26ste vergadering

Dinsdag 11 april 1995

12.00 uur

Voorzitter: Tjeenk Willink

Tegenwoordig zijn 66 leden, te weten:

Baarda, Baarveld-Schlaman, Barendregt, De Beer, Van den Berg, De Boer, Bolding, Boorsma, Van Boven, Van den Broek-Laman Trip, Coenemans, Van Dijk, Ermen, Eversdijk, Fleers, Gelderblom-Lankhout, Van Gennip, Van Gijzen, Ginjaar, Glastra van Loon, Van Graafeiland, Grol-Overling, Heijmans, Heijne Makkreel, Hilarides, Hoefnagels, Holdijk, Jaarsma-Buijserd, Korthals Altes, Van Kuilenburg-Lodder, Kuiper, Van Leeuwen, Luimstra-Albeda, Mastik-Sonneveldt, Van der Meer, Mertens, Van der Meulen, Michiels van Kessenich-Hoogendam, Van Muijen, Pit, Pitstra, Postma, Redemeijer, Rongen, De Savornin Lohman, Schinck, Schuurman, Spier, Staal, Stevens, Talsma, Tiesinga-Autsema, Tjeenk Willink, Tuinstra, Tummers, Van Veldhuizen, Veling, Van Velzen, Verbeek, Vermaat, Vrisekoop, Wagemakers, Werner, Van der Wiel-Bosch, Van de Zandschulp en K. Zijlstra,

en de heer Dijkstal, vice-minister-president, minister van Binnenlandse Zaken, mevrouw De Boer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, en de heer Melkert, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Steenkamp, wegens vreugdevolle familie-omstandigheden;

Van Wijngaarden, wegens ziekte.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ingekomen is een brief van de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van 27 februari 1995, met het verzoek aan de Kamer om in te stemmen met zijn voornemen tot het slaan van een Koninklijk besluit ten behoeve van de inwerkingtreding van de Rijkswet van 15 december 1994, houdende wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met het voortzetten van de in het Statuut neergelegde rechtsorde ten aanzien van Aruba (kamerstuk 22593, R1544, nr. 19).

Ik stel aan de Kamer voor om, gehoord het advies van de commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, met dit verzoek in te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat is binnengekomen op 5 april jl. een geannoteerde agenda voor een bijeenkomst van het Uitvoerend Comité van Schengen op 28 april a.s., aangevuld per brief van 7 april jl. In ieder geval bevat de overgelegde agenda één ontwerp-besluit met Koninkrijk-bindend karakter.

Gelet op de procedure die hier geldt, heb ik heden een signaal afgegeven aan de betreffende bewindslieden dat het gebruikelijke beraad hier mogelijk maakt om te kunnen vaststellen of uitdrukkelijke instemming gevraagd moet worden.

De overige ingekomen stukken staan op een lijst, die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

(Deze lijst is, met de lijst van besluiten, opgenomen aan het eind van deze editie.)

Naar boven