Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 23, pagina 1020-1027 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | nr. 23, pagina 1020-1027 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het voorstel van wet van het lid Van Dijken houdende wijziging van de Gemeentewet in verband met een vrijstelling van parkeerbelastingen voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart (30879).
(Zie vergadering van 16 februari 2010.)
De voorzitter:
Ik heet mevrouw Van Dijken, de initiatiefneemster, de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de heer Langenhuyzen, adviseur van de initiatiefneemster, van harte welkom in de Eerste Kamer.
Ik breng de Kamer in herinnering dat de behandeling van dit wetsvoorstel op 16 februari 2010 is geschorst op verzoek van de fractie van de PvdA.
In derde termijn is het woord aan de heer Putters.
De beraadslaging wordt hervat.
De heer Putters (PvdA):
Voorzitter. Ik spreek mede namens de fractie van GroenLinks.
Ruim een maand geleden werd op verzoek van de PvdA-fractie het debat geschorst over het initiatiefwetsvoorstel van mevrouw Van Dijken, betreffende de vrijstelling van parkeerbelasting voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart. Het was voor ons een noodgreep. Er ontstond de toch wat wonderlijke situatie waarin iedereen in deze Kamer de mobiliteit van mensen met beperkingen hoog in het vaandel had staan, maar de beleidsmatige en financiële autonomie van het bestuur evenzeer. Er leek een tegenstelling te ontstaan: wanneer je koos voor het bevorderen van de mobiliteit van gehandicapten, zou je niet kiezen voor lokale beleidsvrijheid, of, andersom: wanneer je koos voor lokale beleidsvrijheid, zou je niet voor het bevorderen van de mobiliteit van gehandicapten zijn.
De PvdA-fractie vindt dit een oneigenlijke tegenstelling, die de zaken onnodig zwart-wit voorstelt. Als we zo ieder sociaal initiatief vanuit Den Haag beoordelen, blijven er weinig zaken over waarin vanuit landelijk niveau iets kan worden gedaan voor gewone mensen, bijvoorbeeld in situaties waarin slecht verteerbare verschillen ontstaan tussen gemeenten die op een steenworp afstand van elkaar liggen.
Dat zaken niet altijd zo zwart-wit liggen en dat er grijstinten denkbaar zijn, is een realiteit die ook door anderen dan de leden van de PvdA-fractie is onderkend. Nog geen halfjaar geleden is in dit huis de Wet investeren in jongeren aanvaard, waarin is gebroken met het uitgangspunt van de lokale autonomie van de Wet werk en bijstand. Het argument was en is daarbij dat het belang van jongeren om niet aan de kant te komen staan dermate groot is dat de aanpak hiervan niet helemaal moet worden overgelaten aan gemeenten. Waarom is dat dan niet het geval met het recht van gehandicapten, niet zozeer op vrij parkeren maar wel op rechtsgelijkheid, op weten waar je aan toe bent zodat je niet elke keer wanneer je naar een andere gemeente reist, moet nagaan waar je wel en waar je niet hoeft te betalen? Mijn fractie ontgaat de logica hiervan, maar anderen zien die kennelijk wel.
Een zwart-wittegenstelling tussen een betere regeling voor gehandicapten en aantasting van de lokale autonomie doet dus geen recht aan de bedoelingen van de wet, noch aan de inzet van mevrouw Van Dijken, noch aan de bedoelingen van de fracties in deze Kamer. Om uit deze rare impasse een uitweg te vinden, heeft de PvdA-fractie om schorsing gevraagd. We kunnen ons niet voorstellen dat ons gezamenlijke doel om de mobiliteit voor gehandicapten te bevorderen en tegelijkertijd respect te tonen voor lokaal maatwerk niet via dit wetsvoorstel gediend kan worden. Fractieberaad en veel overleg met verschillende woordvoerders gedurende de afgelopen weken heeft geleid tot een motie waarin de regering wordt gevraagd, in nauw overleg te treden met de VNG om de gemeenten optimaal te ondersteunen bij de uitvoering van de wet en aansluiting te vinden bij wat er lokaal al gebeurd.
Wij kregen de afgelopen weken veel brieven van mensen met beperkingen, brancheorganisaties en burgers waarin wij worden opgeroepen om voor het wetsvoorstel te stemmen. Zojuist hebben we ook nog een petitie van de CG-Raad in ontvangst genomen met die strekking. We hebben deze weken met bijvoorbeeld de Crisis- en herstelwet wel grotere en fundamentelere inbreuken op de lokale autonomie gemaakt dan met dit landelijk gebruikt systeem voor de gehandicaptenparkeerkaart het geval is. Ook de Tweede Kamer is er breed van overtuigd dat dit een goede maatregel is. Tweede Kamerleden van alle politieke kleur hebben ons benaderd en gevraagd of wij onze steun willen geven. De regering is daarnaast ook bereid om het wetsvoorstel te steunen en uit te voeren.
Wij doen daarom een laatste oproep aan de leden van deze Kamer om onze motie te zien als een erkenning van hun zorgen en wij vragen hun, het vertrouwen uit te spreken dat de regering in goed overleg met de VNG tot een breed gedragen uitvoering van deze wet komt. Dat is een prima waarborg om de inbreuk in de lokale autonomie alleszins acceptabel te maken, vooral ook omdat uit de informatie die wij gisteren ontvingen van de VNG blijkt dat de meerderheid van een VNG-panel een regeling als deze wenselijk vindt.
Daarbij optellend dat het om een initiatiefwet gaat, dat we zowel het belang van de gehandicapten als de lokale autonomie hoog in het vaandel hebben staan en dat het om een heel specifieke groep mensen gaat, willen wij de fracties in overweging geven om hiervan volgende week een vrije kwestie te maken bij de stemmingen. Om die reden overwegen wij ook om hoofdelijke stemming aan te vragen. Graag vernemen wij de reacties van de collega-woordvoerders op de motie, alsmede die van de indienster en de regering. Ik zal de motie nu indienen.
De voorzitter:
Door de leden Putters, Ten Horn, Meulenbelt, Hamel en Meurs wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,Putters
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat tussen gemeenten verschillen bestaan in parkeerbelastingbeleid met betrekking tot houders van een gehandicaptenparkeerkaart;
overwegende dat mensen met beperkingen zich steeds op de hoogte moeten stellen van het parkeerbelastingbeleid in verschillende gemeenten alvorens zij zich kunnen verplaatsen, en ook niet weten of parkeerplaatsen en betaalautomaten voor hen toegankelijk zijn;
van mening dat de verschillen in genoemd gemeentelijk parkeerbelastingbeleid houders van een gehandicaptenparkeerkaart belemmeren in hun mobiliteit tussen gemeenten;
van mening dat de vrijstelling van parkeerbelasting voor houders van een gehandicaptenkaart geen grote inbreuk maakt op het beleid van veel gemeenten, waardoor ook de aantasting van het gemeentelijk belastinggebied gering is;
van mening dat deze geringe beperking van het gemeentelijk belastinggebied proportioneel is in het licht van het doel van het bevorderen van mobiliteit van gehandicapten;
van mening dat voor dit wetsvoorstel een groot draagvlak onder gemeenten gewenst is, en dat de horizonbepaling van vijf jaar en de gevraagde evaluatie na drie jaar de gelegenheid bieden om blijvend draagvlak onder gemeenten mee te wegen bij het al dan niet verlengen van de werkingsduur van deze wet;
verzoekt de regering, in overleg met de VNG te treden teneinde de beperkte gevolgen van dit wetsvoorstel, binnen de context van bestaande en aangekondigde wet- en regelgeving ten aanzien van gemeenten, voor de gemeentelijke autonomie te bespreken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter F (30879).
De heer Putters (PvdA):
Wij wachten met belangstelling de reacties af.
Mevrouw Huijbregts-Schiedon (VVD):
Voorzitter. De VVD-fractie is op 16 februari jongstleden bij de behandeling van dit voorstel duidelijk geweest. Het is een uitermate sympathiek voorstel, met de allerbeste bedoelingen – wij hebben ook heel veel waardering voor de indienster – maar met een verkeerd instrument, namelijk wijziging van de Gemeentewet. Zoals gezegd is op voorstel van de PvdA-fractie de besluitvorming helaas met vier weken aangehouden. Mijn fractie heeft zich in de tussentijd indringend gebogen over de vraag of zich in de afgelopen weken nieuwe omstandigheden, feiten of inzichten hebben aangediend die bij de VVD-fractie het muntje in deze besluitvorming de andere kant konden doen oprollen. Helaas moet ik constateren dat dit niet het geval is.
De VVD-fractie blijft bij het standpunt dat wijziging van de Gemeentewet een zwaar middel is, voor een zwaar algemeen belang dat niet op een andere manier gediend kan worden. Hoe sympathiek het doel en de context van dit voorstel ook zijn, het voorstel valt in onze interpretatie niet onder deze criteria. De mate van sympathie voor een voorstel en haar doelgroep mag en kan volgens de VVD-fractie geen ontheffing voor een dergelijke beoordeling vormen. De inhoudelijke argumenten zijn in eerste termijn en tweede termijn voldoend gewisseld. Daaraan wil ik toevoegen dat mijn fractie, vanuit de verantwoordelijkheid die zij voelt bij het innemen van dit standpunt en vanuit de sympathie die zij heeft voor de doelstelling, via andere kanalen zal bevorderen dat het beoogde resultaat wordt behaald. De motie van de heer Putters, die de aanleiding vormt voor deze derde termijn, komt niet tegemoet aan onze bezwaren. Sterker nog, onze bezwaren worden erin bevestigd. Het achteraf repareren van een verkeerd besluit doet niets af aan het nemen van dat verkeerde besluit.
Ten slotte hoop ik dat we vandaag tot besluitvorming komen. Na vier weken uitstel, onduidelijkheid en het wekken van verwachtingen wordt het tijd dat er knopen worden doorgehakt.
Mevrouw Ten Horn (SP):
Voorzitter. Als er in Nederland een prima openbaarvervoerssysteem zou zijn waarvan ook mensen met een handicap uitstekend gebruik zouden kunnen maken, zou er voor de leden van mijn fractie weinig aanleiding zijn om vandaag nogmaals te spreken over het wetsvoorstel dat vrijstelling van parkeerbelasting regelt voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart. Helaas zal dat goed toegankelijke openbaar vervoer nog decennia op zich laten wachten. Veelal zijn gehandicapten dus wel aangewezen op gebruik van een, eventueel aangepaste, auto. Er is echter geen uniforme regeling in Nederland voor het parkeren met een Europese gehandicaptenparkeerkaart. Zeker als je met de auto van de ene naar de andere gemeente moet en geen idee hebt wat voor regeling daar geldt, is dit een lastige en ontmoedigende situatie. In circa 20% van de gemeenten moeten gehandicapten met een gehandicaptenparkeerkaart parkeergeld betalen, terwijl de parkeerkaartmeters vaak moeilijk toegankelijk zijn. Het kost gehandicapten sowieso meer tijd, waardoor zij soms een boete krijgen zonder er iets aan te kunnen doen.
Wij ontvingen in de afgelopen weken van vele burgers adhesieverklaringen voor het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen. Dit wetsvoorstel gaat over onder meer een MS-patiënt, een burger met kinderverlamming, een CVA-patiënt, een rolstoelrijder, een reumapatiënt en andere gehandicapten, voor wie wij een concreet probleem kunnen oplossen. Collega Putters refereerde er al aan: vandaag hebben vertegenwoordigers van de CG-Raad ons nog een petitie overhandigd. Zij zijn tevens als toehoorders bij dit debat aanwezig.
Mijn fractie heeft er volledig vrede mee – dat hebben we ook al in eerste en tweede termijn aangegeven – om de autonomie van gemeenten in het heffen van parkeerbelasting hiervoor een beetje aan te tasten. Mijn fractie is dan ook voor dit wetsvoorstel. We lossen er een praktisch en heel vervelend probleem mee op en voorkomen er ook nog eens mee dat we op dit punt niet gereed zijn voor de implementatie van het VN-verdrag waaraan ik in eerste termijn ook al refereerde. Dat is een tweede rechtvaardiging. Nederland zal dit verdrag nog dit jaar, of begin 2011 ratificeren. De Coalitie voor Inclusie, een bundeling van allerlei organisaties die het belangrijk vinden dat iedereen in onze maatschappij kan meedoen, inventariseert momenteel in enkele werkconferenties knelpunten en formuleert aanbevelingen in verband met de implementatie van dit verdrag. In de "state of the art"-studie voor de werkconferentie die vorige maand werd gehouden, wordt het discriminatie genoemd als mensen voor het aanschaffen van een kaartje niet of niet tijdig genoeg bij een automaat kunnen en vervolgens worden beboet.
In tweede termijn gaf ik aan dat het toch erg pijnlijk zou zijn als uitgerekend dit wetsvoorstel niet zou worden gesteund op het principiële punt van een stapje terug doen in de autonomie van gemeenten. De leden van mijn fractie ondersteunen dan ook van harte de motie van het lid Putters, waarin de regering wordt verzocht om in overleg te treden met de VNG om de beperkte gevolgen van dit wetsvoorstel voor de gemeentelijke autonomie te bespreken en zodoende bij te dragen aan een groot draagvlak voor de implementatie van dit wetsvoorstel.
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Voorzitter. Vandaag vindt de derde termijn van de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel plaats. Wat de CDA-fractie betreft zijn in de schriftelijke fase en in de twee plenaire termijnen de specifieke kwesties rond dit wetgevingsinitiatief al voldoende aan de orde geweest. Dat hoeft niet te worden overgedaan. De CDA-fractie wil deze termijn daarom vooral benutten om aandacht te besteden aan de twee hoofdzaken die aan de orde zijn. Het zij gezegd dat de CDA-fractie aan deze beide zaken groot belang hecht. Het eerste is de verhouding tussen de centrale en gemeentelijke overheid. Het tweede is het wegnemen van obstakels die gehandicapten tegenkomen in het verkeer. Ik ga op deze beide zaken achtereenvolgens kort in en ik rond mijn bijdrage af met een mededeling en een verzoek aan de staatssecretaris.
Het beginsel van decentralisatie is niet louter een pragmatisch ordeningsprincipe. Het vertegenwoordigt een bijzondere waarde in het licht van de democratische rechtsstaat. Het bevordert dat in de publieke besluitvorming recht wordt gedaan aan de plaatselijke omstandigheden en de politieke voorkeuren. In moderne termen gezegd: het maakt maatwerk mogelijk en het bevordert dat besluiten dicht bij de burger worden genomen. Het feit dat dit tot verschillen in gemeentelijke voorzieningen aanleiding kan geven, en ook daadwerkelijk geeft, is daarom in eerste instantie niet een negatief, maar een positief verschijnsel. Gemeentelijke autonomie maakt het verder mogelijk dat sommige gemeenten tot besluiten komen waaraan andere nog niet toe zijn. Meer dan eens vervullen enkele gemeenten zo via experimenten en initiatief een bepaalde voortrekkersrol. Dat leidt ook tot vernieuwing. Goed beschouwd is daarvan ook sprake bij het onderwerp waarover wij vandaag spreken: vrijstelling door gemeenten van parkeerbelasting voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart. Uiteraard is gemeentelijke autonomie geen absoluut gegeven, maar autonomie is wel een kostbaar bezit dat respect verdiend van de centrale overheid. Met inbreuken daarop dient de centrale overheid terughoudend om te gaan. Dat is temeer het geval als blijkt dat via de weg van de vrijwilligheid en de eigen keus een groot deel van de gemeenten ertoe is gekomen om wenselijk geachte maatregelen te nemen. Wanneer wij dit betrekken op het thema van vandaag, de genoemde vrijstelling van de parkeerbelasting, en zien dat 60% van de gemeenten hierin hun verantwoordelijkheid in een bepaalde richting neemt – er wordt zelfs van percentages van 80 en meer gesproken – pleit dat niet voor regelingen uit Den Haag. Met andere woorden: niet de centrale overheid, maar de gemeentelijke overheid is hier het meest aangewezen.
De heer Putters (PvdA):
Hoe interpreteert mevrouw Van Bijsterveld dan de uitkomsten van het VNG-onderzoek dat wij gisteren ontvingen? Een groot deel van de deelnemers aan de VNG-panels zou een landelijke regeling of een regeling zoals mevrouw Van Dijken voorstelt, steunen.
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Als ik het even loskoppel van het CDA-standpunt over deze kwestie en gewoon een analyse pleeg van de enquête zoals ik die gelezen heb, dan zie ik dat die enquête helaas geen onderscheid maakt in de representatie van de resultaten tussen gemeenten waarin al wel een vrijstelling van parkeerbelasting geldt en gemeenten waarvoor dat niet geldt. Daarom is het heel moeilijk om conclusies te trekken uit die enquête. Wij weten niet of het gaat om gemeenten die het al wel of juist niet hebben gedaan.
De heer Putters (PvdA):
Het gaat in de kern echter om de erkenning dat over gemeentegrenzen heen problemen bestaan. Wij hebben dat ook in eerdere termijnen gewisseld, maar ik zou daar toch voor de laatste keer een reactie van de CDA-fractie op willen. Dat iedere gemeente voor zichzelf een beleid kan opstellen en dat wij dat moeten respecteren, deel ik met mevrouw Van Bijsterveld. Het gaat hier echter om een gemeenteoverschrijdend probleem. Mensen met beperkingen hebben te maken met problemen als zij naar andere gemeenten toegaan. Wat is daar de oplossing van de CDA-fractie voor, behalve dan te zeggen dat er beter gecommuniceerd moet worden?
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Dat zijn eigenlijk twee verschillende zaken. Ik heb net al gezegd dat inherent aan de lokale autonomie ook gemeentelijke verschillen bestaan. In sommige gevallen zal dat heel wenselijk zijn. In andere gevallen ligt dat problematischer. Als wij ervan uitgaan dat het in dit concrete geval problematisch ligt ...
De heer Putters (PvdA):
Ik dacht het net verkeerd te verstaan, maar u gaf een duidelijke volgorde aan: in de eerste plaats de verhouding tussen decentraal en centraal en in de tweede plaats de belemmeringen waar mensen met beperkingen mee te maken hebben. U beantwoordt nu weer in dezelfde volgorde. Dat vindt mijn fractie spijtig!
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Sommigen zeggen wel eens "lest best". Misschien is dat in dit geval ook van toepassing. Ik zou aan die volgorde dus niet zo veel waarde hechten. Uw interruptie kwam wel op een goed moment, want ik kom nu precies bij mijn tweede punt: het wegnemen van obstakels die gehandicapten tegenkomen in het verkeer.
Het zij hier benadrukt dat de CDA-fractie het vanzelfsprekend vindt dat het CDA opkomt voor gehandicapten. Ik heb ook in mijn eerdere termijnen gezegd dat dit betekent dat zoveel mogelijk obstakels die gehandicapten in het normale verkeer tegenkomen, moeten worden weggenomen. In de contacten die wij de afgelopen weken hebben gehad met belanghebbenden zijn de uiteenlopende problemen waar gehandicapten in het verkeer tegenaan lopen heel aanschouwelijk verwoord. Ook wij zijn vanochtend aanwezig geweest bij de aanbieding van de petitie waarin dezelfde soorten van argumenten naar voren kwamen.
Voor de CDA-fractie hoeven – ik kom langzamerhand een beetje in de richting van mijn conclusie – een zuivere verhouding tussen centrale en decentrale overheid aan de ene kant en het wegnemen van obstakels in het verkeer voor gehandicapten aan de andere kant elkaar niet in de weg te zitten. Wij hebben daarom als fractie expliciet de stap gezet om aan al onze geestverwante fracties in de gemeenten bijzondere aandacht te vragen voor deze materie en hen op te roepen zich sterk te maken voor vrijstelling van parkeerbelasting in hun gemeenten. Dat is een mededeling die ik hier graag zou willen doen.
De CDA-fractie wil hierbij ook aan de staatssecretaris vragen of zij bereid is om toe te zeggen rechtstreeks en via de VNG met gemeenten in overleg te treden ter bevordering van de vrijstelling van parkeerbelasting voor houders van gehandicaptenparkeerkaarten.
Mevrouw Ten Horn (SP):
Ik heb een praktische vraag. Wat is het antwoord van de CDA-fracties in Leeuwarden, Zwolle, Maastricht, Zutphen, Sluis, Spijkenisse en Tilburg?
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Dat is wat moeilijk te zeggen omdat wij deze brief pas vandaag verzenden. Wij werken wel snel, maar niet zo snel.
De heer Putters (PvdA):
Ik weet niet hoe dat binnen het CDA gaat. Ik respecteer in ieder geval dat mevrouw Van Bijsterveld in goed contact met haar afdelingen staat. Maar het moet toch niet gekker worden. Zij roept nu op tot waar mevrouw Van Dijken hier vandaag voor is. Blijkbaar is er voor de CDA-fractie een heel groot onderscheid tussen wet- en regelgeving en overleg via de VNG en wil zij het allemaal wat vrijwilliger en wat minder verplichtend. Dat is dan het verschil, denk ik. In feite willen wij dus hetzelfde en gaat de CDA-fractie toch tegen het voorstel van mevrouw Van Dijken stemmen, als ik de conclusie goed trek.
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Ik heb in eerdere termijnen heel duidelijk naar voren gebracht dat wij heel sympathiek staan tegenover het doel en dat herhaal ik hier weer. Daarover is geen enkele twijfel. Wij vinden echter wel dat bij het bereiken van een bepaald doel ook de zuivere verhoudingen tussen de verschillende overheden in acht moeten worden genomen. Wij denken dat wij juist door deze manier van opereren, onze oproep aan de staatssecretaris en onze oproep aan onze eigen achterban deze twee zaken met elkaar kunnen combineren.
De heer Putters (PvdA):
Laat ik dan ook een oproep in uw richting doen. U laat een kans schieten om het hier goed te regelen met elkaar, ook voor al die afdelingen waarvoor u hier staat. Volgens mij moet u dat wegen. U hebt hier een kans en die kunt u volgens mij niet laten lopen als u dat doel, net als wij, zo hoog hebt.
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Ik heb net gezegd dat het doel één ding is, maar dat de verhouding tussen overheden een tweede is en dat daar het decentralisatiebeginsel aan de orde is. Dat is niets vreemds. Dat is heel gebruikelijk en dat plegen wij bij andere onderwerpen ook te doen.
Voorzitter. Het vorenstaande maakt duidelijk dat de CDA-fractie de bezwaren tegen dit initiatiefwetsvoorstel handhaaft. De motie-Putters c.s. komt ook niet aan deze bezwaren tegemoet. De centrale wetgever is niet de eerste instantie om op te treden. Wel heeft de initiatiefneemster voor het wetsvoorstel aan iedereen duidelijk aandacht gevraagd voor de problemen waarmee gehandicapten geconfronteerd worden in het verkeer. Dat is te waarderen. En ook wij als CDA-fractie waarderen dat zeer. Voor ons heeft het er echter toe geleid dat wij via de weg van de geestverwante fracties in de gemeenten hier aandacht voor vragen en dat wij hen oproepen om de problemen, voor zover mogelijk, weg te nemen. Dat leidt er ook toe dat wij de staatssecretaris vragen om toe te zeggen, rechtstreeks en via de VNG met gemeenten in overleg te treden ter bevordering van de vrijstelling van parkeerbelasting voor houders van gehandicaptenparkeerkaarten. Wij vernemen dan ook heel graag van de staatssecretaris of zij bereid is tot deze toezegging.
De heer Holdijk (SGP):
Voorzitter. Aan hetgeen ik in eerste en tweede termijn namens onze beide fracties naar voren gebracht heb, heb ik in deze derde termijn in feite niet veel toe te voegen. Ik zou mij wat dat betreft zelfs in hoge mate aan kunnen sluiten bij de woorden van mevrouw Huijbregts-Schiedon.
Ik voer toch het woord in derde termijn vanwege de indiening van de motie-Putters c.s., die ik zie als een goedbedoeld gebaar ten gunste van het wetsvoorstel en om het wetsvoorstel voor afwijzing te behoeden. Juist die motie – dus afgezien van wat ik eerder gezegd heb in eerste en tweede termijn – roept bij mij nogal wat vragen en raadsels op. Er is een verzoek aan de regering in vervat. Ik mag dus aannemen dat wij in ieder geval een reactie van de zijde van de regering krijgen op dit punt of zij bereid is, uitvoering te geven aan deze motie als die zou worden aangenomen. Dat houdt in dat zij een gesprek gaat voeren met de VNG over gemeentelijke autonomie. Dat is toch de inhoud, als ik het goed lees. Als zodanig zie ik het verzoek ook als een soort alternatief voor het wetsvoorstel. Zou het wetsvoorstel afgewezen worden en de motie aanvaard, dan zou het beoogde resultaat hetzelfde moeten zijn. Dat gaat mijn voorstellingsvermogen ietwat te boven, maar ik word te hulp geschoten, zie ik.
De heer Putters (PvdA):
Ik ben blij met de vragen van de heer Holdijk omdat ik er graag antwoord op geef. Laten wij niet elkaars werk op die manier beoordelen. Ik heb heel goed naar de heren Holdijk en Engels en mevrouw Van Bijsterveld geluisterd. Zij hebben allemaal dezelfde zorgen geuit. Ik heb inderdaad een poging gedaan om dit wetsvoorstel te behoeden voor een tegenstem, onder andere van de fracties van de genoemde woordvoerders. Wat ik hiermee probeer te zeggen, is dat ik de regering vraag om de risico's die de genoemde woordvoerders zien en die ik in mindere mate zie, met de VNG te gaan bespreken en te kijken hoe zo veel mogelijk kan worden aangesloten bij lokaal beleid en hoe de lasten voor gemeenten zo veel mogelijk kunnen worden beperkt bij de uitvoering van dit wetsvoorstel. De heer Holdijk heeft gelijk. Ik verander niets aan de kern van dit wetsvoorstel, maar deze motie is echt bedoeld om de zorgen weg te nemen dat de lokale autonomie te veel beperkt zou worden. Dat is alles.
De heer Holdijk (SGP):
Toch blijf ik met de vraag zitten wat de regering met een dergelijke motie en een dergelijk verzoek van de zijde van de Kamer zou moeten. Ik blijf toch zeer benieuwd naar de reactie van de regering op dit punt. Ik kan dit voorlopig niet anders zien dan dat het voorstel, als het wet zou worden, toch als een soort stok achter de deur moet functioneren bij het gesprek dat dan plaats zou moeten vinden tussen regering en VNG. Nogmaals, ik wil de goede bedoelingen van de heer Putters, ook richting onze fracties, zeker accepteren, maar het blijft voor ons een aspect dat ons bepaald niet over de eerder geuite bezwaren heen zal helpen, zo vrees ik, tenzij er een wonder gebeurt.
De heer Engels (D66):
Voorzitter. Ik heb mij in de loop van het debat ook nog even bij u gemeld. Eigenlijk sta ik hier op dezelfde manier als de voorgaande spreker, de heer Holdijk. De PvdA heeft verzocht om een derde termijn. Om hoffelijkheidsredenen hebben wij die uiteraard toegestaan, maar inhoudelijk was en is er geen enkele reden om voort te gaan met het debat. De zaken waren namelijk duidelijk. Er is echter een nieuw element: de motie van de heer Putters.
De motie beoogt een verzoening tot stand te brengen tussen hen die de principiële bezwaren koesteren ten aanzien van de aantasting van de lokale autonomie en de sociale doelstelling, in dit geval een belang van gehandicapten. De bedoeling is om met die motie de tegenstellingen te verzoenen. Overigens ben ik met de heer Putters van mening dat de tegenstellingen wel een wat al te zwaar karakter kregen. Het is helemaal geen tegenstelling; het gaat om twee heel verschillende dingen. De motie biedt, in die zin aangekondigd, eigenlijk geen enkel perspectief of nieuw gezichtspunt om de zorgen over de aantasting van de autonomie weg te nemen. Op het moment dat het wetsvoorstel wordt aangenomen, is de inperking van de lokale autonomie daar. Dat is precies het wezen van dit debat. Als de centrale wetgever een wet tot stand brengt en iets oplegt aan gemeenten om te regelen, dan is dat per definitie al een aantasting van de lokale autonomie. Daar kan geen motie iets aan veranderen. In de motie staat nadrukkelijk dat het een geringe en proportionele inperking is. Wij zouden het daarmee eens moeten zijn, geheel in tegenstelling met de inbrengen die mijn fractie en die van de OSF hebben geleverd. Als wij zouden instemmen met de motie, zouden wij erkennen dat wij de vorige keer standpunten hebben verkondigd die bij nader inzien niet verkondigd hadden kunnen worden. Wij zijn heel erg voor vernieuwing, maar dit gaat wel heel ver. De beoogde verzoening zie ik niet en die is er ook niet. Bij de oproep aan de staatssecretaris om de gevolgen van een aan te nemen wetsvoorstel te gaan bespreken met het veld, heb ik dezelfde gevoelens als de heer Holdijk. Als ik staatssecretaris was, zou ik, denk ik, niet goed weten wat ik dan zou moeten gaan doen. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom ik dat nooit zal worden.
Tot slot. Ik sluit mij aan bij de oproep van de CDA-fractie aan de staatssecretaris om met de VNG in overleg te treden om te kijken of er iets kan worden gedaan aan de hierbij aan de orde zijnde doelstelling – het verbeteren van de positie van de gehandicapten, waar ook mijn fractie geheel voor is – langs een andere weg dan centrale wetgeving, maar met respect voor de lokale autonomie. Deze oproep steun ik dus. Ik ben ook buitengewoon benieuwd hoe de staatssecretaris daarop gaat reageren.
Voorzitter. Dank u wel voor uw edelmoedigheid dat ik nog even iets mocht zeggen.
De voorzitter:
Dank u wel. U hebt zich netjes aan de tijd gehouden. Dat geeft mij reden om nu het woord te geven aan de initiatiefneemster en daarna aan de staatssecretaris.
Mevrouw Ten Horn (SP):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Sorry. Mevrouw Ten Horn heeft nog een vraag aan de heer Engels. Ik zie dat de heer Engels inmiddels weer op zijn plek zit. Ik vraag hem, de vraag aan te horen en daar een goed antwoord op te geven.
Mevrouw Ten Horn (SP):
Ik had ook nog een element ingebracht, namelijk het klaar zijn voor begin 2011 als wij het VN-verdrag geratificeerd hebben. Hoe denkt de heer Engels dat wij die gemeenten – ik heb er eerder een paar genoemd, maar het is een lijst van meer dan 40 gemeenten – VN-verdragproof krijgen?
De heer Engels (D66):
Die vraag is mij de vorige keer ook gesteld. Toen heb ik daar antwoord op gegeven. Ik verwijs kortheidshalve naar datgene wat we toen hebben gewisseld.
Mevrouw Van Dijken:
Voorzitter. Het is goed dat wij nog steeds beschikken over een Eerste Kamer, omdat daar aanstaande wetgeving nog eens rustig tegen het licht wordt gehouden en met enige afstand wordt bekeken op complicaties en consequenties. Ik vind het verheugend vandaag te kunnen vaststellen dat een aantal partijen heel nadrukkelijk afstand van die afstand heeft genomen en stuk voor stuk uitspreken dat ze te doen hebben met mensen met beperkingen die tegen drempels aanlopen, en dat ze mijn wetsvoorstel om daarin verandering aan te brengen uiterst sympathiek, zeer de moeite waard en erg aardig vinden. Ik heb de Kamer laten zien hoe lastig het is om met een handicap door Nederland te komen. Gelukkig heeft een groot deel van de sprekers mij daarvoor vandaag niet nodig gehad, maar de ervaringsdeskundigen van Makkers Unlimited. Hun petitie is in ontvangst genomen door de Kamer. Aan de tekst van die petitie, voor- en achterop, heb ik niets toe te voegen. Duidelijker en helderder kan niet.
Ik zou de Kamer willen vragen "to put your money where your mouth is": om het serieus te menen dat mensen met een beperking wat mobiliteit betreft over gemeentegrenzen heen werkelijk snel en adequaat kunnen participeren, ongehinderd door onzekerheid. Ik zal die onzekerheid schetsen met een voorbeeld dat de leden mogelijk wat bizar vinden. Stel dat het in 20% van de gemeenten in Nederland is toegestaan om door rood licht te rijden, zouden de leden dan nog de weg opgaan en zich nog veilig voelen? Dat is wat gebeurt met mensen met een beperking die daarvoor een kaart hebben gehad, op basis waarvan ze kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven, en aanlopen tegen onzekerheden die misschien niet zo lijfelijk bedreigend zijn als door rood licht rijden, maar hen de facto uitsluit van normaal maatschappelijk verkeer. Mensen met een GPK betalen niet aan de gemeente wegenbelasting, maar aan het Rijk. Zij lopen er vervolgens tegenaan dat openbare parkeerplaatsen voor hen niet toegankelijk en niet bruikbaar zijn. Dat is geen voortrekken – dat is dit keer niet genoemd, maar ik doe het wel – dat is gelijk trekken. Dat is geen ongelijkheid, in de zin van een mazzeltje, dat is een doeltreffende poging om gelijkheid voor elkaar te krijgen.
Mevrouw Ten Horn verwees terecht naar het door Nederland zeer snel ondertekende VN-verdrag voor de rechten van mensen met functiebeperkingen. Er moet overigens nog worden geratificeerd, en dan komt dit hier langs. Ik hoor leden zeggen dat ze belemmeringen willen wegnemen en dat ze het voorstel zo sympathiek vinden, en vervolgens sluiten ze af met de uitspraak dat ze toch niet van mening zijn veranderd. Dat staat de leden vrij, dat weet ik, maar ik mag het wel betreuren, en dat doe ik zeer. Hoewel ik mij had voorgenomen voor eenieder heel erg aardig te blijven – dat ben ik namelijk van mezelf – ga ik toch een opmerking maken richting het CDA. Ik hoor mevrouw Van Bijsterveld zeggen dat zij vandaag een brief heeft doen uitgaan naar de CDA-raadsleden die recentelijk zijn verkozen op basis van een recentelijk opgesteld verkiezingsprogramma. Als dat haar betrokkenheid is, zou het heel chic zijn geweest als zij al in september, toen de Kamer mijn voorstel kreeg, tegen "haar" gemeenteraadsleden had gezegd: neem dit mee in het gemeenteraadsprogramma. Het CDA wil het langs andere kanalen, de VVD maakt die opmerking en D66 geeft aan dat het op een andere manier kan. Dat is juist, en dat heb ik de afgelopen vijf jaar ook hard en redelijk succesvol geprobeerd, want inmiddels doet 80% van de gemeenten dat. Ik had met de Kamer gehoopt dat de laatste 20% snel door de bocht zou gaan, maar dat is niet gebeurd. De Kamer kan een versnelling aanbrengen in dat proces. Ik moet concluderen dat voor de Kamer het zwaartepunt ligt bij de gemeentelijke autonomie. Ik ben bang dat dit een discussie wordt tussen de rekkelijken en de preciezen. In deze Kamer is gedebatteerd over de Crisis- en herstelwet. Er zijn partijen die in het kader van de campagne rustig durven voor te stellen de ozb af te schaffen. Dát gaat over gemeentelijke autonomie, met enorme consequenties. Ik heb er weinig behoefte aan mezelf kleiner te maken dan ik ben, maar dit voorstel gaat over een klein stukje van het gemeentelijk beleid, en dan nog over een deel van de gemeentelijke parkeerverordeningen.
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Ik heb in mijn bijdrage helder gemaakt dat het doel waarvoor wij staan hetzelfde is. Wij verschillen alleen over de manier waarop dat doel moet worden bereikt. Dat is een legitiem verschil, waarover in deze Kamer verschillend wordt gedacht. Wij hebben duidelijk gemaakt dat het bij ons niet alleen blijft bij mooie woorden in deze vergaderzaal, maar dat wij daadwerkelijk het initiatief hebben genomen om dit in onze achterbannen tot een belangrijk punt te maken, voor zover dat niet al het geval was.
Mevrouw Van Dijken:
Ik herhaal dat de ene vorm van Haagse beïnvloeding op lokaal niveau blijkbaar een andere status heeft dan de andere vorm daarvan. Ik denk dat dat zo is: wetgeving gaat verder dan brieven en telefoontjes. Maar kunnen we niet op basis van die gedeelde zorg en die gedeelde betrokkenheid bij mensen waarvan we vinden dat ze op alle mogelijke terreinen moeten participeren als gewoon Nederlands burger – ik doel op scholing, huisvesting en werk – en die aanlopen tegen praktische belemmering, de bestaande traagheid wegnemen? Waarom wil de Kamer die belemmeringen in stand houden? Als een soort dogma is gesteld dat de gemeentelijke autonomie niet mag worden aangetast, terwijl eenieder weet dat de gemeentelijke autonomie geen dogma en niet onaantastbaar is. Daar geeft deze Kamer met enige regelmaat blijk van. Ik denk dat het goed is om tussen de verschillende bestuurslagen te communiceren. Als het over de eigen burgers gaat, is dat inderdaad de gemeente, maar het vervelende bij mobiliteit is nu net dat het ook over burgers uit een andere gemeente gaat, of over burgers uit de eigen gemeente die naar een andere gemeente toe willen. Daarin worden zij belemmerd. Ik verschil met een aantal leden fundamenteel van mening over het begrip gemeentelijke autonomie. Ik verwijs daarvoor naar de brief van de VNG, waaruit ik vorige keer heb geciteerd, en ik verwijs naar het VNG-ledenpanel. Het systeem dat de leden zeggen te beschermen, zegt zelf: jongens, regel het maar, voor ons is het geen halszaak. Bij de ozb ligt dat, ik kan dat de Kamer verzekeren, anders.
Als we niet uitkijken, wordt dit een herhaling van zetten. Ik heb mijn best gedaan, ik zou graag willen afsluiten met een herhaalde oproep om de petitie nog eens door te lezen. Daarin staan alle argumenten op een rijtje. Als de Kamer dit werkelijk een sympathiek voorstel vindt en vindt dat we het doel delen, dan begrijp ik niet aan welke haakje zij zich vasthoudt om dan toch tegen te stemmen.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Voorzitter. Een maand geleden waren we hier al bij elkaar om te bekijken of een oplossing mogelijk is voor het evidente probleem waarvoor mevrouw Van Dijken aandacht vraagt, namelijk dat gehandicapten in hun vrijheid worden beperkt door verschillende parkeerregels in diverse gemeenten. Veel van wat ik toen heb aangegeven, geldt nu nog steeds in reactie op wat ik vandaag van de kant van de Kamer heb gehoord.
Ik herhaal hoe het kabinet dit voorstel heeft beoordeeld. Wij hebben geoordeeld dat de gehandicapten kunnen worden geholpen met een uniforme regeling voor houders van een gehandicaptenparkeerkaart om te parkeren. Deze regeling vormt een beperkte inperking van de lokale autonomie en wordt na drie jaar geëvalueerd, op grond van het amendement van de Tweede Kamer. Daarmee is afgesproken dat dan zal worden bekeken of betere middelen voorhanden zijn om het onderliggende probleem voor de mensen die het betreft op te lossen. Het kabinet oordeelde dat dit een sympathiek voorstel is en zo zijn wij hier met elkaar terechtgekomen.
Ik heb natuurlijk ingebracht dat ook wij die beperking van de gemeentelijke autonomie hebben gewogen, maar het is uiteindelijk aan deze Kamer om deze te beoordelen. Wij hebben geoordeeld dat deze dusdanig klein van aard is dat zij aanvaardbaar is. Daarom hebben wij geen negatief oordeel over dit wetsvoorstel gegeven. Het is uiteraard aan deze Kamer om die inperking van de lokale autonomie en de rechtvaardiging daarvan te beoordelen. Wat betreft de weging die ik destijds heb gemaakt en alles wat erover gezegd is, heb ik eigenlijk niets toe te voegen aan mijn eerste termijn, omdat de stellingname van het kabinet op dit punt niet is veranderd. Het is wat ons betreft ook niet controversieel.
Dan kom ik op de concrete vragen die nog zijn ingebracht. Ik heb in eerste en tweede termijn nadrukkelijk ook gesproken over hoe ik hecht aan lokale autonomie en dat er een weging wordt gemaakt. Deze derde termijn is op verzoek van de fractie van de PvdA, die om schorsing heeft gevraagd. Mevrouw Huijbregts en mevrouw Ten Horn hebben mij geen specifieke vragen gesteld. Mevrouw Van Bijsterveld heeft gevraagd naar twee punten. Het eerste punt is de verhouding tussen centrale overheid en gemeenten en het ingrijpen in de gemeentelijke autonomie door middel van wetgeving en het tweede punt is het wegnemen van obstakels. Zij vroeg of ik gemeenten rechtstreeks wil benaderen en via de gemeenten aandacht wil vragen voor de problematiek waar het hier om gaat. Ik heb gezegd dat het gaat om een beperkt aantal gemeenten, omdat 80% ervan dit al doet. Ik wil dat natuurlijk doen. Ik heb in de Tweede Kamer ook al gezegd dat ik het van belang vind dat gemeenten die afweging serieus maken en goed kijken naar deze problematiek. Ik zeg nadrukkelijk toe dat ik die twee zaken zeker op mij zal nemen, omdat ik wel hecht aan de inhoud van dit wetsvoorstel voor meer mogelijkheden voor gehandicapten als het gaat om bewegingsvrijheid.
De heer Engels had ook geen specifieke vragen. De heer Holdijk had wel een specifieke vraag, maar die ging over de motie van de heer Putters. Deze motie verzoekt de regering om in overleg te treden met de VNG. Daar heb ik op zichzelf geen bezwaar tegen, gesteld dat het wetsvoorstel wordt aangenomen, want de motie redeneert van daaruit. In die zin zou ik het oordeel over de motie aan de Kamer willen laten. Dan gaat het over de gevolgen van het wetsvoorstel en de relatie tot de beperking van de gemeentelijke autonomie. Beperking van de gemeentelijke autonomie is eigenlijk voortdurend onderwerp van gesprek met de VNG, kan ik zeggen. Deze betreft niet alleen dit terrein, maar meerdere terreinen. Ik heb geen onoverkomelijk bezwaar tegen deze motie en laat het oordeel aan de Kamer. Als de heer Engels ooit staatssecretaris wordt, denk ik dat hij vast wel mogelijkheden ziet om met de VNG over zo'n onderwerp overleg te voeren.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik heb uit het debat mogen begrijpen dat er ten minste één fractie is die graag hoofdelijke stemming wenst. Ik stel voor om volgende week over dit wetsvoorstel en de ingediende motie te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
Sluiting 15.36 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20092010-23-1020.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.