zijn er wel degelijk, ook in aan de bouw gerelateerde sectoren zoals de wegenbouw. Binnen de bouwsector wordt enorm veel geïnvesteerd, namelijk 64 mln. vanuit de O&O-fondsen, om de jonge mensen overeind te houden en stimulatieplaatsen aan te bieden. Er zijn natuurlijk ook tal van andere oplossingen te verzinnen. Je kunt leerwerkplekken bijvoorbeeld ook door twee mensen laten opvullen, of van een bbl-leerwerkplek een bol-plek maken. Ik heb begrepen dat staatssecretaris Van Bijsterveldt daarover volgende week met de Kamer spreekt. Onderwijs en arbeidsmarkt dienen samen op te trekken. Scholen, bedrijven en kenniscentra zijn enorm creatief in het vinden van oplossingen. Ik heb het artikel in de Volkskrant natuurlijk ook gelezen. Ik weet dat de gemeente Den Haag heel erg haar best doet om bij de uitgifte van bouwopdrachten de voorwaarde door te voeren dat jongeren in opleiding dienen te worden ingeschakeld bij de uitvoering van de opdracht. Zo moeten nog veel meer gemeenten aan de slag om dat verder op te zetten. Daar zijn we druk mee doende.

Kortom, mijnheer Paas kan zeggen dat de weg naar de hel geplaveid is met convenanten, zoals mevrouw Karabulut zojuist meldde, maar ik wil mevrouw Karabulut melden dat je natuurlijk wel een onderlegger nodig hebt, die op papier staat. Papier is echter inderdaad geduldig. Het is heel erg belangrijk dat de sociale partners, de overheid en het onderwijs in nauwe samenspraak deze jonge mensen de plekken geven waarop zij recht hebben.

Mevrouw Karabulut (SP):

Met alle respect voor de staatssecretaris wil ik toch zeggen dat dit het verhaal is dat wij iedere maand – deze maand hebben wij het er geloof ik al drie keer over gehad – te horen krijgen van haar. Het is een grammofoonplaat die ze steeds weer afdraait. Ze verwijst naar de convenanten en de intenties, maar elke keer als ik haar vraag om heel concreet te zeggen hoeveel stages, leerwerkplaatsen en banen zij voor de jongeren gaat regelen, geeft zij niet thuis. De scholen en de Stichting Haagbouw die deze leerwerkplekken organiseerde, zeggen dat zij in december honderden jongeren naar huis moeten sturen als de staatssecretaris niet snel afspraken maakt. Dan kloppen die jongeren aan bij het UWV.

Ik wil de staatssecretaris een concrete vraag voorleggen, want zij komt niet uit de aantallen. De 100.000 jongeren die nu op zoek zijn naar een baan laat zij blijkbaar stikken. Is de staatssecretaris dan in ieder geval bereid om de landelijke overheid en de gemeenten zo ver te krijgen dat zij afspraken maken om alleen die bedrijven die stageplekken en leerwerkplekken bieden aan jongeren, opdrachten te gunnen, bijvoorbeeld voor het onderhoud van publieke gebouwen zoals scholen en wijkcentra? Dat is niet alleen goed voor de jongeren, dat is ook goed voor de buurten en wijken. Dit is iets heel concreets waarop ik graag een concreet antwoord zou willen krijgen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Eén ding staat voorop: wij laten jongeren niet stikken. Dat werp ik verre van me. In alle sectoren is men druk doende om er als de drommel vaart achter te zetten. Dat arrangement in de bouw heeft 1000 plekken opgeleverd. Dat zijn extra plekken dus dat is ook voor deze jongeren hartstikke plezierig. Wij laten hen absoluut niet stikken.

Als mevrouw Karabulut van mij vraagt om van alle medeoverheden te vergen dat men op deze manier aan het werk gaat, moet ik haar natuurlijk terugzeggen dat het aan de medeoverheden zelf is. Er zijn prachtige voorbeelden te verzinnen. Ja, zo is het. Die medeoverheden nemen wij bloedserieus, want dat zijn net zo goed bestuurders als wij. Zij zijn zeer wel in staat om ook in hun eigen gemeente te bekijken wat nodig is.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is inderdaad waar dat wij hier bijna elke week staan. Dat is niet voor niets want de problemen zijn groot. Met sociale peptalk alleen lossen wij de problemen natuurlijk niet op. Ik heb drie vragen aan de staatssecretaris.

Er is een sociaal akkoord afgesloten waarin 10.000 stageplekken worden gegarandeerd. Hoe loopt het daarmee?

Niet alleen de medeoverheden, maar ook de rijksoverheid heeft projecten waaruit arbeid voortkomt. Is de staatssecretaris bereid om te regelen dat jongeren daar een plek krijgen?

Heeft de staatssecretaris al met de gemeenten overlegd over wat er in Den Haag in ieder geval wel gebeurt? Met Den Haag heeft de staatssecretaris natuurlijk warme contacten, maar er zijn meer gemeenten. Is de staatssecretaris bereid dit per ommegaande met de gemeenten op te nemen? Wil zij duidelijk maken dat ze hier werk van moeten maken? Straks hebben wij te maken met een verloren generatie en dat zal de staatssecretaris toch niet voor haar rekening willen nemen en ik denk dat de Kamer dat ook niet wil. Ze moet actie ondernemen. Nu!

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat treft want daar ben ik natuurlijk enorm mee bezig. Ik ben in conclaaf met de VNG om dat zogenaamde social returnmodel verder te promoten waarin je een bedrijf slechts een aanbesteding gunt als er jonge mensen op de bouwplaats zijn aan te treffen. Mevrouw Van Gent weet ook dat het kabinet zeer binnenkort met een brief komt over de manier waarop wij dat voor de rijksoverheid zouden willen invullen. In het sociaal akkoord uit maart hebben wij afgesproken dat er plekken voor jongeren gerealiseerd zouden worden. Dat zijn niet onmiddellijk leerwerkplekken waarover wij het nu hebben. De plekken uit het akkoord zijn bedoeld om jongeren die langer dan drie maanden thuiszitten een plek te kunnen garanderen. Nu zijn werkgevers en werknemers doende om hun cao's af te sluiten. Je ziet dat in die cao's deze afspraken steeds meer gestand worden gedaan. Wat dat betreft zijn de sociale partners dus ook hartstikke op de goede weg.

Dat neemt echter niet weg – ik hecht eraan om dat nog eens te onderstrepen – dat wij nog steeds in een recessie zitten waarbij jonge mensen als eerste aan de beurt zijn. Het is dus enorm ingewikkeld om voor al die jongeren goede plekken te vinden. Waar ik kan, zal ik er alles aan doen om het voor elkaar te krijgen, in nauwe samenspraak met alle mensen die de schouders eronder zetten.

De heer Biskop (CDA):

De staatssecretaris noemde net zelf de overstap van bbl naar bol. Wij hebben bij de crisismaatregelen juist ook extra middelen beschikbaar gesteld om die overstap gemakkelijker te maken.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja.

De heer Biskop (CDA):

Mijn vraag aan de staatssecretaris is tweeledig. In de eerste plaats, wordt er ook echt gebruik van gemaakt en, zo ja, in hoeverre dan? In de tweede plaats, zijn de jongeren over wie wij spreken, die werkloos dreigen te raken vanwege het ontbreken van die leerwerkplekken, niet bij uitstek degenen die gestimuleerd zouden moeten worden om naar die boltrajecten te gaan? Welke bijdrage kan de staatssecretaris daaraan leveren?

Staatssecretaris Klijnsma:

Mijn collega, staatssecretaris Van Bijsterveldt, heeft dit natuurlijk onder haar hoede. Wij werken wel enorm nauw samen. Ik weet dat al behoorlijk wat jongeren inderdaad van bbl naar bol zijn overgestapt. Ik weet ook dat veel jongeren in een vervolgopleiding zijn gestapt. Staatssecretaris Van Bijsterveldt is voornemens om begin december inzicht te bieden in de resultaten van het School Ex Programma. Zij zal de resultaten ervan aan de Kamer overleggen. Daar zal dit soort zaken ook in worden geïllustreerd.

De voorzitter:

En nu maar hopen dat de mensen weten wat "bbl" en "bol" is.

Staatssecretaris Klijnsma:

Bbl is de beroepsbegeleidende leerweg. Dat houdt in dat je vier dagen bij een baas zit en één dag op school. Bol is net andersom. Je zit vier dagen op school en één dag bij een baas.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dat is om het allemaal makkelijker te maken.

Volgens mij hebben wij ongeveer 250 mln. uitgetrokken om stageplaatsen voor die kinderen te creëren of te krijgen. Ik ben heel nieuwsgierig welk deel van dat geld inmiddels naar de vergadercircuits is gegaan en welk deel daadwerkelijk naar die stageplaatsen en die jongeren.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb de Kamer beloofd dat ik van tijd tot tijd inzicht bied in niet alleen wat er met deze middelen gebeurt, maar ook wat er in de rest van Nederland gebeurt om dit soort zaken te stimuleren. Ik ben zeer voornemens om de Kamer nog deze maand daar een rapportage over te sturen. Daar staat dit soort dingen ook in.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Meeuwis wil interrumperen, maar u was eerst, mijnheer Ulenbelt.

De heer Ulenbelt (SP):

Voorzitter, geeft u eerst het woord maar aan de heer Meeuwis.

De voorzitter:

U stond er al een tijdje. Staat u als een soort gastheer mensen op te vangen?

De heer Ulenbelt (SP):

Zoiets.

(hilariteit)

De voorzitter:

Oké. Iedereen heeft zo zijn rol. De heer Meeuwis dan.

De heer Meeuwis (VVD):

Ik ken mijn plaats.

Even in vervolg op de vraag van mevrouw Koşer Kaya. Er wordt 250 mln. geïnvesteerd om jongeren aan de bak te houden via onderwijs of werk. Er moet worden bezien in hoeverre er ook geld beschikbaar gesteld moet worden voor de ondernemingen – die in crisis zitten; dat is de aanleiding van dit hele probleem – om die te helpen, die stageplaatsen daadwerkelijk mogelijk te maken. Ik wil graag de visie van de staatssecretaris daarop horen. Verder is de VVD nooit zo'n groot voorstander geweest van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. Kan het zo zijn dat hierbij sprake is van een verdringingseffect, dat inhoudt dat wij met zijn allen op de stagemarkt duiken en dat de maatschappelijke stage uit het voortgezet onderwijs de kernstage verdringt?

Staatssecretaris Klijnsma:

Om bij dat laatste punt te beginnen: maatschappelijke stages zijn toch heel andersoortige stages dan de leerwerkplekken die gevonden moeten worden voor jongeren, vaak voor jongens in de bouw. Bij leerwerkplekken krijgen de jongeren een salaris en zijn zij echt in dienst van de desbetreffende werkgever. Dat is echt een heel andere manier van werken. Wat betreft de eerste vraag van de heer Meeuwis, ondersteunen wij bij uitstek werkgevers, zeker in de sectoren waarin het nu moeilijk is, om toch jongeren aan boord te halen en te houden. Bij uitstek komen ook vanuit die sectoren zelf middelen beschikbaar. Die worden gematcht met de eerder genoemde middelen die beschikbaar zijn gesteld om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Het is dus een soort nauwe samenwerking tussen werkgevers, werknemers en ons.

De voorzitter:

En de maatschappelijke stage?

Staatssecretaris Klijnsma:

Op dat punt ben ik ingegaan. Er is volgens mij geen sprake van een verdringingseffect.

De heer Spekman (PvdA):

Concreter is beter, vind ik. Ik zie een heel concreet stuk staan in de krant met concrete problemen in concrete steden op concrete plekken. Wij hebben afspraken gemaakt over de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Gemeenten hebben daarin een centrale rol. De staatssecretaris is zelf rond geweest in een bus om alles te bekijken. Ik zie graag dat de staatssecretaris, als zij hoort van een knelpunt dat ergens opduikt of erover leest in de krant of in andere media, persoonlijk met haar mensen erop af gaat en constateert of zij samen, in dit geval met de wethouder in Den Haag, dit knelpunt zo concreet mogelijk kan verhelpen, in dit geval voor de Stichting Haagbouw. Ik zie graag dat de staatssecretaris, als die knelpunten er waar dan ook in het land zijn, zo gaat werken en dat zij de Kamer eens in de paar maanden rapporteert over de oplossingen en over de uitwerking ervan voor de veel bredere problematiek. In dit geval stel ik de staatssecretaris voor: ga alstublieft spreken met wethouder Kool van Den Haag en zorg ervoor dat u samen met hem voor deze stichting dit probleem oplost zodat deze jongeren aan het werk gaan.

Staatssecretaris Klijnsma:

Zo is het. Ik heb volgende week al een afspraak met de heer Kool. In mijn rondgang door het land heb ik natuurlijk heel mooie voorbeelden gezien van hoe werkgevers jonge mensen onder heel moeilijke omstandigheden bij zich houden, maar ik heb bijvoorbeeld in Nijmegen ook gezien dat daar een soortgelijk probleem speelt als hier in Den Haag. De directeur van die onderneming is vorige week bij minister Donner en mij langs geweest om in nauwe samenspraak te bekijken wat wij kunnen doen. Het is dan echter ook zaak dat met name de werknemersorganisaties nog eens goed nadenken over de salariëring van zestien- en zeventienjarigen. Dat is immers een knelpunt en daarover wil ik graag doorpraten met de vakbonden. Daarmee ben ik ook bezig.

De heer Ulenbelt (SP):

De staatssecretaris zei: wij laten de jongeren niet stikken. Dat klinkt mooi, maar zij laat Björn wel stikken. Zij zei namelijk: hij is nu in opleiding voor timmerman en moet maar gaan kijken in de wegenbouw. Dat was Björn juist niet van plan. De staatssecretaris zegt: ik ga daar niet over. Zij heeft grote woorden over het bestrijden van de jeugdwerkloosheid, maar de staatssecretaris gaat er niet over, de gemeenten moeten het doen. Mag ik u een suggestie doen? Bij het eerstvolgende onderhoudsproject op uw ministerie zorgt u ervoor dat dit wordt gedaan door een aannemer die leerlingen heeft. Kan dan minstens die afspraak met u worden gemaakt?

Staatssecretaris Klijnsma:

Hierop moet ik heel formeel antwoorden dat ik daarover niet ga, maar materieel wil ik erover wel kwijt dat ik dit een uitstekend idee vind en dat ik mij daarvoor zal inzetten.

In het geval van Björn – laten wij hem maar als voorbeeld nemen, want zijn voorbeeld staat ook in de krant – wil ik echter graag het volgende zeggen. Als er in de ene sector absoluut geen werk is en in de andere sector wel, kunnen wij natuurlijk niet jonge mensen blijven opleiden voor die ene sector waarin geen droog brood te verdienen is, terwijl wij voor die andere sector niemand kunnen vinden. Ik merk nu ook dat heel veel jonge mensen, voordat zij aan hun opleiding beginnen, heel goed nadenken of er aan het eind van de rit wel een baan in de sector te vinden is. Björn is al begonnen in de bouw en wil erg graag in die bouw doorgaan. Ik vind dat de jongens en die paar meisjes die werkzaam zijn in de bouw en al in zo'n bbl-traject, zo'n leerwerktraject, zitten, zo veel mogelijk het eindstadium moeten halen. Als de economie straks aantrekt, trekt de bouwsector natuurlijk ook aan. In het geval van Björn en de andere jonge mensen die al in zo'n traject zitten, moeten wij alle lumineuze ideeën uitvoeren die ik net al over het voetlicht bracht, zodat zij gewoon de eindstreep kunnen halen en hun bbl-opleiding in de bouwsector kunnen afronden. Al die jonge mensen die nu beginnen, moeten echter heel goed nadenken over de sector waarin zij aan de slag willen. Er zijn bijvoorbeeld heel veel jongeren die staan te popelen om als sportleraar aan de slag te gaan, maar zo veel sportleraren hebben wij in Nederland niet nodig. Het is goed om aan de voorkant heel goed te bedenken wat je wilt worden en waar brood te verdienen valt.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van deze vragen.

Naar boven