Aan de orde is het debat over de brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over de Bosnische asielzoekers.

De voorzitter:

Ik onderstreep dat het gaat om de procedurele zaak die in de brief wordt behandeld en niet om de inhoud van het onderwerp. De Kamer heeft immers vanmiddag besloten om het debat daarover niet vandaag te houden.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. D66 had nog graag voor het reces gedebatteerd over het rapport "Afrekenen met Srebrenica". Dit rapport gaat over de Srebrenicavluchtelingen die pas na 2000 in Nederland zijn gekomen. Dat dit nu niet meer zal lukken, accepteren wij. Het is te laat. Wij hebben dat vanochtend ook al vastgesteld. Het debat zal moeten wachten tot na het reces. Maar dat mag niet betekenen dat er tussentijds mensen uit deze groep het land worden uitgestuurd. Nu mogen dus geen onomkeerbare stappen worden gezet. Dat is vanmiddag bij het debatje over orde in feite ook gezegd, maar het was niet heel duidelijk of daarvoor een meerderheid was.

Nu ligt de brief van de minister voor, die de Kamer om 18.00 uur heeft ontvangen. De minister geeft ronduit te kennen niet van plan te zijn dit uitzetbeleid in de tussentijd stop te zetten. Dat vindt D66 onaanvaardbaar. Daarom hebben wij er behoefte aan de volgende motie aan de Kamer voor te leggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor het verkiezingsreces onvoldoende tijd resteert om het rapport "Afrekenen met Srebrenica" en de reactie daarop van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zorgvuldig te bespreken;

overwegende dat het debat met de minister over deze zaak derhalve pas na het verkiezingsreces kan plaatsvinden;

verzoekt de regering om inzake de "late" Srebrenicavluchtelingen die tussen 2000 en 2003 in Nederland asiel hebben aangevraagd en die nog steeds in Nederland verblijven in de tussentijd geen onomkeerbare stappen te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, De Wit, Huizinga-Heringa, Azough, Klaas de Vries, Van der Staaij en Van Oudenallen.

Zij krijgt nr. 1096(19637).

Minister Verdonk:

Voorzitter. Er is een onderzoekje verricht door de heer Van Workum. Dat onderzoek is naar de Kamer toegestuurd. Ik heb het ontvangen. Ik wil hieruit graag enkele zinnen citeren. Dit onderzoekje richt zich op een aantal individuele cases. Ik weet niet welke. Ik ken de dossiers niet. In dat onderzoekje staat een aantal vooral ongefundeerde beschuldigingen aan het adres van bijvoorbeeld individuele IND'ers. Ik citeer uit een stukje over een gehoor van een mevrouw: "De IND-rapporteur die destijds het gehoor deed, had die dag geen zin..."

De voorzitter:

Misschien heb ik niet duidelijk genoeg gemaakt dat het op dit moment echt moet gaan om de procedure ten aanzien van mogelijke komende beslissingen over de categorie vluchtelingen waarover mevrouw Lambrechts een motie heeft ingediend. Ik wil u vragen in dit stadium een reactie te geven op die procedurele motie omdat de Kamer vanmiddag besloten heeft om het inhoudelijke debat niet te houden. Ik kan de Kamer een reactie op de dingen die u nu aan het zeggen was of ging zeggen, niet ontzeggen. Dat doe ik niet in de eerste plaats vanwege de tijd. Op een gegeven moment is de tijd niet belangrijk. Het lijkt mij gelet op de procedure goed om dat aan u te vragen.

Minister Verdonk:

De motie vraagt mij iets inhoudelijks, namelijk om geen onomkeerbare stappen te nemen tegen late Srebrenicavluchtelingen, die tussen 2000 en 2003 in Nederland asiel hebben aangevraagd en nog steeds in Nederland verblijven. Dat is een oordeel. Deze motie vraagt van mij een handeling. De motie vraagt om geen mensen meer uit te zetten naar een veilig land. Er wordt immers volop uitgezet naar Bosnië, vrijwillig en gedwongen. Ik heb grote bezwaren tegen de motie, zeker omdat die gebaseerd is op een rapport dat aan alle kanten kraakt van de insinuaties en suggesties. In het rapport worden daarnaast onvergelijkbare zaken vergeleken. Moet ik als gevolg daarvan een wijziging in mijn beleid doorvoeren? Volgende week komt er wellicht een ander rapportje van een andere onderzoeker over een andere groep. Kan ik dan de terugkeer van die groep ook niet meer ter hand nemen? Een aantal partijen in de Kamer zou dat graag willen. Dat is echter niet het beleid dat het kabinet voorstaat.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Wie de motie niet goed leest, zou kunnen denken dat die de minister vraagt om het gehele beleid om te gooien. De motie vraagt slechts om een pauze van een maand in het uitzetbeleid. Het gaat daarbij om hooguit enkele mensen. Wij vragen dat op basis van een rapport waarvan wij vinden dat het gerede twijfel zaait over de vraag of in het verleden wel altijd zorgvuldig naar de dossiers is gekeken, ook al is dat drie keer gebeurd.

Minister Verdonk:

Ik lees een citaat voor. "De Kamer is ronduit bedonderd door de minister met haar geklets over zorgvuldigheid en ruimhartigheid. Of moet ik zeggen: heeft zich laten bedonderen?" Op basis van dit soort insinuaties vragen de fractie van D66 en andere fracties mij om het beleid stop te zetten. Mevrouw Lambrechts wijst erop dat het maar een maand is. In die maand wordt echter weer aan mensen het idee gegeven dat zij in Nederland kunnen blijven. Zij krijgen te maken met nog meer onzekerheid. Bosnië is een veilig land waar mensen naar terug kunnen keren. Als de situatie in een bepaald land onveilig wordt, ben ik bereid om geen onomkeerbare stappen te nemen. Ik heb dat ook een aantal keren gedaan. Ik heb nu echter geen enkele reden om geen onomkeerbare stappen meer te nemen.

Ik heb voor mij een spreektekst van drie kantjes liggen waarin staat wat er in al die tijd gebeurd is en hoe vaak wij naar deze dossiers hebben gekeken. Ik zal hem niet voorlezen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik lees een citaat voor dat reden geeft om zorgvuldig naar het rapport te kijken. Van één dossier zegt de IND in 2006, die daar ook al in de jaren 2001 en 2003 naar gekeken heeft, het volgende. "Het geheel van het dossier nu overziend, heeft het er alle schijn van dat de hele periode van juli 1995 tot de komst van betrokkene in Nederland een aaneenschakeling is geweest van uiterst miserabele omstandigheden. Waren indertijd al die omstandigheden als één geheel gezien, dan had betrokkene in aanmerking kunnen komen voor een C-status. (...) Het is duidelijk dat het niet goed gaat met deze persoon. Gelet op haar traumatische verleden en de overweging dat haar asielaanvraag toch niet voldoende recht is gedaan, ligt nu als oplossing het verlenen van een verblijfsvergunning conform beschikking minister voor." Als dit geen goede reden is om nog eens te kijken of het inderdaad zo zorgvuldig is gegaan als de Kamer de minister heeft opgedragen, dan weet ik het niet meer.

Minister Verdonk:

Dan toch maar even een citaat. "In 2000 is er een speciale regeling geweest onder voormalig staatssecretaris Cohen. Bosnische asielzoekers..."

De voorzitter:

Maar...

Minister Verdonk:

Voorzitter, ik mag niet op het rapport ingaan, maar mevrouw Lambrechts komt met een individuele casus die in het rapport wordt genoemd. Wij hebben geen dossier bij de hand. Het is niet gebruikelijk dat wij hier van gedachten wisselen over individuele casussen. Er moet nu een reden zijn om het beleid aan te passen, maar ik zie die reden niet. Bosnië is een veilig land. Dit rapport vormt geen aanleiding om het beleid nu stop te zetten en mensen weer valse hoop te geven.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter, staat u mij een laatste opmerking toe?

De voorzitter:

Ik kom even tussenbeide. De minister heeft een opmerking gemaakt over het rapport. U hebt een motie ingediend. Het is het een of het ander. Óf wij voeren het debat. Daar ben ik uiteraard toe bereid, maar daar is een beslissing over genomen. Óf wij doen dat niet. Straks wordt er gestemd over deze motie. Ik denk dat de argumenten wel bekend zijn.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik maak nog één procedurele opmerking, als u mij dat toestaat. Er was in een eerder stadium al een procedurele opdracht aan de minister. In 2003 heb ik een motie ingediend met het verzoek om aan de bijzondere verantwoordelijkheid die wij hadden uiting te geven door extra zorgvuldig naar deze dossiers te kijken. Nogmaals, dit rapport, dat ook uitspraken van de IND bevat, geeft mij aanleiding om te vermoeden dat het niet zo zorgvuldig is gegaan als de Kamer heeft bedoeld.

Minister Verdonk:

Die motie is inderdaad op 10 oktober ingediend. Ik heb de Kamer een brief gestuurd op 10 oktober 2003, waarin heb ik toegezegd dat ik nog eens naar die gevallen zou kijken. Dat heb ik ook gedaan. Op grond van die tweede analyse zijn vier dossiers voor mogelijke inwilliging aan mij voorgelegd. Ik heb ook vergunningen verleend. Voor die vergunningverlening hebben wij een aantal criteria gebruikt. Over de criteria, de analyse en de uitkomsten heb ik uitgebreid met de Kamer gesproken. Begin 2004 heb ik weer een gesprek gehad met het politiek comité-Stari Most. Nu ik het rijtje zo langsloop, zie ik dat er al vijf, zes, zeven keer naar die dossiers is gekeken.

De voorzitter:

Ik heb zeer sterk de neiging om de Kamer voor te stellen om het hierbij te laten. De motie is ingediend. Mevrouw Lambrechts heeft haar motie duidelijk toegelicht. De minister heeft gezegd wat haar oordeel over de motie is. Op een bepaald moment is het moment van stemmen aangebroken. Dan zien wij wel wat de opvatting van een meerderheid van de Kamer is.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende motie zal zo dadelijk worden gestemd.

De vergadering wordt van 23.32 uur tot 23.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Voordat wij tot de stemmingen overgaan, merk ik nog op dat ik aan het begin van de vergadering de heer Lazrak als afwezig heb gemeld en dat de heer Nawijn op dit moment niet aanwezig is.

Naar boven