Noot 1 (zie blz. 1063)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken op vragen gesteld in de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Economische Zaken voor het jaar 2009 (31 700-XIII) en van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2009 (31 700-D)

Kredietcrisis /BBMKB

In de eerste plaats ben ik benieuwd of de Minister van Economische Zaken regelmatig contact heeft met collega Bos van Financiën over de toegang van bedrijven tot kapitaal. Zijn er afspraken gemaakt over hoe de Staat zal gaan optreden als de nu al moeizamer verlopende kredietverstrekking straks wellicht nog lastiger gaat? Zijn er plannen om te voorkomen dat straks bedrijven in de reële economie kapot gaan? Met welke scenario’s houdt de Minister rekening? (SP)

Het Ministerie van Financiën (Fin) is primair verantwoordelijk voor een goed functionerende financiële sector, het Ministerie van Economische Zaken (EZ) voor goede voorwaarden voor het bedrijfsleven en voor een solide economische structuur. De taakverdeling tussen EZ en Fin gaat uit van complementariteit: een solide financiële sector is essentieel voor een solide economische structuur en vice versa. Het contact tussen FIN en EZ is, zoals te doen gebruikelijk, goed. Wat betreft kredietverlening probeert het kabinet zoveel mogelijk te voorkomen dat de kredietcrisis financierbaarheid van bedrijven negatief beïnvloedt. Dit doen we onder andere door de BBMKB regeling te verruimen. Wat betreft de doorwerking van de kredietcrisis op de reële economie is het moeilijk te voorspellen hoe de toekomst er precies uit ziet. In december komt het Planbureau met nieuwe ramingen voor de economische groei. Het kabinet houdt rekening met alle mogelijke scenario’s. Middels een werkgroep houdt het kabinet vinger aan de pols bij bedrijfsleven.

Nu er sterker op riskante financieringen zal worden gelet, kunnen toezichthouders er tevens op letten dat financiële instellingen wel ver genoeg gaan in het verstrekken van kredieten voor investeringswaardige projecten? Het financiële systeem moet ten dienste staan van mensen en bedrijven. Hoe denkt de Minister hierover? (SP)

Het opleggen van een verplichting aan banken, waarop de financiële toezichthouders zouden moeten toezien, om krediet te verstrekken voor alle investeringswaardige projecten is geen goed idee. Het verstrekken van krediet is «core business» voor banken. Of een project investeringswaardig is, hangt af van de risico’s, die de bank bereid is te lopen en de rente die zij daarvoor vraagt. Daarbij gaat het met name om het kredietrisico: dat is het risico dat het krediet niet wordt terugbetaald. Als een project, gezien die risico’s, volgens de bank «investeringswaardig» is, zal zij het krediet verstrekken. Een bank is bij uitstek toegerust om de risico’s van kredietverstrekking in te schatten. Voor een toezichthouder is het ook niet doenlijk om iedere kredietaanvraag te beoordelen. Dat zou tot een buitensporige verzwaring van de toezichtlasten leiden. Bovendien zou dit tot de ongewenste situatie leiden dat de overheid op de stoel van de ondernemer gaat zitten. Dat is toch niet de bedoeling. Het financiële toezicht is er juist op gericht dat banken voldoende reserves aanhouden om de risico’s die hun bedrijfsuitoefening meebrengt, op te kunnen vangen. Dat toezicht moet ervoor zorgen dat de belangen van consumenten en bedrijven worden geborgd. Bijzondere omstandigheden, zoals de huidige kredietcrisis, kunnen er echter voor zorgen dat banken tijdelijk niet bereid zijn om krediet te verstrekken aan projecten die onder normale omstandigheden «investeringswaardig» zijn. Banken worden dan voorzichtiger. Dat is een logische reactie. Dat heeft met vertrouwen te maken. Voor de economie – en daarmee voor de consumenten en bedrijven – is het echter van groot belang dat banken de kredietverstrekking zo normaal mogelijk voortzetten. Daar heeft Minister Bos de financiële sector dan ook toe opgeroepen. Bijzondere omstandigheden vragen om bijzondere maatregelen. Verschillende maatregelen van de overheid dragen er aan bij dat banken krediet blijven verstrekken, zonder dat dit tot onverantwoorde risico’s voor de banken en voor de financiële stabiliteit leidt. Zo heeft de overheid bijvoorbeeld de borgstellingsregeling voor banken die krediet verschaffen aan het MKB (BBMKB) verruimd vanwege de kredietcrisis. Hierover is uw Kamer per brief van 21 oktober geïnformeerd. Het BBMKB heeft tot doel om de bancaire financiering te bevorderen. Meer MKB-bedrijven kunnen nu een beroep doen op de regeling (nu tot aan bedrijven met 250 werknemers) en het bedrag waar de overheid borg voor wil staan is verhoogd van €1 mln naar €1,5 mln.

De CDA-fractie is positief over de uitbreiding van de BBMKB. Het ligt voor de hand dat de financiële crises gevolgen krijgt voor de kredietverlening aan het MKB. Het is goed om daarop nu al te anticiperen. Het MKB is de ruggengraat van onze economie en zorgt voor veel werkgelegenheid. Mijn fractie heeft wel een vraag over de vormgeving. De overheid staat bij starters borg voor maar liefst 80% van de bancaire financiering. Daardoor kan een groot deel van de starters een lening krijgen. Het is echter niet de bedoeling dat slecht voorbereide starters financiering krijgen. Er moet sprake blijven van marktwerking en de selectie die banken maken is daar een belangrijk onderdeel van. De BBMKB moet gericht zijn op de continuïteit van gezonde en kansrijke ondernemingen. (CDA)

Dat is zo en dat is nu ook al het geval binnen de BBMKB. De belangrijkste voorwaarde bij de BBMKB is dat de bedrijven die met behulp met van de borgstelling een lening krijgen op zichzelf gezonde en levensvatbare bedrijven moeten zijn. De banken toetsen hier ook op. Ze hebben vanwege het eigen risico dat ze lopen ook een eigen belang om de bedrijven hierop te toetsen.

Wat doet EZ voor het MKB, mede in het licht van de nieuwe kredietverstrekking van 30 miljard Euro van de Europese Investeringsbank?(CDA)

De EIB heeft 30 miljard Euro uitgetrokken voor leningen aan MKB (dit loopt via commerciële banken). Deze nieuwe regeling, 15 miljard Euro beschikbaar in 2008–2009 met uitloop tot 30 miljard in 2011, moet kredietverstrekking gunstiger, makkelijker en toegankelijker maken voor het MKB. Daarnaast heeft de Europese Raad het EIB opgeroepen meer risico op zich te nemen t.a.v. de kredietverstrekking door nationale banken aan het MKB (bijv. door risico van de bank over te nemen en direct garant te staan voor een MKB lening). Nederland verwelkomt de nieuwe regeling van de (onafhankelijke) EIB. Mogelijk leidt nieuwe regeling ertoe dat ook NL banken gebruik zullen maken van het budget. Goedkopere financiering via de EIB voor banken die MKB leningen verstrekken, sluit goed aan op de maatregelen die ik heb genomen om de BBMKB te verruimen, om de kredietverstrekking door de banken aan het MKB te bevorderen. EIB zorgt voor goedkopere financiering voor banken die MKB leningen verstrekken en de Nederlandse overheid dekt een deel van het risico af.

De subsidieregelingen voor ondernemers moeten worden teruggebracht tot slechts enkele regelingen, die worden verbeterd.

1. garantieregeling startende, groeiende en innovatieve ondernemers.

Aanpassen BBMKB zodat deze categorieën er onder vallen. Ook de middelgrote bedrijven moeten hieronder vallen.

Mijn voorstel is; Verhoog het starterskrediet van maximaal € 100 000 naar maximaal € 250 000 (garantie maximaal 80%)

2e Verhoog het gewone krediet van maximaal € 1 000 000 naar maximaal

€ 2 500 000 en het garantiepercentage van maximaal 50% naar 67%.

3e Verhoog het innovatiekrediet van maximaal € 1 000 000 naar

maximaal € 2 500 000 (garantie blijft maximaal 67%)

4e De maximumbedragen worden vanaf 2009 geïndexeerd voor inflatie. Dit voorstel gaat verder dan het voorstel van de regering.

Doordat er Garantieprovisie wordt betaald ter dekking van de kosten en verliezen zal de verruiming per saldo nauwelijks kosten opleveren. (VVD)

Met de aangekondigde verruiming van de BBMKB gebeurt er al veel in lijn met deze voorstellen. De BBMKB is gericht op relatief kleine kredieten en is daarom nu begrensd op € 1,5 mln. Bij verdere verhoging van de BBMKB zal ook de Europese staatssteunregelgeving een zwaardere rol gaan spelen. Ook wat het betreft het Innovatiekrediet is al voldaan aan het gevraagde. Met de vervanging van de Uitdagersfaciliteit door het Innovatiekrediet is al een verhoging van € 1 mln naar € 5 mln doorgevoerd.

Wil de Minister een verruiming van de nationale hypotheekgarantie welwillend onderzoeken? (GL)

Uw zorg over de mogelijke negatieve ontwikkelingen op de woningmarkt is begrijpelijk. Het kabinet onderzoekt op dit moment de effecten van de kredietcrisis op de reële economie, waaronder de woningmarkt. Pas als dat overzicht er is, weten we of en welke maatregelen nodig zijn. Daarbij zal het kabinet alle suggesties meenemen, waaronder dus ook verruiming van de nationale hypotheekgarantie.

Vervalst de verruiming van de BBMKB niet de markt? (D66)

Dit is geen vervalsing van de markt. De leningen waarbij borgstelling is verstrekt, worden aan de bedrijven onder marktconforme condities verstrekt. De BBMKB neemt een deel van het risico weg bij de banken waardoor banken eerder bedrijven durven te financieren.

Gisteren werd bekend dat het garantieplafond voor het MKB wordt verhoogd, maar daarmee zijn we er nog niet. Welke maatregelen liggen er nog meer in het verschiet, bijvoorbeeld voor de bouwsector, de tuinsector etc? (SGP)

Met ondernemersorganisaties is afgesproken een gezamenlijke werkgroep van bedrijfsleven en overheid te vormen om een inventarisatie te maken van politieke en maatschappelijke dossiers waarbij versnelling van de besluitvorming kan bijdragen aan het vertrouwen in het investeringsklimaat en de versterking van de concurrentiepositie. Wij zullen voor het kerstreces uw Kamer informeren over de uitkomsten van het overleg binnen deze werkgroep.

Zijn er nog andere stappen te verwachten om de reële economie en de positie van het bedrijfsleven te bewaken? (CU)

Met ondernemersorganisaties is afgesproken een gezamenlijke werkgroep van bedrijfsleven en overheid te vormen om een inventarisatie te maken van politieke en maatschappelijke dossiers waarbij versnelling van de besluitvorming kan bijdragen aan het vertrouwen in het investeringsklimaat en de versterking van de concurrentiepositie. Als het nodig is, zullen de nodige stappen zeker gezet worden. Op dit moment zijn er overigens geen plannen voor de verdere aanpassing van de modaliteiten van het BBMKB.

Energie

Nederland dreigt eenzijdig afhankelijk te worden van Russisch gas. Naast Gronings gas importeren we nu alleen Russisch gas. Om gashub te worden, en niet slechts een afhankelijk doorvoerland, moeten we ook gas uit andere landen importeren. Daarbij speelt LNG een grote rol. Het CDA wil dat het kabinet zich minder op Gazprom richt. (CDA)

Nederland beschikt nog over aanzienlijke eigen gasreserves en is een netto-exporterend land. Niettemin worden wij in de toekomst ook afhankelijker van importen. Het kabinet heeft met het oog op onze voorzieningszekerheid 28 landen geselecteerd. Aan 4 daarvan besteedt het kabinet speciale aandacht namelijk Algerije, Kazachstan, Rusland en Saoedi-Arabië. Met die vier landen worden vanuit het oogpunt van energievoorzieningszekerheid de relaties verbreed en geïntensiveerd. Hiermee wordt eenzijdige afhankelijkheid voorkomen. Ook is de voorzieningszekerheid strategie van dit kabinet gericht op het stimuleren van diversificatie. Daarmee wordt voorkomen dat Nederland afhankelijk wordt van een type energie, land of bedrijf. Zo is het via vloeibaar aardgas (LNG) mogelijk uit meer landen gas te importeren. Vorige week heb ik Qatar, de grootste producent van LNG, bezocht waarbij ik uitgebreid ben ingegaan op de mogelijkheden om in de toekomst Qataars gas te importeren. In januari zal ik een bezoek brengen aan Algerije waarbij ik tijdens mijn gesprekken ook in zal gaan op LNG.

De CDA-fractie hoort geluiden dat Gazprom na splitsing Essent, Nuon en Eneco wil opkopen. Dat moeten we voorkomen. De CDA-fractie wil daarom, net als de Commissie Kist, een extra fusietoets voor als politiek aangestuurde bedrijven onze energiebedrijven willen opkopen; (CDA)

De Commissie adviseert het Rijk te bezien of aanvullend concentratietoezicht wenselijk is, met name indien de overnemende partij onder buitenlandse politieke invloed staat. Ik heb het afgelopen jaar met uw Kamer veel gesproken over de borging van publieke belangen in strategische sectoren. Recent heb ik u hierover ook per brief geïnformeerd. Ik wil benadrukken dat primair de publieke belangen in Nederland worden geborgd via aanvullende sectorale wet- en regelgeving, ongeacht of het hierbij gaat om binnenlands of buitenlands eigendom. Mijn overkoepelende conclusie luidt dat publieke belangen goed geborgd zijn en dat ik over voldoende sturingsmiddelen beschik. Vooral het publieke aandeelhouderschap in de netwerken en de netbeheerders speelt hierin een belangrijke rol.

Voor zover de zorg toch reëel is, streef ik primair naar oplossingen op Europees niveau (Derde Elektriciteitsrichtlijn en Derde Gasrichtlijn). Ik heb me daarvoor in Brussel hard gemaakt voor de «level-playing clause» en de «3e landen-clausule». Daarnaast wordt, zoals is aangekondigd in de kabinetsnotitie staatsfondsen van 15 februari jl., nader gekeken naar het Britse model dat het mogelijk maakt om fusies, overnames en andere manieren van verwerving van zeggenschap in bepaalde gevallen te toetsen aan het publieke belang. Momenteel wordt nog gewerkt aan het onderzoek.

Ik zal uw Kamer hier zo spoedig mogelijk – naar verwachting in november – over informeren.

Laat Energiebeheer Nederland vaker deelnemen aan gasopslag. Daardoor investeert EBN mee, en deelt EBN mee in de opbrengsten. Bij de exploratie en productie van olie en gas heeft de participatie van EBN ervoor gezorgd dat de winning een enorme vlucht nam. Ook de introductie van versnelde afschrijvingen van nieuwe investeringen kan de gasopslag een impuls geven. Dit kost de staat niets, want er wordt nu nauwelijks gas opgeslagen; (CDA)

Gasopslag als marktactiviteit wordt steeds belangrijker voor de voorzieningszekerheid en in het kader van de Nederlandse gasrotonde. Partijen op de gasmarkt worden tot investeren in commerciële, industriële gasopslagprojecten geprikkeld als er een goed investeringsklimaat is

Ik ben bezig te bezien of en waar er verbeteringen mogelijk zijn om investeringen in gasopslag te faciliteren en te stimuleren. Op voorhand zijn financiële maatregelen niet uitgesloten, maar er moet wel een goed evenwicht zijn tussen maatschappelijke kosten en baten. Ook deelneming van EBN kan een rol spelen bij de totstandkoming van gasopslagen

Naast wettelijk opgelegde publieke taken in het kader van de opsporing en winning van aardgas en aardolie kan EBN ook andere activiteiten verrichten die verwant zijn aan haar publieke taken en die het algemeen belang van het energiebeleid dienen. Omdat deelneming in gasopslag niet wettelijk is voorgeschreven, oordeelt EBN, als zij daarvoor door marktpartijen gevraagd wordt, in eerste instantie zelf over deelneming in een gasopslag. Uiteindelijk moet de Minister van Economische Zaken instemmen met de participatie. Ik zal dergelijke aanvragen welwillend beoordelen, ter ondersteuning van de gewenste totstandkoming van gasopslagen.

Introduceer een financieel instrument om de winning van gas in marginale velden aantrekkelijker te maken. De CDA-fractie heeft één harde voorwaarde: vooraf moet bewezen zijn dat de staatskas hier per saldo van profiteert; (CDA)

In het Algemeen Overleg op 28 mei heb ik samen met collega Bos van Financiën aangegeven te kijken naar de mogelijkheden van een financiële maatregel voor kleine, marginale velden offshore en de effecten daarvan. We zijn nu aan het kijken welke maatregel zou kunnen leiden tot een significante toename van exploratieboringen en ontwikkeling van marginale velden. Onderzoek en overleg bevinden zich nu in de afrondende fase en ik zal u op korte termijn informeren over de uitkomsten daarvan. Een eventuele financiële maatregel voor marginale velden moet in ieder geval leiden tot substantieel extra aardgaswinning en per saldo tot extra gasbaten voor de staat.

Koppel de vergunning voor winning los van die voor gasopslag. Vergunningen voor winning zijn nu vaak in handen van grote partijen. Door aparte vergunningen voor gasopslag in het leven te roepen, krijgen ook kleine bedrijven die gas willen opslaan een eerlijke kans; (CDA)

Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet in behandeling. Dit wetsvoorstel heeft onder meer tot doel een gasveld waar geen productie of andere activiteit meer plaatsvindt ter beschikking te laten komen van andere partijen dan de houder van de winningsvergunning. Daarmee krijgen ook partijen die geen houder zijn van een winningsvergunning de kans op een opslagvergunning. Binnenkort zullen de door de Vaste Commissie voor Economische Zaken in het kader van het wetsvoorstel gestelde vragen worden beantwoord. Verder werk ik met de mijnbouwindustrie aan een convenant waardoor ook derde partijen gemakkelijker toegang tot de voor opslag geschikte gasvelden. Ook hierover zal de Kamer binnenkort worden geïnformeerd. Dat heb ik u onlangs toegezegd in het Algemeen Overleg over de evaluatie van de Mijnbouwwet

Met name voor geïmporteerde LNG die later in lege gasvelden wordt opgeslagen, dreigt een dubbele belastingheffing. De CDA-fractie wil dat er over gas dat gewonnen en opgeslagen wordt, maar één keer geheven wordt. (CDA)

Over in Nederland geproduceerd gas worden mijnbouwafdrachten geheven. Als dit gas wordt opgeslagen in een gasopslag en vervolgens wordt teruggehaald, dan worden over het teruggehaalde gas niet nogmaals mijnbouwafdrachten geheven. Immers er is bij onttrekking uit een opslag geen sprake meer van gasproductie. LNG is niet in Nederland geproduceerd en over LNG zijn daarom geen Nederlandse productieheffingen verschuldigd. Er is dus geen sprake van dubbele belastingheffing.

De financiële afdrachten van gasopslag worden nu volgens de wet per geval vastgesteld. Dat zorgt voor veel onzekerheid bij marktpartijen, die vooraf niet weten wat hun «return on investment» is. De CDA-fractie wil dat er vooraf vastgestelde, uniforme regels voor de afdrachten over gasopslag komen; (CDA)

De Mijnbouwwet maakt het inderdaad mogelijk om aan een opslagvergunning een voorschrift te verbinden dat verplicht tot een financiële afdracht. Bij de vorig jaar verleende opslagvergunningen voor Zuidwending en Bergermeer is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Opgemerkt moet worden dat een marktpartij wel precies weet welke voorschriften er aan zijn vergunning zijn verbonden, waarmee hij bij investeringsbeslissing rekening mee moet houden. In het kader van de evaluatie van de Mijnbouwwet zullen begin volgend jaar voorstellen aan uw Kamer worden gedaan voor een wettelijke regeling die in de plaats treedt van de huidige mogelijkheid om in de vergunning voorschriften te stellen.

Missies naar gasrijke landen zijn cruciaal voor de toekomst van Nederland. Net als toen de premier meeging naar Rusland, zou hij – waar mogelijk – deze missies moeten leiden; (CDA)

Nederland zal in de toekomst meer gas gaan importeren en daarbij is diversificatie van importen over meerdere landen van groot belang. Het kabinet heeft zich ten doel gesteld de relaties met de belangrijke energielanden te intensiveren. Energie is al een belangrijk agendapunt tijdens buitenlandse bezoeken. Ook de komende jaren zal ik – maar ook de premier en de minister van Buitenlandse Zaken – regelmatig landen bezoeken die van belang zijn voor onze energievoorziening. In het kabinet werken we met een strategische reisagenda om een zo goed mogelijke afstemming van de reizen van bewindspersonen te bewerkstelligen.

Wat gaat de Minister doen aan trager dan olieprijs dalende gasprijs?(CDA)

Uiteindelijk komt de energieprijs op de markt tot stand; de overheid grijpt daar niet op in. Gasprijzen komen op de energiemarkt tot stand en zijn vaak gekoppeld aan de olieprijs, meestal met een vertraging. Dat betekent dat als de olieprijs daalt of stijgt dat de gasprijs niet gelijk meebeweegt, maar op termijn zeker de ontwikkeling van de olieprijs zal volgen. Wel wordt bij eigen energieproductie door tuinders of de industrie de eventueel aanwezige «onrendabele top» gesubsidieerd, indien sprake is van productie uit hernieuwbare bronnen of door middel van warmtekrachtkoppeling

Wat gaat de Minister doen op korte termijn om aardwarmte mogelijk te maken?(CDA)

Het opsporen en winnen van aardwarmte is al mogelijk in Nederland. Er zijn op tot op heden reeds een twintigtal vergunningsaanvragen voor het opsporen en winnen van aardwarmte ingediend bij EZ. EZ werkt daarnaast aan een aantal maatregelen waarmee het gebruik van aardwarmte gestimuleerd en beter gefaciliteerd kan worden.

Momenteel wordt gewerkt aan:

1. een garantiefaciliteit à € 10 mln. tegen het risico op droogboren. EZ coördineert het tot stand komen van deze faciliteit. Het Beleidsprogramma Warmte zal de nadere vormgeving bevatten. Dit programma zal – zoals ik eerder toegezegd heb – dit jaar nog naar de Kamer worden gestuurd.

2. de vereenvoudiging van de procedures m.b.t. de vergunningsverlening voor aardwarmte. De huidige wetgeving voor mijnbouw is niet optimaal voor aardwarmte.

Daarnaast stimuleert het kabinet investeringen naar aardwarmte via:

1. de MEI-regeling (marktintroductie energie innovaties) van het ministerie van LNV. Dit betreft subsidie op investeringen tot een maximum van 40% van het investeringsbedrag.

2. subsidie voor innovatieve projecten: Het Unieke Kansen Programma «Duurzame warmte en koude» van het ministerie van EZ staat momenteel open, zo ook voor innovatieve aardwarmteprojecten.

Kan de minister garanderen dat de werkgroep met bedrijven de afspraken over duurzame energie / Schoon & Zuinig niet op de lange baan gaat schuiven? (PvdA)

In november 2007 hebben de overheid en het bedrijfsleven het Duurzaamheidakkoord ondertekend. Hiermee committeert het bedrijfsleven zich in te zetten om de doelstellingen van Schoon en Zuinig te bereiken. Onlangs is afgesproken dat er een gezamenlijke werkgroep van bedrijfsleven en overheid zal worden gevormd. Deze werkgroep zal een inventarisatie maken van politieke en maatschappelijke dossiers waarbij versnelling van de besluitvorming kan bijdragen aan het vertrouwen in het investeringsklimaat in Nederland en de versterking van de concurrentiepositie van ons bedrijfsleven. Deze inventarisatie is mede ingegeven om tijdig te kunnen reageren indien ontwikkelingen anders lopen dan voorzien. De afspraken gemaakt in het Duurzaamheidakkoord blijven daarbij gewoon overeind.

Alle bonussen van energiebedrijven moeten in verlaging energieprijzen gestoken worden. (PVV)

De energieprijzen die energiebedrijven in rekening brengen zijn van vele factoren afhankelijk waaronder de inkoopkosten van energie op de wereldmarkt, de gereguleerde transportkosten en de doelmatigheid en de kosten van de interne bedrijfsvoering waartoe ook de beloning van het personeel behoort. De concurrentie tussen energiebedrijven in de Nederlandse markt is een stimulans om de kosten zo laag mogelijk te houden. Het is aan de aandeelhouders van energiebedrijven om te beoordelen of beloningen binnen het door hen vastgestelde beloningsbeleid passen en om de discussie aan te gaan met de raad van commissarissen over de componenten in het beloningsbeleid waaronder de lange- en korte termijn bonus.

Ik roep de Minister op het sectorakkoord Energie niet te tekenen voordat de Kamer er met haar over gedebatteerd heeft. Wil de Minister dit toezeggen? (GL)

U hebt verzocht om een concept van het sectorakkoord energie te ontvangen en wilt hierover debatteren voordat het wordt ondertekend. Gisteren heb ik een brief gestuurd waarin ik aangeef dat, net als bij de andere sectorakkoorden in het kader van Schoon en Zuinig, het akkoord met de Kamer zal worden besproken na ondertekening. De datum voor ondertekening is vastgesteld op 28 oktober.

Zou de Minister een spoedwet willen maken om 6000MW Wind op Zee reeds in deze kabinetsperiode mogelijk te maken? (GL)

Zoals ik ook tijdens het debat over het Energierapport heb aangegeven, wordt er hard gewerkt aan het uitwerken van het beleid voor de 6000MW op zee. Eind dit jaar is het concept Nationaal Waterplan gereed waarin gebieden worden aangewezen voor 6000MW wind op zee. Ook zal eind dit jaar het project Kabel op zee gereed zijn, waarop we een eventuele aanpassing van de Elektriciteitswet kunnen baseren, waarmee TenneT de infrastructuur op zee kan aanleggen. In het tweede kwartaal van 2009 kan ik u berichten, op welke wijze aangewezen windgebieden kunnen worden toebedeeld en gefinancierd en ook hoe daarmee een keuze kan worden gemaakt omtrent de taakverdeling tussen overheid en bedrijfsleven om de ambities te realiseren. Waar nodig zal ik voorstellen doen de bestaande wet- en regelgeving aan te passen om de beste werkwijze mogelijk te maken.

Zouden we de aardgasbaten geheel in moeten zetten voor duurzame energie? (GL)

In deze kabinetsperiode is er een vaste voeding FES uit aardgasbaten en worden meevallers in gasbaten bestemd voor extra aflossing staatsschuld. Er is dus deze kabinetsperiode geen «extra» investeringsruimte door hogere gasbaten, al dan niet via het FES. In de periode 2008–2020 gaat al wel ruim een miljard uit het FES naar projecten op het gebied van duurzame energie, dat is ca. 4,5% van de totale FES-investeringen in die periode. Het is belangrijk om te investeren in economische structuur, dat is meer dan duurzame energie: ook investeren in innovatie en infrastructuur bijvoorbeeld hard nodig. Voorjaar 2009 zal, zoals aangekondigd, nieuwe FES-wet naar de Kamer gaan. Dan spreken we over de wijze waarop we structureel om willen gaan met de gasbaten.

Eén van de belangrijkste onderwerpen uit deze begroting, betreft de voortvarende aanpak van een duurzame energievoorziening van ons land. Ik heb afgelopen jaar verschillende keren aangetoond dat co-vergistingsprojecten niet van de grond zullen komen met 12 cent. Nu geeft de praktijk mij gelijk: subsidie voor co-vergisting blijft op plank liggen, boeren bouwen en masse niet! Bovendien heeft ECN bekendgemaakt dat de nieuwe productiekosten voor co-vergisting voor 2009–2010 18,7 cent bedragen, ten opzichte 17,9 cent per kilowattuur dit jaar. Ik vraag de minister naar de cijfers over het realiseren van de per 1 april aangevraagde co-vergistingsprojecten. Als daaruit inderdaad blijkt dat weinig aanvragers gaan bouwen, erkent de minister dan eindelijk dat het basisbedrag van 12 cent gewoon echt te weinig is? Gaat ze mijn motie dan wel uitvoeren? (SGP)

Voor co-vergisting zijn 39 aanvragen ingediend. Daarvan hebben 9 aanvragen een subsidiebeschikking ontvangen, zijn 5 aanvragen nog in behandeling, zijn 3 aanvragen afgewezen en zijn 22 aanvragen door de initiatiefnemers teruggetrokken. De initiatiefnemers die hun aanvraag hebben terugtrokken geven daarbij de volgende redenen op: men krijgt de vergunningen niet rond, de in de SDE opgenomen emissie-eisen zijn te kostbaar of het basisbedrag van 12 ct./kWh is te laag. Het terugtrekken van aanvragen leidt tot vrijval van budget binnen de SDE. Ik heb al eerder aangegeven dat deze vrijvallende middelen beschikbaar blijven voor de SDE. Tevens is toegezegd dat voor de openstelling van de SDE in 2009 opnieuw gekeken zal worden naar de open te stellen categorieën en de daarbij te hanteren basisbedragen. Daarbij worden alle relevante punten meegenomen, waaronder:

– de nu voorliggende informatie omtrent het aantal intrekkingen en de overwegingen die daaraan ten grondslag lagen;

– de nieuwe adviezen van ECN omtrent de basisbedragen;

– de waardering in de SDE van de benutting van restwarmte bij biomassa;

– de kosteneffectiviteit in relatie tot het toekomstig mogelijke potentieel en te realiseren kostendalingen bij de verschillende categorieën, waar onder covergisting.

Ik heb toegezegd dat volgend jaar, gegeven de omstandigheden die zich dan voordoen, opnieuw zal bezien hoe wij met de co-vergisters om zullen gaan. Hierover zal uw Kamer geïnformeerd worden.

Overweegt de Minister de verruiming van de SDE met een categorie voor grote zonne-energie-installaties?(SGP)

In de huidige SDE is zonne-energie begrensd met installaties tot een maximum van 3,5 kilowatt, dat is een installatie van ongeveer de grootte van een flink dak van een huis.

Ik bekijk momenteel of we de regeling in 2009 kunnen oprekken naar 100 kW, zodat we ook zonneprojecten op grotere gebouwen, zoals kantoren en stationshallen kunnen stimuleren. Veel grotere systemen, op bijvoorbeeld braakliggende akkers van één hectare en meer wil ik nog niet stimuleren, omdat zon-pv daarvoor mijns inziens nog steeds te duur is. Ik wil me in dit stadium van stimuleren van zon-pv vooral richten op het opdoen van ervaring met zon-pv door marktpartijen als bouwbedrijven, architecten en installateurs. Het is dan kosteneffectiever om binnen de bestaande budgettaire kaders een groter aantal wat kleinere projecten te doen.

De financiële crisis leidt tot lagere investeringen in energiebesparing door burgers. Kan er een stimuleringsregeling komen voor het energiezuinig maken bestaande woningen?(SGP)

U wordt door het kabinet op uw wenken bediend. Op 10 september is de stimuleringsregeling voor zonneboilers, warmtepompen en micro wkk in werking getreden. Daarmee kan deze kabinetsperiode in zo’n 70 000 woningen al flink op energiekosten worden bespaard. Daarnaast werk ik samen met mijn collega mevrouw Vogelaar voor WWI aan een stimuleringsregeling in het kader van het energiebesparingprogramma Meer Met Minder. Deze regeling moet 500 000 eigenaar-bewoners prikkelen om te investeren in het verbeteren van de energieprestatie van hun woning met twee of meer energielabelstappen of tot energielabel B. Onze inzet is dat de regeling in het voorjaar van 2009 in werking zal treden.

Zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers)

Wat vindt u van het hoge percentage ZZP’ers dat niet is verzekerd voor arbeidsongeschiktheid en dat niets doet aan pensioenopbouw? Gaat u dit veranderen? En gaat u financiële positie ZZP’ers onderzoeken? (SP)

Ondernemerschap gaat samen met het nemen van risico. Dat is de aard van ondernemerschap. Het uitgangspunt van zelfstandig ondernemerschap is dan ook dat de ondernemer zelf verantwoordelijk is voor het inkomen en ook voor het treffen van voorzieningen zoals bij ziekte of arbeidsongeschiktheid en pensioen.

De voornaamste rol van de overheid ten aanzien van zelfstandigen is gelegen in het wegnemen van onnodige belemmeringen, zodat zelfstandigen in staat worden gesteld op de markt zelf inkomensvoorzieningen te treffen. Uiteraard hebben hierin de relevante marktpartijen (verzekeraars en banken als aanbieders van derde pijlerproducten) een belangrijke taak.

Uit eerder onderzoek is gebleken dat iets meer dan de helft van de ZZP’ers een verzekering voor arbeidsongeschiktheid heeft. Ongeveer tweederde van de ZZP’ers heeft een voorziening getroffen rondom pensioen.

Het kabinet is van mening dat er voldoende mogelijkheden voor ZZP’ers zijn om voorzieningen te treffen zoals ziekte/arbeidsongeschiktheid en pensioen.

Op 7 september 2007 heeft het kabinet uw Kamer een geïnformeerd over de pensioenopbouw door zelfstandigen (TK, 2006 – 2007, 30 413, nr. 100). Hierin concludeert het kabinet dat zelfstandigen binnen het huidige stelsel verschillende mogelijkheden hebben tot pensioenopbouw in de tweede en derde pijler en dat nadere overheidsmaatregelen niet direct geboden zijn.

– Zo bestaat er in de tweede pijler voor alle zelfstandigen die voorheen als werknemer deelnamen aan een pensioenregeling de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting van die deelname.

– Voor ex-deelnemers die aansluitend als IB-ondernemer (ondernemer die belasting betaalt via de inkomstenbelasting) starten, is vrijwillige voortzetting mogelijk gedurende maximaal tien jaar (waarvan de eerste drie jaar fiscaal gefaciliteerd), voor andere ex-deelnemers gedurende maximaal drie jaar (eveneens drie jaar fiscaal gefaciliteerd). De fiscale facilitering is mogelijk op basis van het laatstgenoten loon.

– Voor zelfstandig ondernemers in bepaalde beroepsgroepen geldt, eveneens in de tweede pijler, de verplichte aansluiting bij een bedrijfstakpensioenfonds. Voor zelfstandigen in een aantal medische beroepsgroepen en beroepsgroepen als het loodswezen en kunstenaars geldt verplichte deelname aan een beroepspensioenregeling op grond van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

– Daarnaast hebben zelfstandige ondernemers, net als alle andere belastingplichtigen toegang tot de lijfrentefaciliteiten in de derde pijler.

– IB-ondernemers hebben bovendien de mogelijkheid om door middel van de fiscale oudedagsreserve (FOR) fiscaal gefaciliteerd een oudedagsvoorziening op te bouwen zonder dat het geld tijdens de opbouwperiode de eigen onderneming hoeft te verlaten.

– Naast de fiscaal gefaciliteerde mogelijkheden tot pensioenopbouw hebben zelfstandigen overigens nog andere mogelijkheden om te voorzien in hun pensioeninkomen, zoals het op het moment van pensionering verkopen van het eigen bedrijf. IB-ondernemers kunnen de belastingheffing over de stakingswinst (tot een bepaald maximumbedrag aan stakingswinst) desgewenst uitstellen door het bedingen van een lijfrente.

Ook hebben zelfstandige ondernemers verschillende mogelijkheden om zich te verzekeren tegen het risico van arbeidsongeschiktheid (TK, 2007 – 2008, 31 311, nr. 2 en 18). Daartoe staan op dit moment de volgende mogelijkheden open:

– een startende en of bestaande zelfstandige kan een verzekeringsovereenkomst sluiten met een private verzekeraar;

– een startende zelfstandige die wordt geweigerd voor een reguliere dekking kan tot 3 maanden na de start gebruik maken van een door verzekeraars ingestelde vangnetvoorziening;

– een zelfstandige die start vanuit een dienstverband of uitkering op basis van werknemersverzekeringen kan tot 4 weken na beëindiging van de verplichte verzekering, deze verzekering voor ZW en WIA op vrijwillige basis voortzetten. Per 4 juni 2008 is de aanmeldtermijn verlengd van 4 naar 13 weken, zodat startende zelfstandigen ruimer de tijd hebben om zich aan te melden.

Daarnaast heeft het Verbond van Verzekeraars de leden van het Verbond in overweging gegeven de voorwaarden van de eigen vangnetvoorziening te verruimen. Met name door de tijdelijke openstelling van de verbeterde vangnetvoorziening voor bestaande zelfstandigen, wordt tegemoet gekomen aan de positie van bestaande zelfstandigen die soms geconfronteerd worden met problemen om zich tegen arbeidsongeschiktheid te verzekeren. De inwerkingtreding van de tijdelijke openstelling van drie maanden is vanaf 1 november 2008. Gelijktijdig start een voorlichtingscampagne om zelfstandigen bewust te maken van de inkomensgevolgen bij arbeidsongeschiktheid en hen te wijzen op de verbeteringen die zijn doorgevoerd in de vangnetvoorziening.

Zouden ZZP’ers die in een sector werken met een CAO niet automatisch moeten vallen onder deze CAO afspraken (in het bijzonder met betrekking tot aangelegenheden in het kader van de sociale zekerheid)? (SP)

Een CAO regelt voornamelijk of uitsluitend arbeidsvoorwaarden die in acht moeten worden genomen in arbeidsvoorwaarden tussen werkgevers en werknemers. Maar een CAO kan ook betrekking hebben op overeenkomsten met zelfstandigen, namelijk overeenkomsten van opdracht of aannemingen van werk (zie artikel 1, eerste en tweede lid van de Cao-wet).

Het is niet gewenst dat ZZP’ers automatisch vallen onder CAO-afspraken. Ondernemerschap gaat samen met het nemen van risico. Dat is de aard van ondernemerschap. Een zelfstandig ondernemer is zelf verantwoordelijkheid voor zijn inkomen en kan als hij een goed lopend bedrijf weet op te zetten daar financieel de vruchten van plukken. Als eigenaar profiteert hij in grotere mate van de bedrijfswinst dan als werknemer. De zelfstandige ondernemer moet zelf voorzieningen treffen op de terreinen van ondermeer ziekte, arbeidsongeschiktheid en pensioen.

Dat is een andere uitgangspositie dan werken in loondienst. De werknemer verkeert in een meer afhankelijke relatie met zijn werkgever, maar ontvangt een vast loon. De overheid heeft voor werknemers meer minimumvoorzieningen vastgelegd in wetgeving, zoals het minimumloon en werknemersverzekeringen zoals WW en ZW/WIA.

Denkt Kabinet aan de herinvoering collectieve ziektewet voor ondernemers met tien of minder werknemers? (PvdA)

De loondoorbetalingsverplichting geeft de werkgever zelf een directe financiële prikkel om te werken aan de re-integratie van een zieke werknemer. Dat de maatregel effectief is, blijkt wel uit de daling van het aantal WAO/WIA-aanvragen in de periode 2002 tot 2007. Herinvoering van een collectieve ziektewet zal naar verwachting leiden tot een minder adequate aanpak van ziekteverzuim door werkgever en werknemer. Sinds 1996 is de Ziektewet stapsgewijs vervangen door een loondoorbetalingsplicht bij ziekte voor werkgevers. Sinds 2004 geldt deze loondoorbetalingsplicht voor de eerste twee ziektejaren.

Uit de evaluatie van de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting blijkt dat de aanpak van het ziekteverzuim flink is verbeterd. Ook blijkt uit deze evaluatie dat de verlenging van de loondoorbetalingsverplichting een impuls heeft gegeven aan de aanpak van het ziekteverzuim door grote en kleine werkgevers.

Werkgevers kunnen het financiële risico van ziekteverzuim op de private markt verzekeren. Uit de genoemde evaluatie Verzuimverzekeringen worden vooral afgesloten door het midden- en kleinbedrijf. Verzekeraars bieden voorts producten om de re-integratie van zieke werknemers te stimuleren.

Daarnaast kunnen kleine werkgevers hun krachten bundelen door in de sector of in de regio samen te werken bij de aanpak van ziekteverzuim, bijvoorbeeld in poortwachtercentra, brancheorganisaties of via cao’s.

Om deze redenen ligt het ook niet de rede om een collectieve ziektewet in te voeren. Naar verwachting leidt dit tot een minder adequate aanpak van ziekteverzuim door werkgever en werknemer.

Waarom duurt de vrijstelling van gemeentelijke heffingen zo lang; kan de zelfstandigenaftrek worden omgezet in een zelfstandigenkorting; Kan de scholingsaftrek worden verhoogd naar 80 procent. (PvdA en Groen Links)

In de brief van 20 juni 2008 (TK, 2008 – 2009, 31 311, nr. 18) heeft het kabinet alle voorstellen van de fractie van GroenLinks beantwoord. Inhoudelijk werd daarbij op alle bovengenoemde punten gereageerd. Naar aanleiding van het debat met uw Kamer zijn er verschillende toezeggingen gedaan en moties ingediend en aangenomen. Over de voortgang van de moties kan ik u het volgende melden:

– Op 6 oktober 2008 heeft de Minister van SZW per brief (TK, 2008 – 2009, 31 311, nr. 22) gereageerd op de moties Van Gent en Vos betreffende de pensioenpositie van ZZP’ers;

– Bij het belastingplan 2009 (TK, 2008 – 2009, 31 705, nr. 3) is de notitie fiscaal bevorderen ondernemerschap gevoegd. Hierin komen onder andere voorstellen aan de orde over het bevorderen van (deeltijd)ondernemerschap;

– Op Prinsjesdag heeft EZ samen met SZW en FIN een notitie met maatregelen gericht op het vereenvoudigen van doorgroei aan uw Kamer gestuurd (TK, 2008 – 2009, 31 311, nr. 21);

– Op 10 september heeft EZ samen met SZW en WWI uw Kamer ingelicht over het plan van aanpak inzake microfinanciering, ook gericht op het versterken van de wijkeconomie (TK, 2008 – 2009, 31 311, nr. 20);

– De Staatssecretaris van BZK heeft uw Kamer geïnformeerd over de kwijtscheldingsproblematiek en mogelijke aanpak hiervan, (TK, 2008 – 2009, 31 311, nr. 19). Hier zal een wetswijziging volgen die u waarschijnlijk voorjaar 2009 ontvangt.

Dit najaar ontvangt u nog een kabinetsvisie ten aanzien van de motieven van zelfstandig ondernemerschap. In deze kabinetsvisie zal ook de relatie tussen zelfstandig ondernemerschap en draagvlak voor de sociale zekerheid worden besproken. Ook zult u dit najaar nog een probleemverkennende notitie ontvangen over de fiscale kwalificatie van arbeidsrelaties en de gevolgen daarvan. Onderdeel van deze notitie is de inventarisatie van fiscale en andere nadelen tussen werknemers en zelfstandigen.

Wat zijn de plannen van het kabinet met de hervorming van de zelfstandigenaftrek; En: Is het kabinet bereid te onderzoeken of er een vast bedrag aan aftrekposten voor IB-plichtige ondernemers kan komen, die niet in aanmerking komen voor huidige geldende regelingen? En: de zelfstandigenaftrek is niet geïndexeerd maar afgebouwd. Is het de bedoeling dat alle zelfstandigen een BV gaan oprichten? Moeten juist kleinere zelfstandigen (inkomen van rond minimum) weer in loondienst? (PvdA en CU)

Het kabinet streeft naar stimuleren van ondernemerschap en daarmee het realiseren van winst en naar het verbeteren van de positie van startende en doorgroeiende ondernemers. Daarom streeft het kabinet ernaar om de zelfstandigenaftrek op lange termijn af te bouwen en om te zetten in de MKB-winstvrijstelling. De zelfstandigenaftrek neemt immers af bij toenemende winst en de MKB-winstvrijstelling is daarentegen gericht op groei.

Daarbij wordt gekozen voor de weg van de geleidelijkheid. In 2009 blijft de zelfstandigenaftrek nominaal constant. Vervolgstappen worden eerst betrokken in een consultatie met het bedrijfsleven en de advieswereld alvorens nadere voorstellen aan uw Kamer worden gedaan. De situatie wordt daarbij van jaar tot jaar voorzien waarbij het kabinet een open oog heeft voor de inkomenseffecten van de voorstellen.

Omdat de zelfstandigenaftrek deel uitmaakt van de fiscale winst kan deze ook worden benut in jaren van lagere of negatieve resultaten. Aangezien dat niet geldt voor heffingskortingen zou het omzetten in een korting de effecten van de aftrek negatief beïnvloeden. Binnen de kaders van de huidige systematiek geeft het Kabinet dan ook, zoals ook is verwoord in antwoord op eerdere vragen, de voorkeur aan een aftrekpost. Hetzelfde geldt voor invoering van een extra aftrekpost voor zelfstandigen waarbij wordt aangetekend dat daar naar de mening van het Kabinet ook geen noodzaak voor is, gezien de relatief lage belastingdruk voor ondernemers met relatief kleine winsten.

Of zelfstandigen onder het nieuwe regime een BV oprichten is afhankelijk van veel omstandigheden waaronder fiscale. Naar kan worden aangenomen zal in het algemeen de omvang van de zelfstandigenaftrek daarbij in de overwegingen worden meegenomen. Een relatief kleine aanpassing van de zelfstandigenaftrek zal daarbij niet van doorslaggevende betekenis zijn. Vanzelfsprekend zal de voorgestelde aanpassing ook niet voldoende impact hebben om de keuze tussen loondienst en ondernemerschap te beïnvloeden, zeker niet nu het huidige regime juist extra faciliteiten toekent aan ondernemers.

Kunnen de leegstaande gebouwen van het CWI en de UWV gebruikt worden voor de huisvesting van (startende) ondernemers? (PvdA)

Het is op zich een sympathiek voorstel, maar er zijn vraagtekens te plaatsen bij het realiteitsgehalte. De leegstandsproblematiek in het algemeen en de coördinerende rol die de RGD hierbij kan spelen binnen SUWI-organisaties (waartoe CWI en UWV behoren) is door Minister Donner mede naar aanleiding van de motie-Heerts (TK vergaderjaar 2006–2007, 26 448 nr 321) inmiddels opgepakt. Wij begrijpen dat deze afspraken, die overigens los staan van een eventuele bestemming voor bepaalde doelgroepen, in de praktijk goed werken.

Met betrekking tot mogelijke leegstand als gevolg van de voorgenomen fusie tussen CWI en UWV het volgende: wij begrijpen van SZW dat in veel van de mogelijk 30 vrijvallende kantoren in 2009/2010 de gemeente de hoofdhuurder dan/wel de eigenaar is. Die gaat straks bepalen wie de nieuwe huurder wordt. In maar een paar gevallen is CWI hoofdhuurder en zal – als het huurcontract nog doorloopt – op zoek gaan naar een onderhuurder. De aard van de panden (beursvloer en weinig kantoor/backoffice) maakt dat deze maar voor een beperkte doelgroep van ondernemers geschikt is. Er is in onze optiek geen structureel tekort aan bedrijfsruimte voor starters/zelfstandigen. Wel is er op lokaal niveau soms een tekort aan passende, betaalbare bedrijfsruimte. Dit moet dan juist lokaal worden getackeld. In overleg met gemeenten zal worden bezien in hoeverre het restant GSB-middelen ook kan worden ingezet voor gemeentelijke voorstellen op dit vlak.

ZZP’ers moeten zorg dragen voor een goede oude dag. Het reserveren van een deel van de winst in de fiscale oudedagsreserve is echter gebonden aan het urencriterium van 1225 uur per jaar. Veel ZZP’ers vallen hierdoor tussen wal en schip, wat weer het sociale stelsel onder druk kan zetten. Onderkent de minister ook dit probleem en wil zij toezeggen dat zij gaat onderzoeken op welke manier ondernemers die niet voldoen aan het urencriterium toch een deel van de winst kunnen reserveren voor een goede oude dag? (CU)

Het urencriterium is ingevoerd om de instrumenten die gericht zijn op versterking van de ondernemersfunctie te richten op ondernemers waarvan ondernemen de hoofdbezigheid en inkomensbron is. Het urencriterium geldt thans ook voor de fiscale oudedagsreserve (FOR).

De FOR is in het leven geroepen om ondernemers in een vergelijkbare fiscale positie te brengen als werknemers waar het de fiscale behandeling van oudedagsvoorzieningen betreft. De FOR leidt tot een uitstel van belastingheffing zonder dat middelen buiten de onderneming moeten worden gebracht, zoals bij een bank of verzekeraar. Dit leidt er toe dat ondernemers die dat wensen hun oudedagsvoorziening binnen hun onderneming kunnen opbouwen, terwijl zij de benodigde middelen in hun onderneming kunnen investeren en toch belastingheffing kunnen uitstellen. Het geheel of gedeeltelijk toestaan van het gebruik van de FOR zonder dat aan het urencriterium is voldaan, zou er toe leiden dat veel deeltijdondernemers, die reeds elders een oudedagsvoorziening opbouwen, gebruik zouden kunnen maken van de regeling. Daarnaast geldt dat alleen aan de FOR kan worden gedoteerd als het ondernemingsvermogen groter is dan de totale FOR (er wordt immers in de onderneming gespaard). Voor veel deeltijd ondernemers, met en zonder nevenfuncties, zou ook zonder urencriterium de opbouw van een FOR zijn uitgesloten vanwege een gebrek aan ondernemingsvermogen. Al met al is het dus de vraag of openstellen van de FOR voor ondernemers die niet aan het urencriterium voldoen zinvol is. Voor een verdere dialoog over het urencriterium verwijs ik naar de behandeling van het Belastingplan 2009 waarbij een groot aantal aspecten van het urencriterium aan de orde is.

Ondernemerschap

Hoe staat u tegenover de suggestie PvdA-fractie de ROM’s in te zetten als «revolving funds» en wilt u extra geld voor de ROM’s en hun werkterrein uitbreiden? (PvdA)

De ROM’s zijn zeer belangrijk om de economische ontwikkeling in de regio te stimuleren. Ze opereren nu reeds als «revolving funds» door te participeren in innovatieve bedrijven en die participaties uiteindelijk weer op de markt te brengen. Voor bedrijven zijn dergelijke participaties die het eigen vermogen versterken juist nu van cruciaal belang. Daarom zal ik – juist in deze tijdenintensief contact houden met de ROM’s om te zorgen dat ze in deze periode hun verantwoordelijkheid nemen en actief (financieel) blijven participeren in bedrijven. Op dit moment zie ik nog geen concrete beleidsmatige aanleiding om het werkterrein van de ROM’s structureel uit te breiden. Niettemin zal ik concrete voorstellen voor uitbreiding van de taken van ROM’s of extra financiële middelen – samen met de medeaandeelhouders – zorgvuldig bekijken.

Fiscale behandeling van de vordering bij bedrijfsoverdracht wordt nu belast in Box 3; vordering zou als bedrijfsvermogen aangemerkt moet worden. (CDA)

Bij de beantwoording is er van uitgegaan dat het hier gaat om vorderingen die ontstaan als bij bedrijfsopvolging een deel van de koopsom van de onderneming niet wordt voldaan maar wordt omgezet in een vordering. Of een vordering tot het bedrijfsvermogen of het privé vermogen moet worden gerekend is een vraag betreffende de z.g. vermogensetikettering. De leer van de vermogensetikettering kent drie soorten vermogen: verplicht ondernemingsvermogen dat naar zijn functie kwalificeert voor Box I, verplicht privévermogen dat naar zijn functie kwalificeert voor Box III en de derde soort: keuzevermogen. Na overdracht van de onderneming zal er normaliter geen ondernemingsvermogen resteren dat een relatie heeft met de desbetreffende vordering zodat die vordering tot het verplichte privé vermogen moet worden gerekend. Dat laat onverlet dat de wetgever een inbreuk op deze regel zou kunnen maken. Deze vraag en het antwoord daarop zullen bij de behandeling van het belastingplan nog aan de orde komen. Vooruitlopend daarop teken ik wel aan dat belastingheffing over een vordering in box I weliswaar een eventueel verlies daarop aftrekbaar maakt van het inkomen in Box I maar dat de ontvangen rente ook tegen het progressieve tarief belast is. In veel gevallen zal belastingheffing in box III voordeliger zijn voor belastingplichtigen. Deze afweging zal bij de parlementaire behandeling van het belastingplan 2009 dan ook aan de orde moeten komen.

Wat gaat de Minister pro actief doen voor positie ZZP’ers en andere ondernemers buiten vermindering BBMKB?

Het beleid van EZ is gericht op stimuleren van duurzame economische groei. Veel van het beleid is daarom gericht op het wegnemen van belemmeringen voor ondernemers (w.o. ZZP’ers). Zoals in het Beleidsprogramma is aangegeven streeft het kabinet naar zelfstandige ondernemers met personeel en meer snelle groeiers in 2011. Voor maatregelen gericht op ondernemerschap verwijs ik naar het overzicht onder de operationele doelstelling «stimuleren meer en beter ondernemerschap» van de EZ-begroting. (TK 31 700 XIII, nr. 1). Specifiek voor zelfstandigen heeft EZ in samenwerking met SZW en FIN maatregelen aangekondigd en genomen die rekening houden met de specifieke plek die zelfstandigen innemen in ondernemerslandschap. Zie voor een overzicht van deze maatregelen de brief van 17 december 2007 en 31 maart 2008 (TK, 2007– 2008, 31 311, nr. 1 en 2). En tot slot heeft EZ samen met SZW en FIN op Prinsjesdag een notitie met maatregelen gericht op het vereenvoudigen van doorgroei aan de TK gestuurd, zie brief van 16 september 2008 (TK 31 311, nr. 21).

Innovatie

Welke bedrijven profiteren van publiek onderzoek en in welke mate?(SP)

Van groot belang is dat publiek onderzoek een grote maatschappelijke en economische impact heeft. Het beeld bestaat dat het profiteren van publiek onderzoek in Nederland beter kan. Er zijn verschillende manieren waarop bedrijven publieke kennis kunnen benutten, onder andere door samenwerking met kennisinstellingen, door uitbesteding van onderzoek aan kennisinstellingen en door mobiliteit van personen tussen bedrijven en kennisinstellingen. Hoe Nederland hier in vergelijking met andere landen scoort verschilt per indicator. Over het geheel genomen lijkt Nederland een gemiddelde positie in te nemen. Dat moet dus beter. Uit statistieken blijkt dat onder grote bedrijven vaker wordt samengewerkt met kennisinstellingen dan onder MKB-bedrijven. Nederland wijkt hier niet af van andere landen. Volgens recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek werkt in Nederland 30% van de innovatieve bedrijven in het grootbedrijf samen met universiteiten, terwijl dit in het MKB 8% is. Mijn ambitie is om de benutting van publiek onderzoek verder te versterken. Specifiek voor het MKB zijn er de innovatievouchers. Denk ook aan de innovatieprogramma’s, waarmee publiek-private samenwerking wordt gestimuleerd bij grote en MKB-bedrijven. Om de benutting van kennis verder uit te bouwen zal dit kabinet binnenkort afspraken maken met universiteiten en hogescholen en het bedrijfsleven, groot en klein, over een brede valorisatieagenda. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld kennisportalen voor het MKB en faciliteiten voor starters.

Ik hoorde dat we over veel FES-projecten een negatief oordeel gaan vellen. Wat weet de Minister hiervan?(SP)

Thans worden op het ruimtelijk-economisch domein en het kennisdomein diverse FES-projecten beoordeeld door bijvoorbeeld het CPB en de Commissie van Wijzen. Te denken valt aan: voorstellen op het terrein van verkeer en vervoer en kennis, innovatie en onderwijs.

Ik wil niet op de uitkomsten vooruitlopen.

Maak de WBSO sterker, door het aftrekpercentage te verhogen naar 21% en het maximum te verhogen naar 10 miljoen. (VVD)

Vorig jaar heb ik een brief aan de Tweede Kamer gezonden waarin ik mijn plannen voor verdere intensivering van de WBSO in de periode tot 2011 heb geschetst. Ik ga ervan uit dat de VVD haar plannen voor versterking van de WBSO ook uit de daarvoor beschikbare middelen wil financieren en geen extra middelen voor de WBSO wil inzetten.

Mijn plannen voor intensivering van de WBSO zijn gebaseerd op de uitkomsten van de evaluatie van de WBSO van vorig jaar waaruit blijkt dat de WBSO een effectief instrument is en dat de additionaliteit met name voor het MKB hoog is. Om die reden richten mijn plannen zich met name op die doelgroep. In genoemde brief heb ik een evenwichtig pakket gepresenteerd. Onderdeel daarvan is een beperkte verhoging van het plafond van de WBSO van 8 naar 8,5 miljoen in 2011, waar de grootste bedrijven van profiteren. Een grotere verhoging gaat vooral ten koste van maatregelen voor het MKB. Met betrekking tot het aftrekpercentage merk ik op dat dat voor de zogenaamde eerste schijf al 42% bedraagt. Het percentage voor de tweede schijf bedraagt momenteel 14%. Hiervan profiteren met name de grotere bedrijven. Een verhoging van dat percentage heb ik daarom niet in mijn plannen voor verdere intensivering voorzien. Verdere intensivering van de WBSO moet zich, naast de al genoemde verhoging van het plafond, in mijn visie met name richten op additionele stimulering van ICT-ontwikkeling, op maatregelen voor doorgroeiende ondernemingen en op het aantrekkelijker maken van de WBSO voor zelfstandigen. De concrete invulling van deze intensivering in 2010 en 2011 zal worden opgenomen in het Belastingplan voor het desbetreffende jaar.

Kunt u de oude technisch ontwikkelingskrediet niet terugbrengen?(VVD)

Met de lancering in juli dit jaar van het nieuwe Innovatiekrediet is een kredietfaciliteit beschikbaar gekomen dat gericht is op het financieren van risicovolle projecten van in Nederland gevestigde MKB-ondernemingen. Dit Innovatiekrediet heeft vrijwel dezelfde functionaliteiten als het voormalige Technisch Ontwikkelingskrediet (TOK). Momenteel worden de mogelijkheden bezien om deze regeling uit te breiden voor grotere bedrijven, zoals aangegeven in de Industriebrief.

EZ moet startersgebouwen bij universiteiten en hogescholen stimuleren. (VVD)

Ik hecht groot belang aan het ondersteunen en stimuleren van starters, met name richten wij ons op exploitatie van kennis ten behoeve van deze starters. Dit kabinet gaat nog dit jaar afspraken maken met universiteiten en hogescholen en het bedrijfsleven om de activiteiten van kennisvalorisatie meer uit te bouwen en te versterken. Faciliteiten voor starters maken hier ook deel van uit. Universiteiten en hogescholen kunnen samen met bedrijven deze faciliteiten voor starters ontwikkelen. Ik zet mij samen met de Minister van OCW in om bestaande kennis binnen universiteiten en hogescholen om te zetten in bedrijvigheid, met name ten behoeve van starters. Via Techno Partner ondersteunt EZ samenwerkingsverbanden van kennisinstellingen en bedrijfsleven. Daar kunnen technostarters steun ontvangen op het gebied van kennis, octrooien, apparatuur, begeleiding (netwerken, coaches) en financiering.

TechnoPartner heeft tot nu toe vijftien projecten gehonoreerd, gericht op de valorisatie van kennis naar startende ondernemers. Alle universiteiten en een groot deel van de hogescholen in Nederland zijn hier actief bij betrokken. De regionale incubators participeren regelmatig en faciliteren de starters die vanuit deze projecten ontstaan.

Er moet een subsidie komen voor echte innovatie. Deze kan dan in de plaats komen van de huidige regelingen. (VVD)

Juist met de mix van instrumenten die EZ hanteert voor innovatie kan het beste resultaat bereikt worden, niet meer één generieke regeling.

Overigens bestrijd ik dat EZ allerlei specifieke regelingen zou hebben. Ik verwijs in dat verband kortheidshalve naar wat ik doe op het gebied van de stroomlijning van het instrumentarium. Ook gaat het bij het verstrekken van subsidies om het besteden van overheidsmiddelen. Dat betekent dat in alle fasen van een subsidietraject, de indiening, de beoordeling en de toekenning, sprake moet zijn van duidelijke kaders, die recht doen aan de noodzakelijke doelmatigheid en rechtmatigheid. Dus ook vooraf moeten heldere criteria worden geformuleerd, die richtinggevend zijn voor diegenen die subsidie aanvragen. Uiteraard met zo laag mogelijke administratieve lasten.

Graag uw reactie op TI Pharma. Waarom wordt dat nu uitbesteed terwijl dat vroeger (door KNAW enz.) door de overheid zelf gebeurde?(D66)

TI Pharma is in 2006 als nieuw instituut opgericht. De start van TI Pharma is niet ten koste gegaan van bestaande onderzoeksinstituten. De FIGON, het integrale platform voor geneesmiddelenonderzoek, heeft veel stakeholders vanaf de ontwerpfase bij TI Pharma betrokken. Vanuit de wetenschap is NWO via ZonMw vanaf het begin betrokken. TI Pharma is ook wezenlijk wat anders doet dan bijvoorbeeld de KNAW of NWO. Het gaat om het stimuleren van strategisch publiek-privaat onderzoek en niet om het toekennen van middelen aan puur fundamenteel onderzoek, zonder betrokkenheid van bedrijven. De behoefte van een instituut als TI Pharma werd onder meer door het eerste innovatieplatform (IP) verwoord. Er werd een gebrek aan doorstroming geconstateerd van resultaten uit het hoogwaardige, fundamentele medisch-farmacologisch onderzoek naar de industrie en daarmee naar de patiënt. Volgens het IP was dus een versterking nodig van de kennisoverdracht tussen universiteiten en bedrijfsleven via bundeling van kennis. Het concept van technologische topinstituten (TTI’s) is, zoals de OECD, SER, AWT, commissie-Wijfels en anderen hebben erkend, bij uitstek geschikt om via publiek-private samenwerking kennis te laten stromen tussen publieke en private partijen. Vandaar de oprichting van TI Pharma in 2006.

Wat wordt de bijdrage Rijk aan TI Pharma? (D66)

130 miljoen euro (volledig ten laste van het FES) voor de gehele periode 2006–2010.

De overheid matcht daarmee de financiële bijdragen van private partijen en kennisinstellingen, met name universiteiten. Van de omvang van het totale programma dat 260 miljoen euro bedraagt, financiert de overheid 50% en bedrijven en kennisinstellingen elk 25%. Dat is het «standaard» financieringsmodel van Technologische TopInstituten (TTI’s).

TI Pharma staat op de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Wilt u een overzicht van de effectiviteit van innovatiesubsidies aan de Tweede Kamer toesturen? (CDA)

De afgelopen jaren is het subsidie-instrumentarium van EZ, waaronder dus ook de innovatie-instrumenten, een aantal keren doorgelicht. Zo is in de brief Herijking Financieel Instrumentarium uit 2005 (Tweede Kamer, vergaderstukken 2004–2005. 29 800 XIII, nr.73) onder andere gekeken naar de legitimiteit, efficiency en effectiviteit van de EZ-instrumenten.

De recente brief over de verdere stroomlijning van het EZ-instrumentarium (Tweede Kamer, vergaderstukken 2007–2008, 31 200 XIII, nr. 47) actualiseert de eerdere brief en bouwt voort op de ingezette lijn.

Zeker zo belangrijk als de effectiviteit van de afzonderlijke instrumenten is de effectiviteit van het gehele pakket van instrumenten, de beleidsmix. In 2007 noemde de Europese Commissie de Nederlandse beleidsmix aan instrumenten een best practice. Dat pakket bestaat uit verschillende soorten prikkels met behulp van enerzijds een aantal instrumenten (vgl. WBSO, vouchers, IPC’s en innovatiekredieten), die op alle ondernemers, maar met name op het MKB zijn gericht en anderzijds de innovatieprogramma’s, die erop gericht zijn die gebieden te ondersteunen waar Nederland kan excelleren. (sleutelgebieden).

Het is zoals bekend gebruikelijk dat alle EZ-instrumenten minimaal een keer in de vijf jaar worden geëvalueerd. Ook de Tweede Kamer wordt daarover geïnformeerd. Zo zijn de afgelopen twee jaren Syntens, de WBSO en de innovatievouchers geëvalueerd en vindt begin 2009 een mid term review van de innovatieprogramma’s en een audit over de sleutelgebieden door het Innovatieplatform plaats. Met innovatiekredieten zijn wij net gestart.

Uit de gehouden evaluaties blijkt dat onze instrumenten over het algemeen effectief zijn. Uiteraard nemen wij op basis van de uitkomsten van dit soort evaluaties waar nodig passende maatregelen.

Waarom worden de IPC’s met € 20 mln gekort (van € 32 mln naar € 12 mln)? (SGP)

De IPC’s worden niet gekort met € 20 mln.

Het Kabinet heeft immers, zoals ook in de Industriebrief is aangegeven, besloten om vanaf 2009 structureel middelen vrij te maken voor IPC’s. Het budget zal daarmee oplopen tot ca. € 20 mln structureel. Omdat deze middelen voor een deel nog gereserveerd staan op de aanvullende post van het Rijk, is dit nog niet volledig zichtbaar in de EZ-begroting 2009. Bij de begrotingsvoorbereiding 2010 (voorjaar 2009), wanneer formeel wordt besloten over de uitdeling van de volgende tranches op de aanvullende post, zal deze ophoging geëffectueerd worden. Dat betekent dus dat op dat moment voor 2009 € 20 mln beschikbaar komt. In 2008 zal overigens getracht worden zoveel mogelijk van de voorliggende aanvragen te honoreren.

De TOA is niet bekend bij bedrijven. Wat gaat u daar aan doen? Wie zitten er in de TOA en op basis van welke criteria?. Wanneer komt er een advies van TOA? Wat is het budget voor TOA?(CU)

TOA is van de bedrijven. Dat is het uitgangspunt. Momenteel wordt in de 4 voorloopregio’s gewerkt aan de uitwerking van de plannen waarbij onderwijs, bedrijfsleven en overheden beter samenwerken om het dreigend te kort aan technologen en technici op te lossen. Op regionaal niveau is het bedrijfsleven nauw betrokken, zoals in Twente waar bij de start van de TOA op 29/9 jl. veel bedrijven aanwezig waren. In alle 4 de voorloopregio’s zijn regionale boegbeelden afkomstig uit het bedrijfsleven actief, aangezocht door de regio’s zelf. Landelijk is dhr. Kamminga TOA trekker. Het kabinet, de projectdirectie Kennis en Innovatie, en dhr. Kamminga zullen de uitgewerkte plannen beoordelen. Zij worden daarin gevoed door experts van het Platform Bèta techniek die meekijken. Twente heeft recent het eerst plan ingediend. De overige regioplannen verwacht ik de komende maanden te ontvangen. Om de TOA bij de start een stimulans te geven is vooralsnog alleen voor 2008 € 2,5 mln. geoormerkt voor de TOA binnen het beleidsgeld voor Deltaplan Beta-techniek op de OCW-begroting.

De Stichting TechniekTalent.nu heeft dezelfde doelstelling als TOA. Gaat u de samenwerking bevorderen?(CU)

Ja, dit gebeurt al en dit zal ook zeker verder blijven gebeuren. Zo werkt de TOA in Twente naar tevredenheid samen met de stichting Techniek Talent Nu.

Is de Minister bereid om met de Minister van Onderwijs op te nemen dat MBO’ers goede leerwerkplekken krijgen? Plus professioneel arbeidsmarktadvies? (CU)

Leerwerkplekken zijn een essentieel onderdeel van het beroepsonderwijs. EZ, SZW en OCW hebben daarom met grote regelmaat contact over de kwaliteit en kwantiteit van de beroepspraktijkvorming. Zo wordt via de regeling «Beroepsonderwijs in Bedrijf» door de ministeries intensief samengewerkt aan verbetering van de beroepspraktijkvorming. Het creëren van goede leerwerkplekken is één van de doelen van dit programma. Ook is het van belang dat jongeren een realistisch beroepsbeeld ontwikkelen, zodat ze weten wat een beroep inhoudt, welke opleiding ze ervoor moeten volgen en wat de arbeidsmarktperspectieven zijn. Professioneel arbeidsmarktadvies kan een hierbij een belangrijk instrument zijn. Om te bevorderen dat scholen voor VMBO en MBO goede begeleiding geven, is in de Strategische Agenda voor het MBO afgesproken dat het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs met relevante partijen en deskundigen uit het veld een stimuleringsplan opstellen voor een hoogwaardige loopbaanoriëntatie en -begeleiding. OCW faciliteert dit door extra middelen voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding beschikbaar te stellen.

Wat is het structurele bedrag beschikbaar voor TOA?(CU)

De TOA is van bedrijven zelf. Het kabinet faciliteert de TOA in de startfase, maar het is niet mijn bedoeling de TOA structureel financieel te ondersteunen. In overleg met de Minister van Onderwijs en het PlatformBèta Techniek (PBT) besloten de start van de TOA een stimulans te geven: namelijk € 2,5 mln. Dit bedrag is vooralsnog alleen voor 2008 geoormerkt voor de TOA binnen het beleidsgeld voor Deltaplan Bèta-techniek op de OCW-begroting. Dit geld kan per TOA project wel ingezet kan worden voor meerdere jaren. Dit geld is bedoeld voor PBT om de regio’s bij de planvorming te helpen en wordt in overleg met de regio’s ingevuld.

Voor de uitvoering van de regionale TOA aanvalsplannen zijn in eerste instantie de deelnemende bedrijven en instanties dan ook zelf aan zet om de projecten waar zij de vruchten van zullen plukken te financieren. Uiteraard kunnen de TOA projecten goede projecten indienen bij de daarvoor geschikte subsidiemogelijkheden (EU, landelijk, regionaal, gemeentelijk).

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Wat gaat de Staatssecretaris overbrengen aan de Indiase minister van Handel bij zijn bezoek aan Nederland over ons MVO-beleid? (PvdA)

MVO is een belangrijk thema zowel in het Indiase als het Nederlandse beleid. Veel Indiase bedrijven voeren bijvoorbeeld, net als Nederlandse bedrijven, een actief MVO beleid. In gesprekken met de bewindspersoon die het inkomende bezoek uit India op 20 en 21 november a.s. zal leiden, zullen de gemeenschappelijke elementen binnen het MVO beleid van India en Nederland nader worden verkend. De Indiase Minister zal uitgenodigd worden om samen met Nederland een structurele samenwerking op te zetten. Specifieke thema’s voor samenwerking kunnen zijn arbeidsomstandigheden, transparantie in verslaglegging van bedrijven, de essentiële rol van het bedrijfsleven, ketenverantwoordelijkheid, uitwisselen van best practices tussen bedrijven. De manier waarop Nederland aandacht vraag voor dit soort kwesties is belangrijk: met respect en niet met opgeheven vinger.

De Minister van Handel Kamal Nath zal overigens zelf niet naar Nederland komen vanwege de verkiezingen in de deelstaat Madhya Pradesh. Momenteel is nog niet bekend welke minister hem zal vervangen.

Wat is de stand van zaken rond de motie Vendrik over een verbod op de import van producten met kinderarbeid? Wordt dit verbod in WTO-verband nu mogelijk? (Groen Links)

Het kabinet deelt de wens om kinderarbeid uit de wereld te helpen, te beginnen bij de ergste vormen. Het beleid inzake kinderarbeid kent verschillende invalshoeken en verantwoordelijkheden: verantwoordelijkheden van de Minister van Buitenlandse Zaken (mensenrechtenstrategie), de Minister van Ontwikkelingssamenwerking (ontwikkelingshulp) en de Minister van SZW (ILO/decent work agenda) en de relatie met het handelsbeleid (EZ). Het kabinet kiest voor een geïntegreerde aanpak van kinderarbeid.

Op aandrang van de Minister van Buitenlandse Zaken hebben de Europese ministers van Buitenlandse Zaken de Europese Commissie in mei 2008 gevraagd onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor het inzetten van handelsmaatregelen tegen de ergste vormen van kinderarbeid. Zodra de resultaten van dat onderzoek bekend zijn (in 2009) zal het kabinet zich beraden op vervolgstappen. Van belang is dat eventuele maatregelen effectief, noodzakelijk en praktisch haalbaar zijn.

Naast onze inzet in internationale fora zet Nederland zich actief in om in de lopende EPA-onderhandelingen duurzaamheidaspecten mee te nemen, inclusief respect voor fundamentele arbeidsnormen waaronder de bestrijding van de ergste vormen van kinderarbeid. Het kabinet informeert u hierover op korte termijn nader in de brief over Non Trade Concerns en handel.

Bij het zoeken naar oplossingen is het van belang om te realiseren dat naar schatting 95% van de producten of diensten die met kinderarbeid worden gemaakt, niet worden geëxporteerd, maar worden gebruikt op de lokale markt. Gegeven dit feit vergen handelsmaatregelen een genuanceerde aanpak. Een effectieve aanpak kan tot stand komen door een juiste mix van beleidinstrumenten van politieke dialoog en ontwikkelingssamenwerking. Een werkelijk effectief beleid tegen kinderarbeid kan zich niet eenzijdig verlaten op het weren van producten op de Nederlandse markt die met kinderarbeid zijn gemaakt.

Wat is de stand van zaken van de motie Voordewind over het voorkomen van overheidssteun aan bedrijven waar kinderarbeid in de keten voorkomt?(CU)

Voor de uitvoering van de motie Voordewind heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het voortouw genomen. Binnen EZ wordt momenteel bekeken op welke wijze invulling zou kunnen worden gegeven aan de motie voor wat betreft EZ-steun aan bedrijven. EZ wil zich inzetten op die zaken waarmee we met het bedrijfsleven het verschil kunnen maken. Namelijk waar de toeleverancier een belangrijk aandeel heeft in de productie binnen het door de overheid ondersteunde project. Afgezien van het feit dat de bedrijven worden geacht de OESO-richtlijnen voor internationaal opererende bedrijven te onderschrijven, wordt gedacht aan de toevoeging van criteria aan instrumenten voor investeringen in opkomende markten en ontwikkelingslanden (FOM, PSOM, ORIO, PESP en 2gthere) met het oog op MVO in de keten. Een meer algemene visie op de rol van de overheid op het terrein van ketenverantwoordelijkheid volgt aan het eind van dit jaar in een brief aan uw Kamer.

Is de Staatssecretaris bereid een instrument te ontwikkelen waarmee consumenten in de supermarkt heel snel kunnen weten hoe hun product tot stand is gekomen?(CU)

Het ontwikkelen van bedoeld instrument is een zeer complexe klus. In vele sectoren nemen marktpartijen zelf het initiatief om de transparantie te vergroten. De meeste initiatieven voor verduurzaming van ketens worden grotendeels op eigen kracht, zonder overheidsbemoeienis, op basis van welbegrepen gezamenlijk belang gedreven door bedrijven en maatschappelijke organisaties. Waar mogelijk en nodig ondersteunt de overheid dit soort initiatieven.

EZ omarmt bijvoorbeeld graag het initiatief van de SER waarmee werkgevers en werknemers aangeven zelf invulling te willen geven aan ketenverantwoordelijkheid. Met dit initiatief zal moeten blijken of zelfregulering kan resulteren in voldoende transparantie over de maatschappelijke aspecten van producten en diensten, productieprocessen in de productieketen. Eerder dan een verplicht instrument met alle administratieve lasten en regeldruk van dien, zet EZ in op zelfregulering.

Bij handelsmissies wordt MVO ingebracht. Wat heeft dit nu opgeleverd bij missies naar Brazilië, India, China? (Groen Links)

MVO vormt een integraal onderdeel van economische missies en komt onder andere terug bij gesprekken met bewindspersonen en NGO’s, bij informatieverstrekking aan de missiedeelnemers, in discussies met het lokale en Nederlandse bedrijfsleven en in speeches en lezingen, bijvoorbeeld aan universiteiten. Aan de missiedeelnemers wordt een «Toolkit MVO» gegeven, die kansen en bedreigingen signaleert toegesneden op het betreffende land. Daarnaast wordt actief geïnformeerd bij NGO’s of bedrijven met ervaring in het land om hun ervaringen te delen en handreikingen mee te geven hoe Nederlandse bedrijven met MVO-gerelateerde zaken om kunnen gaan bij het zakendoen in het land. Tijdens een missie worden vaak bedrijven bezocht die kunnen laten zien hoe zij in de praktijk omgaan met duurzaam ondernemen en wordt met de Nederlandse bedrijven ter plaatse besproken tegen welke MVO-zaken zij aanlopen.

De thema’s die in de gesprekken met bewindspersonen worden besproken variëren per land. Voor Brazilië vormen milieu, arbeidsomstandigheden en corruptie belangrijke onderwerpen. Zo sprak de Staatssecretaris tijdens het bezoek aan Brazilië in april op een milieuconferentie van het Forest Stewardship Council keurmerk. Voor India en China zijn arbeidsomstandigheden, transparantie in verslaglegging van bedrijven, de essentiële rol van het bedrijfsleven, ketenverantwoordelijkheid en uitwisselen van best practices tussen bedrijvende elementen waaraan EZ veel waarde hecht en die door een structurele samenwerking met China en India wordt uitgediept. Het is onderwerp van gesprek tijdens het bezoek van de Minister-president en de Staatssecretaris aan China van 26 tot 30 oktober a.s.. MVO vormt ook een expliciet punt bij het inkomende bezoek uit India aan Nederland op 20 en 21 november.

Kunt u een reactie geven op het Ruggie rapport? (Groen Links)

Ik ben erg tevreden met het rapport van Ruggie en de mondiaal goede ontvangst ervan. Het is dan ook goed dat het mandaat van prof. Ruggie onlangs door de VN verlengd is, zodat verder aan de uitwerking van het rapport gewerkt kan worden. Het door prof. Ruggie gemaakte onderscheid tussen enerzijds de overheidsplicht haar burgers tebeschermen en anderzijds de plicht voor bedrijven de mensenrechten te respecteren acht ik van grote toegevoegde waarde in de discussie mensenrechten en bedrijfsleven. Dat prof. Ruggie in zijn hoofdstuk over toegang tot geschillenbeslechting het vorig jaar heringerichte, Nederlandse Nationaal Contactpunt voor de OESO Richtlijnen als zeer interessante ontwikkeling aanmerkt, heeft mij verheugd.

Op 1 december aanstaande organiseren het ministerie van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken gezamenlijk een dag over MVO en mensenrechten voor het bedrijfsleven. Het rapport van Ruggie staat hierbij centraal en prof. Ruggie zelf is tijdens deze dag de speciale gast.

Post en telecom

Wat is de stand van zaken wat betreft de opening van de postmarkt? Streeft u nog naar opening per 1 januari 2009? (CDA)

De Staatssecretaris heeft uw Kamer per half november een brief toegezegd met de actuele stand van zaken ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden voor postbodes in Nederland en de situatie op de Duitse postmarkt, alsmede de integrale afweging van het Kabinet ten aanzien van het verdere traject.

Wat is uw reactie op het ontslag van fulltime werknemers met een vaste aanstelling door TNT, terwijl TNT tegelijkertijd parttimers werft? (SP)

TNT is een privaat bedrijf dat onafhankelijk is van de staat. Het primaat met betrekking tot de onderhandelingen over personeelsbeleid en arbeidsvoorwaarden ligt in Nederland bij de sociale partners. Bij TNT is sprake van geïnstitutionaliseerd overleg tussen het bedrijf en de vakbonden. Het is niet aan het kabinet om daar inhoudelijk te treden.

Wilt u OPTA en NMa samenvoegen?(PVV)

De markt voor elektronische communicatie is een dynamische markt, met een aantal specifieke kenmerken (zoals toegangsvraagstukken) die goed toezicht buitengewoon belangrijk maken. Naar aanleiding van de wettelijke evaluatie van OPTA in 2005 en met het oog op marktontwikkelingen zoals convergentie is onderzoek verricht naar de inrichting van het toezicht op de markt voor elektronische communicatie.

De onderzoeksvraag hierbij was of de huidige inrichting van het toezicht toekomstbestendig is. Hierbij is ook de vraag aan de orde of OPTA een zelfstandige organisatie blijft. In het kader van het onderzoek zijn gesprekken gevoerd met alle betrokken partijen (toezichthouders, bedrijven, eindgebruikersorganisaties en wetenschappers).

Aan uw Kamer is in de beleidsbrief Convergentie van 20 juni jl. (Tweede Kamer 2007–2008, 26 643 en 24 095, nr. 126) toegezegd de uitkomst voor de zomer van 2009 te rapporteren. Dankzij de medewerking van alle betrokken partijen verwachten wij u binnenkort al te kunnen informeren.

Consumenten

Is de Staatssecretaris bereid om de plannen van Eurocommissaris Kuneva met betrekking tot het consumentenacquis tegen te houden? Kuneva gaat toch door met verdere harmonisatie, tegen wens PvdA in. Belangrijkste dat PvdA wil behouden is Nederlandse productconformiteit, in plaats van een geharmoniseerde termijn van 2 jaar? (PvdA)

De Commissie heeft op 8 oktober jl. een voorstel voor een nieuwe kaderrichtlijn consumentenovereenkomsten gepresenteerd. Over dit voorstel ontvangt u binnenkort van het kabinet een zogeheten BNC fiche met een eerste standpuntbepaling. Het richtlijnvoorstel bevat inderdaad een regeling betreffende non-conformiteit en is vergelijkbaar met de huidige regeling uit de Richtlijn Consumentenkoop en garanties. De handelaar is namelijk gedurende twee jaar aansprakelijk voor gebreken die zich voor doen in het product.

Het verschil is dat de huidige Richtlijn is gebaseerd op minimum harmonisatie, terwijl het nieuwe richtlijnvoorstel uitgaat van volledige harmonisatie. In het Algemeen Overleg van 4 september jl. hebben de Minister van Justitie en de Staatssecretaris van EZ aangegeven alle aspecten van de commissievoorstellen zorgvuldig te beoordelen, in het bijzonder de gevolgen van volledige harmonisatie in relatie tot het niveau van consumentenbescherming. Dit geldt ook voor de non-conformiteitsregeling. Immers, onze huidige non-conformiteitsregeling zou moeten worden teruggebracht tot een maximum termijn van twee jaar. In het BNC-fiche zal ook nader op dit voorstel worden ingegaan.

Internationaal Ondernemen

Welke initiatieven neemt de Staatssecretaris om bedrijven een grotere rol te geven in de besteding van middelen voor ontwikkelingssamenwerking? (CDA)

De Minister van Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Economische Zaken onderschrijven de rol die het bedrijfsleven kan spelen bij het behalen van MDG-doelstellingen volledig. Dit jaar is er dan ook meer OS-budget dan ooit beschikbaar voor private sectorontwikkeling.

OS en EZ hebben in deze context samen een aantal programma’s ontwikkeld waarvan het Nederlandse bedrijfsleven gebruik kan maken. Zoals de opvolger van ORET, de ORIO, het publieke sector infrastructuurprogramma, waarbij de hulp ongebonden is maar de sectoren (die op basis van de ontwikkelingsvraag uit de doellanden worden bepaald) aansluiten bij de onderscheidende kennis en kunde van het Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast is er het PSOM programma dat nu omgevormd wordt in het Private Sector Investeringsprogramma (PSI). Hierbij gaat het om investeringen van het bedrijfsleven in joint ventures in ontwikkelingslanden.

De Minister van Ontwikkelingssamenwerking heeft recent de jaarlijkse committeringsruimte van dit programma met € 20 miljoen verhoogd tot € 70 miljoen.

Ook wordt in toenemende mate gewerkt via publiek private partnerschappen, onder andere voortkomend uit de Schokland-akkoorden. Ook hiermee wordt veel ruimte geboden voor initiatieven van het Nederlandse bedrijfsleven.

Waarom steekt de Nederlandse overheid € 0,5 miljoen in het versterken van de duurzame productiecapaciteit in Rusland (VVD)

Met de bijdrage van € 0,5 miljoen wordt de verhoging van de duurzame productiecapaciteit in Rusland beoogd. Hieraan leveren Nederlandse ondernemers, door bijvoorbeeld advisering, een belangrijke bijdrage. Het is dus de verwachting dat deze investering zich in belangrijke mate terugverdient door opdrachten voor het Nederlandse bedrijfsleven. Het mes snijdt dus aan twee kanten. Onze sterke milieusector profiteert en we pakken problemen aan waar ze grootst zijn.

Eerdere ervaringen in Rusland laten zien dat dit goed werkt.

Wijken

Kan de Staatssecretaris in de begroting voor 2009 extra financiële ruimte vinden voor de ondersteuning van de wijkeconomie, zeker met het oog op het aflopen van de economische brede doeluitkering van het Grote Stedenbeleid na 2009? (PvdA)

Wijkeconomie is één van de prioriteiten van het EZ-beleid. In de afgelopen tijd zijn diverse instrumenten ontwikkeld die ondernemerschap in de wijk stimuleren en ondersteunen. Zoals BGV-zones, veiligheidscans, subsidies voor de veiligheid van kleine bedrijven en microfinanciering. Ook het gebiedsgerichte EZ-instrumentarium is relevant voor de stedelijke economie, zoals Pieken in de Delta en de nieuwe aanpak herstructurering bedrijventerreinen.

Vooralsnog zijn er geen signalen dat de beschikbaarheid van middelen een knelpunt is. Het is nu belangrijk dat gemeenten en andere lokale partijen worden ondersteund om samen aan de slag gaan in de wijken met het beschikbare instrumentarium.

Diversiteit

Op welke wijze worden op dit moment de allochtone en autochtone ondernemers bij elkaar gebracht om de synergie te bewerkstelligen en de aanwezige potentie optimaal te kunnen gebruiken?(CU)

Het ondernemerschapinstrumentarium van Economische Zaken (informatie, advies, kapitaalmarkt etc.) staat open voor alle ondernemers. Sommige doelgroepen, zoals allochtone ondernemers, krijgen extra aandacht gelet op specifieke knelpunten. Op sommige punten doen allochtone ondernemers het inmiddels beter dan de autochtone: de groei van het aantal etnisch ondernemers is bijvoorbeeld hoger dan die onder autochtone ondernemers. Deze groepen kunnen echt van elkaar kunnen leren. En dat is de beste basis om partijen bij elkaar te brengen.

Bij bijeenkomsten die de Kamers van Koophandel overal in het land organiseren, zoals de startersdag op 1 november as, komen deze ondernemers elkaar tegen. Zeker wanneer die in de wijken worden georganiseerd, zoals in de Haagse Vaillantlaan gebeurt.

Daarnaast ondersteunt EZ diverse initiatieven, zoals de verkiezing van de zwarte zakenvrouw van Nederland waarbij ondernemers van verschillende achtergronden elkaar ontmoeten.

Toerisme

Is het mogelijk om het NCTB niet te korten en deugdelijk te financieren?(D66)

Zoals aangegeven bij het recente AO Toerisme, is het NBTC zo veel mogelijk ontzien bij de Vernieuwing Rijksdienst, door het lichtste taakstellingsregime (een reductie van 5 procent in vier jaar) toe te passen op het NBTC.

Het NBTC zal in de periode 2008 tot en met 2011 jaarlijks 1,25% bezuinigen door efficiënter te gaan werken en met name de overhead te verlagen. Dat dit mogelijk is, blijkt uit een evaluatie van Berenschot die aan uw Kamer is aangeboden. Berenschot constateerde dat de overhead aan de ruime kant was. Het NBTC heeft tot onze tevredenheid aangegeven alle belangrijke taken de komende jaren te kunnen blijven uitvoeren binnen het nieuwe budget.

Wat wil Economische Zaken doen om lokale overheden op te roepen zich wat terughoudender op te stellen bij bijvoorbeeld bestemmingsplannen die toerisme en horeca hinderen? (D66)

In het algemeen is het kabinet hard bezig om ondernemers zoveel mogelijk kansen te geven, administratieve lasten te verlagen, regeldruk te verminderen. Een belangrijk deel van die regeldruk ligt ook op lokaal niveau. Dat is de reden waarom de departementen EZ, FIN en BZK al enige tijd samen met Vereniging Nederlandse Gemeenten een gezamenlijk uitvoeringsprogramma hebben om gemeenten te assisteren bij de aanpak van de lokale regeldruk.

Er liggen al goede resultaten, zoals de doorlichting en vereenvoudiging van de VNG-model Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de Taskforce Wallage die samen met pioniergemeenten de regeldruk aanpakt en de voucherregeling die gemeenten in staat stelt de eigen regelgeving door te lichten.

De besluitvorming over ruimte in bestemmingsplannen en over sluitingstijden in de horeca is per definitie een gemeentelijke aangelegenheid. In lijn met de sturingsfilosofie van de Nota Ruimte «Centraal wat moet, Decentraal wat kan» grijpt het Rijk slechts in de lokale ruimtelijke ordening in als er sprake is van een nationaal belang. Daarvan is hier geen sprake. Er is onvoldoende aanleiding om in de lokale besluitvormingsprocedures in te grijpen. Wel is EZ permanent met de gemeente Amsterdam in gesprek over toerisme, net zoals met andere regio’s en steden. Bijvoorbeeld over de knelpunten bij het hotelaanbod

Overige onderwerpen

De Minister van Financiën doet niks om de concurrentie langs de snelweg te verbeteren. Tijdens het debat over marktwerking heeft u toegezegd alsnog te bekijken wat er wel kan. Waar heeft dat nu uiteindelijk toe geleid? En als het kabinet opnieuw nul op het rekest geeft, overweegt het CDA een initiatiefwet in lijn met mijn motie (7 puntenplan). (CDA)

Uw Kamer heeft herhaaldelijk haar zorgen geuit over de benzinemarkt, in het bijzonder over de hoge benzineprijs bij tankstations aan de Rijkswegen. Vorig jaar heeft uw Kamer een motie aangenomen (31 200 XIII, nr. 21) met het verzoek een aantal maatregelen te treffen ter bevordering van de concurrentie. Zo zou de benzineprijs lager moeten worden. Met het uitvoeren van deze motie is echter gewacht op de resultaten van de evaluatie van de veilingsystematiek.

Inmiddels is de evaluatie van de veilingen afgerond en heeft uw Kamer onze kabinetsreactie reeds ontvangen. Aan de evaluatie van de veilingen verbind ik twee conclusies: mijn eerste conclusie is dat de methodiek van veilingen een effectief instrument is gebleken om de schaarse capaciteit aan concessies te verdelen om de – oorspronkelijk geheel gesloten – markt open te breken. Laten we niet vergeten dat het indertijd scherpe onderhandelingen heeft gekost om houders van eeuwigdurende concessies ertoe te bewegen afstand te doen van hun rechten. Mijn tweede conclusie is dat de benzinemarkt inderdaad nog niet ideaal werkt, maar dat aanpassingen aan de veilingsystematiek niet erg effectief zijn om concurrentie te bevorderen. Dit betekent dat andere maatregelen nodig zullen zijn om de concurrentie nog verder te verbeteren en de prijs te verlagen. Ik wil dan ook benadrukken dat ik actief op zoek ben naar alternatieve maatregelen om de benzinemarkt beter te laten functioneren.

Van belang is dat we effectieve maatregelen treffen. Hoge prijzen zijn immers niet altijd een gevolg van gebrekkige concurrentie. Zoals we het afgelopen jaar hebben kunnen zien is de benzineprijs sterk gestegen, maar ook weer flink gedaald; dit had niet van doen met meer of minder marktwerking. Daarvoor is het allereerst belangrijk dat we scherp krijgen wat nu precies het probleem is op de benzinemarkt. Om een paar voorbeelden te geven: het beeld is dat we in Nederland relatief veel kortingskaarten en tankpassen hebben in vergelijking met het buitenland. Klopt dit beeld? Want als dat zo is reageert de vraagzijde van de markt misschien niet goed op de prijs aan de pomp. Of misschien geven de adviesprijzen een vertekend beeld door de kortingen die aan de kassa worden gegeven. Of hebben Nederlandse stations soms te maken met een andere kostenstructuur dan in het buitenland? Bijvoorbeeld een hoge gebruikersvergoeding voor de grond of een lager gemiddeld aantal getankte liters?

Bij deze wil ik aankondigen dat ik op zeer korte termijn een onderzoek zal laten uitvoeren naar deze en aanverwante vragen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kunnen wij aanvullende, maar vooral effectieve, maatregelen treffen om de benzinemarkt beter te laten functioneren. De benzinemarkt heeft voor mij een hoge prioriteit. Daarom wil ik in de eerste helft van 2009 de bevindingen van dit onderzoek en de daaraan verbonden beleidsconclusies aan uw Kamer kunnen sturen. Mijn collega van Financiën zal u voorts op korte termijn de antwoorden sturen op uw vragen over de kabinetsreactie op de evaluatie van de veilingen.

De SGP mist duidelijke keuzes en strakke kaders bij de Winkeltijdenwet. Waarom geen woord over de kleine ondernemer, zijn personeel en zijn gezin? Wij brengen nog een aantal wijzigingen aan in ons initiatiefwetsvoorstel en zullen dat met een enkele week aan de Kamer voorleggen.

In mijn antwoorden op de Kamervragen van dhr. Van der Vlies hieromtrent ben ik al op een aantal van de gestelde zaken ingegaan. Dhr. Van der Vlies heeft ook kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de winkeltijdenwet en loopt op de behandeling daarvan vooruit. Hoewel ik begrip heb voor zijn ongeduld, we praten er al een tijdje over, wil ik voor een gedegen behandeling van het voorstel graag de bespreking van dat wetsvoorstel met de Kamer afwachten.

Via vergunningen voor goede-doelen loterijen zouden begunstigden gereguleerd moeten worden om te zorgen dat begunstigden geen geld meer krijgen als ze de wet overtreden. Wat is hierop uw reactie? (CDA)

Het kansspelbeleid en daarmee de vergunning voor goede-doelen loterijen zoals de Postcodeloterij behoort tot de portefeuille van de heer Hirsch Ballin. Ik heb begrepen dat er vandaag (23 oktober) een algemeen overleg met uw Kamer staat geagendeerd over goede doelen en kansspelen. Daar kan de Minister van Justitie uitgebreid op uw vragen ingaan.

Welke nieuwe impulsen komen er van EZ samen met OCW rond het thema cultuur en economie? (D66)

Het kabinet onderstreept het belang van de wisselwerking tussen cultuur, creativiteit en economie. De creatieve industrie krijgt onze volle aandacht en is al eerder in 2005 door het Innovatieplatform aangewezen als sleutelgebied voor innovatie. Tot nu toe zijn door het kabinet verschillende acties ondernomen om de creatieve industrie te versterken. Voorbeeld daarvan is het Programma voor de Creatieve Industrie, opgezet om een impuls te geven aan een bredere benutting van creativiteit en een verbetering van de aansluiting tussen de creatieve industrie en het bredere bedrijfsleven. Dit programma is tijdelijk (doorlooptijd 2005–2008) en experimenteel van aard. Op dit moment wordt het Programma voor de Creatieve Industrie geëvalueerd. Daarnaast is SenterNovem begonnen met een eerste verkenning van mogelijke innovatieprogramma’s voor de creatieve industrie. Verder is in mei 2008 een High Level Expert Group gestart ter voorbereiding van een Green Paper (verschijnt zomer 2009), onder voorzitterschap van Nederland en Portugal. Naar aanleiding van de resultaten van de evaluatie en de verkenning zullen de betrokken bewindslieden van EZ en OCW zich beraden op een eventueel vervolg op het Programma voor de Creatieve Industrie. De Kamer zal hierover voor de zomer van 2009 een brief ontvangen.

D66 stelt voor om een mid term review in te stellen van de EZ-begroting om prestaties meer inzichtelijk te maken (D66)

Vanuit meerdere richtingen zijn kritische kanttekeningen geplaatst bij de inzichtelijkheid en meetbaarheid van de EZ-prestaties. Deze kritiek nemen wij ons uiteraard ter harte. Het beter meetbaar maken van mijn beleidsprestaties is een proces van continue verbetering. Zo is mede naar aanleiding van aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in de begroting 2009 een aantal nieuwe prestatie-indicatoren opgenomen. Deze indicatoren liggen vooral op het niveau van instrumenten. Dit is namelijk het niveau waar op een zinvolle wijze gestuurd kan worden en waar u ons op kunt afrekenen. Dit neemt niet weg dat wij bereid zijn om opnieuw te bezien hoe de EZ-begroting beter inzichtelijk en meetbaar gemaakt kan worden. Daartoe zal ik in de EZ-begroting zichtbaar maken hoe de instrumenten bijdragen aan het realiseren van doelstellingen. Voor de doelstelling uit het beleidsprogramma zult u hiertoe – zoals de MP reeds heeft toegezegd – op verantwoordingsdag een integraal overzicht krijgen van de voortgang van doelstellingen uit beleidsprogramma. De overige verbeteringen zullen meelopen in de EZ-begroting van 2010.

Wil het kabinet met gemeenten en provincies afspraken maken over ruimte van ZZP’ers bij aanbestedingen? (CU)

Hoe wil de Minister van Economische Zaken uitsluiting van ZZP’ers bij aanbestedingen voorkomen? (D66)

Het kabinet vindt het belangrijk dat ZZP’ers bij aanbestedingen een kans krijgen om mee te doen. Dit stimuleren we op de volgende manieren: het is van belang dat aanbestedende diensten bij aanbestedingen eisen stellen die goed aansluiten bij de wensen van de opdracht. Dit is ook wat van een professionele aanbestedende dienst mag worden verwacht. Aangezien verschillende opdrachten om een verschillende benadering vragen, zullen aanbestedende diensten in hun inkoopbeleid maatwerk betrachten. Door professioneel, met het oog op de wensen van de opdracht, aan te besteden, wordt voorkomen dat een zzp-er ten onrechte wordt uitgesloten. Dergelijk professioneel en verstandig inkoopbeleid kan niet door wetgeving of door middel van afspraken met gemeenten en provincies bereikt worden. Daarom is het noodzakelijk dat aanbestedende diensten praktische ondersteuning kunnen krijgen bij het formuleren van de bij een aanbesteding te stellen eisen. Deze ondersteuning verleent PIANOo. Om deze ondersteuning voor aanbe­stedende diensten door te zetten, heb ik onlangs besloten PIANOo voor te laten bestaan voor opnieuw een periode van drie jaar

Daarnaast ga ik in het nieuwe wetsvoorstel maatregelen opnemen om de administratieve lasten te verlagen. Dit verlaagt tevens de drempel voor ZZP’ers om mee te doen met aanbestedingen.

Welke voorstellen gaat de Minister doen in EU + NL om uitholling van de overheid te voorkomen? Waarom worden congressen aanbesteed? (SP)

Ik ben het niet eens met de stelling dat er op dit moment sprake is van uitholling van de overheid. De overheid moet borg staan voor de publieke belangen, maar dat betekent niet dat zaken die ook door marktpartijen kunnen worden uitgevoerd door de overheid zelf moeten worden gedaan. Dit zal van geval tot geval moeten worden bekeken. Zoals we ook eerder bij het debat over het onderzoek naar de resultaten van marktwerking hebben besproken is marktwerking en daarmee ook aanbesteden maatwerk. In veel gevallen is het efficiënter en effectiever als het Rijk gespecialiseerde taken uitbesteedt. Voor het organiseren van congressen geldt dat er per geval bekeken wordt of het effectief is dat een departement zelf de organisatie doet. Als blijkt dat de markt een specifiek congres beter kan organiseren, dan wordt het congres uitbesteed.

Waarom doen ambtenaren niet de informatievoorziening van Postbus 51? (SP)

De informatievoorziening van Postbus 51 wordt uitgevoerd door ambtenaren. Om de overheid meer toegankelijk en beter bereikbaar te maken, komen alle vragen in eerste instantie bij het Ministerie van Algemene Zaken binnen. Dit Ministerie beantwoordt alle algemene vragen. Bij specifieke vragen over bepaalde beleidsterreinen vraagt het Ministerie van Algemene Zaken het betrokken ministerie om antwoord te geven.

Naar boven